Grootaers, Ludovic

Persoon
Geboorte
Tongeren, 9 augustus 1885
Overlijden
Leuven, 12 oktober 1956
Leestijd: 2 minuten

Volgde de humaniora in het Onze-Lieve-Vrouw-College te Tongeren en het Klein Seminarie van Sint-Truiden. Grootaers studeerde te Leuven Germaanse filologie en promoveerde er in 1907 op het proefschrift Het dialect van Tongeren. Hij was leraar aan het gemeentelijk college te Nijvel (1907) en aan de athenea van Namen (1908-1919) en Leuven (1919-1935). Daarnaast werd hij aan de Leuvense universiteit assistent in het fonetisch laboratorium van Adriaan Noyons (1920) en in 1924 docent. In 1935 werd hij tot gewoon hoogleraar benoemd. Zijn wetenschappelijke verdiensten liggen vooral op het gebied van het dialectonderzoek in Vlaanderen. Hij richtte te Leuven het eerste dialectologisch instituut van het Nederlandse taalgebied op en verzamelde tussen 1921 en 1955 door middel van schriftelijke enquêtes veel materiaal, dat vooral voor de studie van de woordenschat geschikt is. Hij publiceerde talrijke kleine dialectgeografische studies.

Grootaers is vermoedelijk de taalgeleerde uit de eerste helft van de 20ste eeuw geweest die de taaltoestanden in Vlaanderen het scherpst heeft geobserveerd. Daarvan getuigen naast zijn dialectologische publicaties zijn artikelen over Belgische interferentieverschijnselen, vooral in het Brussels Frans, zijn met onze taaltoestanden in hoge mate rekening houdend Nederlands-Frans woordenboek, sommige passages in het handboek Inleiding tot de taalkunde en talrijke verspreide opmerkingen die hem als sociolinguist avant la lettre kenmerken. Om de Vlaamse taaltoestanden te helpen normaliseren heeft hij op zijn bescheiden en nuchtere manier veel nuttig werk verricht, juist door zijn vertaalwoordenboek, waarin systematisch aan taalzuivering werd gedaan, door een reeks bijdragen over de invoering van Nederlandse vakterminologie in Vlaanderen, door rapporten en raadgevingen ter bevordering van het Algemeen Beschaafd Nederlands, door een taalpolitieke stellingname in verband met de volkstelling die in 1940 had moeten plaatshebben, misschien nog vooral door zijn onderwijs, waarin hij zijn studenten leerde de Vlaamse taaltoestanden afstandelijk te observeren.

Werken

– 'Het dialect van Tongeren', in Leuvensche Bijdragen, jg. 8 (1908-1909), p. 101-257 en p. 267-353 en jg. 9 (1910-1911), p. 1-35 en p. 121-181.
– (Bewerking en herschrijving van) C.P.F. Lecoutere, Inleiding tot de taalkunde en tot de geschiedenis van het Nederlands, derde tot zesde druk, 1926-1948.
– Frans-Nederlands, Nederlands-Frans woordenboek, 1931 (talrijke malen herdrukt).

Literatuur

– Album Grootaers, 1950 (met overzicht van zijn wetenschappelijk werk en bibliografie tot 1949).
– F. van Coetsem, 'Ludovic Grootaers', in Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden (1956-1957), p. 100-105.
– J.L. Pauwels, 'Ludovic Grootaers', in Jaarboek van de KVATL (1958), p. 181-208.

Suggestie doorgeven

1998: Jan Goossens

Databanken

Inhoudstafel