Speleers, Reimond

Persoon
Joris Dedeurwaerder (1998)
Volledige voornaam
Reimond H.L.
Pseudoniem
L. Yntje Van Waele
Alternatieve naam
Speliers
Raymond
Katyn
Geboorte
Waasmunster, 9 maart 1876
Overlijden
Aalst, 29 april 1951
Leestijd: 6 minuten

Kreeg als zoon van een postmeester die herhaaldelijk werd overgeplaatst lager onderwijs in verschillende gemeenten, het laatst in Hamme. Tijdens het schooljaar 1888-1889 was Speleers leerling van het Institut Sinte Joseph in Sint-Niklaas en daarna deed hij humaniora aan het Klein Seminarie van Sint-Niklaas. Hij werd er Vlaamsgezind en was actief in de studentenbond Zo knaap zo man. In 1894 was hij medestichter van de Katholieke Vlaamsche Jongstudentenbond van Oost- Vlaanderen, die hij vijf jaar geleid heeft.

Hij studeerde van 1894 tot 1900 geneeskunde in Leuven, was er in 1901-1902 assistent in de oogheelkundige kliniek en volgde daarna gedurende een jaar een specialistenopleiding in de oogheelkunde en in neus-, keel- en oorziekten aan de Friedrich-Wilhelms-Universität in Berlijn. Hij had grote bewondering voor de Duitse wetenschappelijke publicaties.

Speleers bekleedde in het studentenleven bestuursfuncties bij verschillende verenigingen onder meer als lid van Met Tijd en Vlijt, secretaris en voorzitter van het Sint-Thomasgenootschap, redacteur van Ons Leven (schuilnaam: L. Yntje van Waele) en van De Vlaamsche Keikop.

In 1903 vestigde hij zich als oogarts in Sint-Niklaas. In 1906 volgde hij dr. Rogman op in de bekende oogheelkundige kliniek De Zandberg in Gent.

Speleers had een levenslange interesse voor het gebruik van een puristisch-zuiver Nederlands, zowel in de dagelijkse omgang als bij de beoefening van zijn vak. Zijn wetenschappelijke publicaties zijn haast alle in het Nederlands. Door zijn intelligentie en een grote werkkracht verwierf hij een groot aanzien en werd hij een gezaghebbende figuur in de V.B. Hij was betrokken bij tal van initiatieven gericht op het gebruik van Nederlandse terminologie in het onderwjis en in de wetenschapsbeoefening. In die geest was hij een vast medewerker aan de Vlaamsche Natuur- en Geneeskundige Congressen. In 1908 was hij medestichter van de Katholieke Vlaamse Hogeschooluitbreiding in Gent en van het tijdschrift De Katholieke Ziekenverpleging. Vanaf 1910 werkte hij mee aan het >G>Geneeskundig Tijdschrift voor België. In 1903 was hij medestichter van de Katholieke Vlaamsche Oud-Hoogstudentenbond van Oost- Vlaanderen, (Katholiek Vlaamsch Oud-Hoogstudentenverbond-KVOHV) waarvan hij later voorzitter werd, en van de Katholieke Vlaamsche Landsbond. Als bestuurslid drukte hij de tweetaligheid door in de Gentse Union médicale. Hij was voorzitter van de Gentse tak van het Algemeen-Nederlands Verbond (ANV) en ondervoorzitter van de Gentse middenstandersvereniging God en Vaderland.

In 1907 werd hij lid van de Tweede commissie voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit. Hij voerde talloze malen het woord op meetings voor de vernederlandsing.

Bij het begin van de bezetting in 1914 hield Speleers zich afzijdig van het optreden van de groep Jong-Vlaanderen en distantieerde hij zich voorzichtig van de De Vlaamsche Post. Wel zette hij de activiteiten van de tak-Gent van het ANV voort. Daar waren nogal wat Jong- Vlamingen vertegenwoordigd.

Toen de vernederlandsing van de universiteit in Gent door de Duitsers opgezet werd, was Speleers daar vanaf het begin bij betrokken. Hij zag deze maatregel als gewettigd. Zijn gezag binnen het KVOHV was een belangrijke factor bij het over de streep halen van aarzelaars.

Zelf aanvaardde hij de leerstoel oogheelkunde en werd hij decaan van de medische faculteit. Van juni 1918 tot het einde was hij plaatsvervangend rector magnificus. Binnen de senaat van hoogleraren oefende hij een matigende invloed uit op de adepten van Jong-Vlaanderen. Hij weigerde het lidmaatschap van de Raad van Vlaanderen, zich beroepend op zijn eed als officier van de burgerwacht. Hij maakte ook bezwaar tegen de vele dubbelfuncties die hoogleraren hadden in de Raad of in andere bestuurlijke organisaties (onderwijs).

Ofschoon Speleers aanvankelijk in het land wilde blijven om aan de Belgische overheid verantwoording af te leggen, week hij met zijn gezin in juni 1918 naar Nederland uit, nadat zijn woning bij de intocht van Belgische troepen door een menigte was geplunderd en in brand gestoken. Door het assisenhof van Oost-Vlaanderen werd hij op 30 juli 1920 tot 12 jaar dwangarbeid veroordeeld. In Nederland legde Speleers cum laude examen af om een geneeskundige praktijk te kunnen uitoefenen. Daarna werd hij assistent van professor Hendrik Burger (in de jaren 1930 voorzitter van De Dietsche Bond) in Amsterdam en in 1921 vestigde hij zich als oogarts in Eindhoven.

Hij bleef bij de V.B. betrokken, sprak herhaaldelijk de lijkrede voor in ballingschap overleden activisten, werkte mee aan het weekblad Vlaanderen (1922-1933) en nam deel aan allerlei vergaderingen, waar de organisatie van het Vlaams-nationalisme werd besproken. In 1924 schreef hij de in jongerenkringen ruim verspreide brochure Is de V.B. een nationale beweging, ja of neen?, waarin hij de strategie van Van Cauwelaert afwees. In de jaren 1930 voerde hij meermaals het woord op bijeenkomsten in Vlaanderen en als lesgever in de Volksuniversiteit Herman van den Reeck in Antwerpen. In 1939 verleende hij medewerking aan de VNV- initiatieven in verband met de zaak-Adriaan Martens.

Duidelijk op aandringen van het Duitse bezettingsbestuur ging hij in op de uitnodiging zijn professoraat weer op te nemen. Hij gaf zijn veilige werkkring in Eindhoven op, nam de vacant geworden leerstoel oogheelkunde op en had vier jaar de leiding van de oogheelkundige kliniek. Hij was ook voorzitter van de in 1942-1943 opgerichte Vlaamse Professoren- en Docentenbond. Speleers aanvaardde een vergoeding van de Bormscommissie.

In augustus 1940 tekende hij het manifest van de Volksbeweging van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) en enkele maanden later, op 23 oktober, werd hij lid van de Raad van Leiding van het VNV. Het was een propagandastunt die de continuïteit met het activisme moest illustreren. Ofschoon hij spoedig tot het inzicht kwam dat de collaboratie van het VNV op een mislukking was uitgelopen en binnenskamers de door Frans Daels geformuleerde bezwaren deelde, nam hij geen ontslag en verscheen hij tot het einde van de bezetting op VNV- manifestaties in uniform als lid van de hoogste leiding. VNV- leider Hendrik Elias noemde hem een van zijn belangrijkste raadgevers.

Op uitnodiging van de Duitse ambassade trad hij in 1943 op als Belgisch lid van de internationale commissie voor het onderzoek van de massamoord, door de sovjets, op krijgsgevangen Poolse officieren in Katyn (nabij Smolensk, in Rusland). De bevindingen van de commissie – een door de Russen gepleegde massamoord – bleken uiteindelijk juist te zijn.

Bij de bevrijding werd Speleers geïnterneerd, eerst in het hechteniskamp in Lokeren, daarna in een interneringscentrum en vervolgens in de gevangenis van Gent en later van Merksplas. Op 19 december 1947 veroordeelde de krijgsraad in Gent hem tot 20 jaar buitengewone hechtenis. Zwaar ziek werd hij in 1948 overgebracht naar de kliniek in Aalst, waar hij drie jaar later overleed.

Werken

– 'Schets der Vlaamsche Beweging', in Lettervruchten van het taal- en letterlievend studentengenootschap der Katholieke Hoogeschool van Leuven onder de zinspreuk Met Tijd en Vlijt (1898), p. 9-27.
– Een kijkje van hooger op onze beweging, Leuven, z.j. (1908).
– Is de Vlaamsche beweging een nationale beweging, ja of neen?, z.j. (1924).
– Historische momenten en persoonlijke herinneringen uit den strijd voor de vernederlandsing der Hoogeschool van Gent, 1930.
– 'Konnersreuth', in Roeping, jg. 10 (1931-1932), p. 403- 486.
– 'In het verleden ligt het heden, in het nu wat worden zal', in De Nieuwe Gids, jg. 55 (1940), p. 439-460.

Literatuur

– Waaslander (= A. de Bruyne), 'Professor Speleers', in Het Pennoen, jg. 2, nr. 2 (1951).
– Een eeuw Vlaamse studentenbeweging te Leuven, Catalogus van de tentoonstelling 16 februari-2 april 1976, 1976.
– L. Buning, 'Speleers, Reimond', in NBW, VII, 1977.
– M. Somers, Max Rooses in de vervlaamsingsstrijd om de Gentse universiteit, 1978.
– B. Carnewal, Collaboratie van professoren en assistenten aan de Rijksuniversiteit Gent tijdens de Tweede Wereldoorlog, RUG, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1992.

Suggestie doorgeven

1975: Hendrik D. Mommaerts (pdf)

1998: Joris Dedeurwaerder

Databanken

Inhoudstafel