Lateur, Frank

Persoon
Toon Breës (1998)
Volledige voornaam
Franciscus Petrus Maria
Pseudoniem
Stijn Streuvels
Geboorte
Heule, 3 oktober 1871
Overlijden
Ingooigem, 15 augustus 1969
Leestijd: 6 minuten

Was medewerker aan Van Nu en Straks en lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Van zijn scheppend proza zijn vooral Lente (1899), De oogst (1900), Langs de wegen (1902), De Vlaschaard (1907), Het leven en de dood in de ast (1926) en De teleurgang van de Waterhoek (1927) te vermelden. De visionaire sterkte samen met de "onverbiddelijke erkenning van de werkelijkheid" (Albert Westerlinck) – zonder moraliserend commentaar – de scheppende taalkracht van zijn proza en de universaliteit van zijn thematiek tillen zijn werk uit boven de (West-)Vlaamse herkenbaarheid en laten particularisme en streekliteratuur ver achter zich. Kenmerkend is niet alleen de waarneming vanuit de hoogte, die de mensen tot nietige stippen herleidt binnen het grote, onverroerbare "wielen van het ronde jaar" ('De Vlaschaard', in Volledig Werk, II, 1972, p. 506), maar ook het sterk inzoomen op het menselijk gebeuren, dat gekarakteriseerd wordt door machteloze berusting of prometheïsch – zinloos – verzet. Lange tijd heeft men te weinig ingezien dat in Streuvels' beste werken de mens centraal staat. Voor de geestelijke ontvoogding van Vlaanderen heeft zijn oeuvre een grote cultuurhistorische betekenis en het blijft tegelijk een sociologisch document van allereerste rang.

De individualistisch ingestelde Streuvels gaf in diverse publicaties blijk van zijn Vlaamsgezindheid. In 1907 zette hij zich in "De verbazing van een landman" (artikel in Vlaanderen, jg. 5 (1907), p. 385-396) bijzonder nadrukkelijk in voor de vernederlandsing van het onderwijs: "een Vlaams onderwijs van onder te boven (...) een Vlaams onderwijs of geen onderwijs". De methode van de Vlaamse strijd, die zich vooral uitte in massamanifestaties en redevoeringen, vond hij nutteloos.

Hij riep op tot staking en boycot, ook toen hij zich in 1909 met betrekking tot de vernederlandsing van het hoger onderwijs in "Strijd of Zegepraal" (artikel in Hooger Leven, jg. 4, nr. 36 en 37, 4 en 7 september 1909), tot de Vlaamse studenten richtte: "Maar de vijand? de vijand zit in ons, wijzelf zijn onze vijanden, Vlamingen die onbewust zijn van hunne lafheid; (...) er ontbreekt ons vooreerst bewustzijn en konsekwentie!" Uit Vlaams protest zegde hij in 1913 zijn abonnement op Le XXe Siècle publiek op.

Zijn dualistisch karakter schiep soms verwarring. Enerzijds ondersteunde hij zijn mening met zijn moreel gezag, maar anderzijds, geschrokken van de tegenstand die hij opriep, zwakte hij zijn verklaringen nadien weer af. Zo relativeerde hij in 1909 in het rond de Rodenbachfeesten te Roeselare uitgegeven Rodenbachsblad de literaire waarde van deze jonggestorven dichter, om reeds in het volgende nummer op zijn stappen terug te keren.

In 1915 lokte de publicatie van zijn oorlogsdagboek in de Belgische pers en in het buitenland heftige reacties uit, waarin Streuvels van Duitse sympathieën beschuldigd werd. Hij kreeg verdedigers, maar ook felle tegenstanders, aanvankelijk vooral van uitgeweken Belgen "die veilig in Holland opgeborgen zaten" ('Ingooigem II', in Volledig Werk, IV, 1973, p. 1337), terwijl de Duitse pers het dagboek misbruikte om de inval goed te praten. Streuvels publiceerde rechtzettingen en schreef zelfs een pathetisch patriottisch stuk "Aan onze koningin", eerst verschenen in het Koningin Elisabethboek (Londen, 1916) en nadien nogmaals in het weekblad De Gavergalm (jg. 1, nr. 2, 16 maart 1918). Hedwig Speliers noemt Streuvels in dit verband "een ambivalent en opportunistisch man" (Dag Streuvels, p. 403). Vermoedelijk was Streuvels' reflex eerder ingegeven door de Gezelliaanse ontgoocheling ("Wacharme! En ik ben uitgekropen!") over de slecht ingeschatte reacties. Een groot deel van zijn dagboek zou hij niet meer publiceren. Het werd pas in 1978 ontdekt (en in 1979 integraal gepubliceerd) door Luc Schepens, conservator van het Lijsternest, het als museum ingerichte huis van Streuvels te Ingooigem. Na lezing van het hele dagboek, kan men Streuvels zeker geen pro-Duitse sympathieën toeschrijven. In 1917 weigerde hij overigens lid te worden van de Raad van Vlaanderen.

Door zijn aanwezigheid in 1919 op de Rodenbachfeesten te Roeselare en in 1931 op de IJzerbedevaart ondersteunde hij de idealen van de V.B. Op 3 februari 1925 werd hij lid van de Roomsch Katholieke Vlaamsch Nationale Vereeniging. Met een interview in Ons Vaderland van 3 januari 1926 ("Ik ben volledig akkoord met het activistisch principe") zorgde hij in 1926 – kort na zijn bevordering tot officier in de Leopoldsorde – opnieuw voor opschudding. En weer haastte Streuvels zich om zijn verklaring af te zwakken en zelfs de verantwoordelijkheid ervoor te ontkennen. In 1928 nam hij het in Het Kortrijksche Volk (9 december) op voor de Vlaamsgezinde kapelaan Hector Speybrouck van Ingooigem. Speybrouck had op 11 november 1928 in de parochiale feestzaal van Ingooigem een toespraak gehouden, die kwaad bloed zette bij de belgicisten en in La Libre Belgique van 23 november 1928 un discours scandaleux genoemd werd. Reeds op 28 november 1928 werd Speybrouck uit zijn ambt geschorst. Streuvels – die naar eigen zeggen niet bij de toespraak aanwezig was – deelde blijkbaar de verontwaardiging van de meeste parochianen over deze schorsing en over de partijdige berichtgeving in La Libre Belgique.

In de jaren 1935-1936 raakte Streuvels verzeild in een vanuit Hamburg gestuurde Flamenpolitik. Zo reisde hij op 26-27 mei 1935 naar Hamburg en naar de hoeve Thansen in de Lüneburger Heide voor een tweedaagse voordrachtsreis. In 1936 werd aan Streuvels (tevens aan Cyriel Verschaeve en – postuum – aan René de Clercq) in Hamburg de Rembrandtprijs toegekend. Streuvels reisde, volgens eigen zeggen, om gezondheidsredenen niet naar Hamburg om de prijs in ontvangst te nemen. Vermoedelijk was hij zich overigens niet bewust van de ruimere politieke constellatie. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kreeg hij het bijzonder moeilijk, omdat de Duitse propagandamachine van Goebbels hem voor de Duitse zaak en voor de Flamenpolitik probeerde te winnen. Bij zijn zeventigste verjaardag werd aan Streuvels door de universiteit van Münster een eredoctoraat toegekend. Toen de rector magnificus met een Duitse delegatie op 4 oktober 1941 de oorkonde in het Lijsternest kwam overhandigen, was Streuvels – sluw maar ook gedurfd – afwezig. In de zomer van 1942 volgde Streuvels van dichtbij de Duitse verfilming van De Vlaschaard. Na de oorlog zal hij – niet erg overtuigend – aantonen dat het contract al van voor de oorlog dateerde. In de jaren na de oorlog heeft hij herhaaldelijk verbitterd de mening uitgesproken, dat men in Vlaanderen zijn situatie niet begrepen had. Dat Streuvels geheel ten onrechte geassocieerd werd met de Blut-und-Bodenliteratuur, is vrijwel uitsluitend te wijten aan de propagandamachine van Goebbels; met het wezen van zijn literair werk en met zijn persoonlijke, in de grond apolitieke ingesteldheid heeft het niets te maken.

De oudere Streuvels bracht geen opschudding meer in het Vlaamse of Belgische kamp. Maar in 1959 – toen van Vlaamse zijde geageerd werd voor een vaste afbakening van de taalgrens en tegen de faciliteiten voor Franstaligen in de Vlaamse randgemeenten rond Brussel – publiceerde hij samen met Herman Teirlinck nog een oproep om op te komen voor "een onschendbaar taalgebied" en "de volstrekte onaantastbaarheid (van de) geboortegrond" (De Standaard, 29 oktober 1959).

Werken

Volledig Werk, 4 dln., 1971-1973.
In oorlogstijd, 1979.
Uit-lust-met-de-penne, 1982.

Literatuur

– A. Westerlinck, M. Janssens, J. Weisgerber (e.a.), Een eeuw Streuvels, 1971.
– L. Schepens, Kroniek van Stijn Streuvels 1871-1969, 1971.
– A. Demedts, Stijn Streuvels, een terugblik op leven en werk, 1971.
– G. Knuvelder, 'Inleiding', in S. Streuvels, Volledig Werk, I, 1971, p. 9-131.
– M. Janssens, 'Inleiding', in S. Streuvels, Volledig Werk, II, 1972, p. 7-157.
– J. Weisgerber, 'Inleiding', in S. Streuvels, Volledig Werk, III, 1972, p. 7-125.
– G. Stuiveling, 'Inleiding', in S. Streuvels, Volledig Werk, IV, 1973, p. 7-164.
– K. Smits, Een nieuwe kijk op de jonge Streuvels. De Briefwisseling met Emmanuel de Bom en het werk uit de eerste jaren, 1993.
– K. Smits en T. Breës, 'Stijn Streuvels tussen hamer en aambeeld. De traumatische jaren 1940-1941', in WT, jg. 52, nr. 4 (1993), p. 214-237.
– H. Speliers, Dag Streuvels, 'Ik ken den weg alleen', 1994.
– R.F. Lissens, 'Het tijdschrift waarover in het voorjaar van 1941 in het Lijsternest werd gepraat', in WT, jg. 54, nr. 1 (1995), p. 23-33.
– K. Smits, 'Stijn Streuvels en Hamburg. De voordrachtsreis (1935) en de Rembrandtprijs (1936)', in WT, jg. 54, nr. 4 (1995), p. 201-219.

Suggestie doorgeven

1975: André Demedts (pdf)

1998: Toon Breës

Databanken

Inhoudstafel