Petri, Franz
Franz Petri (1903-1993) was een Duitse historicus, deskundige voor Belgische en Nederlandse geschiedenis en tijdens de Tweede Wereldoorlog referent voor cultuur en onderwijs in het Duitse militair bestuur voor Belgiƫ en Noord-Frankrijk.
Franz Petri (1903-1993) vertoefde van 1930 tot 1935 in Brussel en studeerde in Leuven, waar hij onderzoek verrichtte voor zijn habilitatie-proefschrift over Frankische kolonisatie in Walloniƫ en Noord-Frankrijk in de vroege middeleeuwen.
Vanaf 1935 was hij verbonden aan het Deutsch-NiederlƤndisches Institut Deutsch-NiederlƤndisches Institut
Lees meer in Keulen, aanvankelijk als assistent, sinds 1938 als adjunct-directeur. Hij raakte er ook betrokken bij de Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap
De Duitsch-Vlaamsche Arbeidersgemeenschap (DeVlag) (1935-1945) was vĆ³Ć³r de Tweede Wereldoorlog een organisatie van Vlaamse en Duitse studenten. Tijdens de oorlog ontpopte de DeVlag zich ... Lees meer (DeVlag). Van 1940 tot 1944 was Petri Kriegsverwaltungsrat in het militair bestuur in Brussel, bevoegd voor cultuur, onderwijszaken, taalwetgeving en nationaliteitenkwesties.
Ondanks zijn niet onbesproken verleden in het Derde Rijk kon hij na de oorlog zijn academische loopbaan terug opnemen. Hij bleef tot in zijn laatste levensjaren wetenschappelijke en persoonlijke contacten onderhouden in Vlaanderen.Ā
Franz Petri studeerde van 1921 tot 1925 in Berlijn geschiedenis, Duits en wijsbegeerte en was na zijn doctoraat werkzaam aan wetenschappelijke instituten in Wenen, Marburg en Frankfort. Zijn promotor Dietrich SchƤfer SchƤfer, Dietrich
De Alduitse historicus Dietrich SchƤfer (1845-1929) was tijdens de Eerste Wereldoorlog een van de woordvoerders van de radicaal-expansionistische opinie in Duitsland en steunde de Jong-Vl... Lees meer vestigde zijn aandacht op de geschiedenis van de westelijke Duitse grensgebieden en van de Germaans-Romaanse taalgrens Taalgrens
Het begrip ātaalgrensā verwijst in het algemeen naar een grens die twee bevolkingsgroepen die een verschillende taal spreken van elkaar scheidt en in het bijzonder naar de grens tussen he... Lees meer . Die belangstelling bracht hem naar BelgiĆ« waar hij van 1930 tot 1935 met een beurs in Brussel vertoefde en aan de Katholieke Universiteit Leuven studeerde (bij Hendrik van de Wijer Van de Wijer, Henri
Hendrik J. van de Wijer (1883-1968), germanist, naamkundige en gewoon hoogleraar te Leuven, was als stichter en hoofdredacteur de drijvende kracht achter het weekblad Nieuw Vlaanderen en ... Lees meer ). De vrucht van dit verblijf was het in 1937 verschenen werk Germanisches Volkserbe in Wallonien und Nordfrankreich over de Frankische kolonisatie in de vroege Middeleeuwen en het ontstaan van de taalgrens.
1930-1935: Studieverblijf in Brussel
Vanuit een christelijk-conservatieve bezieling ijverde Petri gedurende zijn Brusselse jaren ook voor Duits-Belgische verzoening. De relaties waren vertroebeld door de ervaring van de oorlog, met name de omstandigheden van de Duitse inval in augustus 1914 die gepaard was gegaan met slachtpartijen op Belgische burgers en verwoesting van steden. De gangbare Duitse stelling luidde dat het geweld gewettigd was door normen van het krijgsrecht omdat Belgische sluipschutters de binnenrukkende troepen zouden hebben aangevallen. Petri vergaarde getuigenissen van overlevenden en bestudeerde Belgische documenten terzake. Hij kwam toen al tot de conclusie dat de Duitse bewering van een Belgische āfranctireur-oorlogā onhoudbaar was.
Vanuit Brussel, dus vanop afstand, beleefde Petri de machtsoverdracht aan de nationaal-socialisten. Uit een spreekbeurt over het āhedendaagse Duitslandā die hij uiterlijk in de zomer van 1933 voor een Franstalig publiek hield, bleek dat hijzelf de gebeurtenissen aanvankelijk āverwarrendā en āverontrustendā vond. Hij beschreef zijn houding als die van een ākristelijke Duitser, solidair met zijn volk, die eenheid en verstandhouding van alle klassen en strekkingen wenstā. Zijn betoog was een zakelijk feitenrelaas waar de vervolging van joden en socialisten, de onderdrukking van pers, partijen en vakbonden en de opsluiting van āenkele duizendā tegenstanders van het nieuwe bewind in concentratiekampen niet werden verzwegen. Kennelijk keek Petri toen met meer ontzag dan geestdrift aan tegen de ommezwaai in Duitsland. Hij had het over āalarmerendā nieuws, ālawaaierigeā toespraken van nazi-kopstukken, ājoelendeā massaās, opgezweept nationalisme. āDemocratische revolutieā of ādictatoriale heerschappij van een partijā, dat was voor Petri vooralsnog een open vraag.
1935-1945: Wetenschapper in het Derde Rijk
Hij vond dan evenwel toch gemakkelijk zijn draai in het Derde Rijk. Zijn belangstelling voor wat toen āvolksgeschiedenisā heette en zijn onderzoek naar vroegmiddeleeuwse Germaanse nederzettingen bezuiden de hedendaagse taalgrens strookten perfect met de geschiedpolitiek van het regime en leken voor hem de weg te effenen naar een schitterende carriĆØre. Als deskundige voor Belgische en Nederlandse geschiedenis werd Petri in 1935 assistent en in 1938 adjunct-directeur aan het Deutsch-NiederlƤndisches Institut Deutsch-NiederlƤndisches Institut
Lees meer in Keulen. Hij raakte er betrokken bij de activiteiten van de vooroorlogse Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap
De Duitsch-Vlaamsche Arbeidersgemeenschap (DeVlag) (1935-1945) was vĆ³Ć³r de Tweede Wereldoorlog een organisatie van Vlaamse en Duitse studenten. Tijdens de oorlog ontpopte de DeVlag zich ... Lees meer (DeVlag). Op de Duits-Vlaamse cultuurdagen in september 1937 hield hij een voordracht en tussen februari en december 1938 was hij Duits hoofdredacteur van het tijdschrift DeVlag De Vlag
De Vlag (1936-1938; 1940-1944) was het maandblad van de gelijknamige Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap (DeVlag). Lees meer . Vanaf 1937 was Petri ook lid van de partij.
Hijzelf getuigde na de oorlog dat hij tot ongeveer 1938 ābepaalde sympathieĆ«nā zou hebben gekoesterd voor het nationaalsocialisme. Feit is evenwel dat hij het Derde Rijk tot op het laatst loyaal heeft gediend als wetenschapper en vier jaar lang als Kriegsverwaltungsrat in het militair bestuur voor BelgiĆ« en Noord-Frankrijk. In de wintermaanden van 1939/40 was hij betrokken bij een werkgroep (Sondergruppe Student) die de bezetting van de Nederlanden moest voorbereiden en in het Keulse Deutsch-NiederlƤndisches Institut vergaderde. Vanaf mei 1940 was Petri Referent fĆ¼r Volkstum, Kultur und Wissenschaften beim MilitƤrbefehlshaber in Belgien und Nordfrankreich, bevoegd voor onderwijszaken, het toezicht op de universiteiten, de taalwetgeving Taalpolitiek en -wetgeving
Situaties van taalonderdrukking vindt men wereldwijd. Daarom besteedt deze bijdrage eerst aandacht aan gehanteerde taalpolitieke strategieĆ«n. Ook in BelgiĆ« verzette een gedomineerde taalg... Lees meer en meer algemeen de nationaliteitenkwestie waarover hij ook historisch-politieke rapporten schreef voor het bezettingsbestuur. Hij ging in Brussel met geestdrift aan de slag. āHet is toch mooiā, zo schreef hij vier weken na het begin van de bezetting, āte behoren tot een volk dat geroepen is tot een zo grote historische taak als ze ons in Europa te wachten staatā.
Hij waarschuwde nochtans tegen illusies over de loyauteit van de bevolking tegenover de bezetter en tegen voorbarige annexatieplannen. In een rapport omtrent de ātegenwoordige stemming van het landā van 6 juni 1940 beklemtoonde hij de ādaadwerkelijke vreemdheidā tussen Belgen en Duitsers. Die was volgens hem te wijten aan het feit dat het āBelgische nationale levenā bepaald was door āvormende krachtenā die lijnrecht indruisten tegen de beginsels van de Duitse cultuur en mentaliteit, namelijk katholicisme, liberalisme en de āmoderne West-Europese manier van denkenā. Ook de Vlaams-nationalisten boden volgens Petri geen houvast voor een Duits expansiebeleid. Ze steunden maar op 15 % van de Vlaamse bevolking, en bovendien waren ze weliswaar Groot-Nederlands, maar geenszins Groot-Duits ingesteld.
In november 1940 bepleitte Petri een āherschikking van het culturele levenā in het bezette land met de bedoeling de āgemeenschap met Duitsland op basis van de etnische en natuurlijke verbondenheid en de rijkspolitieke traditie (ā¦) uit te bouwenā. Daarvoor was de āuitschakeling van westerse invloeden in elk geval noodzakelijkā. Dit moest onder meer gebeuren door ā80 tot 100ā democratisch gezinde hoogleraren āmet inbegrip van hen die wegens hun joodse afkomst vallen uit te sluitenā, uit hun ambten te ontzetten. Dat Petri desondanks sceptisch bleef tegenover een wijziging van bestaande grenzen in Europa, blijkt uit het tegenrapport dat hij in juli 1941 schreef bij een verzoekschrift van de Frans-Vlaamse priester Jean-Marie Gantois Gantois, Jean-Marie
Priester Jean-Marie Gantois (1904-1968) speelde een belangrijke rol in de Vlaamse beweging in Frans-Vlaanderen en kwam daarbij uit voor een Diets en radicaal-rechts standpunt. Na de Tweed... Lees meer tot Adolf Hitler. Met de leuze āook wij zijn Nederduitsers en willen heim ins Reichā had Gantois eind 1940 de aanhechting geĆ«ist van Noord-Frankrijk tot aan de Somme bij een Groot-Germaans Rijk. Petri zag daarbij ook zijn eigen wetenschappelijke reputatie in het geding want Gantois had zich beroepen op zijn onderzoek naar Germaanse kolonisatie bezuiden de hedendaagse taalgrens. Daartegen hield Petri staande dat bevindingen over vroegmiddeleeuwse toestanden geen argmenten konden leveren om actuĆ«le politieke doelstellingen te staven.
Na 1945 zou Petri stellen dat hij zich tijdens zijn werkzaamheid in het bezettingsbestuur had ingespannen om alles te beletten wat een hervatting van de Belgisch-Duitse wetenschappelijke relaties na de oorlog onmogelijk zou maken en om binnen de perken van zijn bevoegdheden de Belgische universiteiten te beschermen. Inderdaad heeft hij in sommige gevallen mensen uit de klauwen van het Duitse repressie-apparaat helpen halen, onder wie de zoon van de Leuvense historicus LĆ©on van der Essen Van der Essen, LĆ©on
De Leuvense hoogleraar geschiedenis LĆ©on van der Essen (1883-1963) was tijdens zijn studietijd Vlaamsgezind, ontwikkelde zich tijdens de Eerste Wereldoorlog tot een Belgische āpatriottard... Lees meer en de Belgische archivaris van joodse afkomst Armand Grunzweig.
Ook zijn visie op de geschiedenis van de Nederlanden week her en der af van de zuivere nationaalsocialistische leer. Eind april 1940, twee weken vĆ³Ć³r het Duitse offensief in het Westen, was een boekje van zijn hand verschenen over Die Niederlande und das Reich dat een maand later door het ministerie van Propaganda als ongeschikt voor verspreiding in de boekhandel werd afgekeurd. Het verhaal was door de oorlogsgebeurtenissen gedeeltelijk achterhaald, bepaalde politieke problemen waren met ongepaste openheid aangekaart, bovendien had Petri de historische eigenheid en zelfstandigheid van de Nederlanden te duidelijk in de verf gezet, zo luidde de kritiek. Meer bepaald stoorde de censuur zich aan verwijzingen naar de liberale traditie en het pluralistische, westers georiĆ«nteerde Nederlandse partijenstelsel, naar de āzakelijkeā berichtgeving van de Nederlandse pers, de cruciale betekenis van het Huis Oranje als āmiddelpuntā van de Nederlandse samenleving evenals naar de verdeeldheid van radicalen en gematigden in de Vlaamse beweging waarvan volgens Petri āde onmiddellijke invloed op het Belgische politieke leven nogal beperktā was. Wat de censuur eveneens zuur opbrak, was een opmerking over de middeleeuwse stedelijke cultuur in de Nederlanden: āZij is beslist (ā¦) niet door ons Duitsers geschapen, maar het voortbrengsel van autochtoon-Nederlandse aardā.
Toen er in 1941 sprake van was Petri een leerstoel aan te bieden aan de universiteit Keulen, waarschuwde de Keulse prehistoricus Walter von Stokar, een fervent nationaalsocialist, ādat we van de kant van de partij, met name de staatspolitie en de politieke leiding, aanzienlijke moeilijkheden zullen ondervinden om Petri in de beoogde positie te brengenā. De reden was volgens von Stokar dat Petri in Brussel niet aan de verwachtingen zou hebben voldaan. In oktober 1942 werd Petri dan toch benoemd op een nieuw opgerichte leerstoel voor āmiddeleeuwse en nieuwe geschiedenis met bijzondere aandacht voor de geschiedenis van de gehele Nederlandenā. In mei 1943 hield hij zijn intreerede over āVlaanderen als Germaans grenslandā.
1946-1971: Naoorlogse vervolging en verwerking
Wegens zijn oorlogsverleden zat Petri in 1946/47 enkele maanden vast in een Brits interneringskamp in Recklinghausen terwijl zijn echtgenote smeekbrieven de wereld instuurde om hem vrij te krijgen. Volgens haar was het de hartenwens van haar man geweest de āpolitieke en wetenschappelijke zelfstandigheid van BelgiĆ« gaafā te houden en zou hij zelfs befaamd geweest zijn als āweldoener van de Belgische wetenschapā. Met behulp van Belgische hoogleraren, onder wie Gaston Eyskens Eyskens, Gaston
Gaston Eyskens (1905-1988) was een Vlaamsgezinde katholieke econoom en politicus, die onder andere eerste minister was ten tijde van de Koningskwestie en aan de basis lag van de eerste st... Lees meer en FranƧois Louis Ganshof die op zijn verzoek voor hem getuigden, slaagde Petri er na verloop van tijd in weer een voet aan de grond te krijgen in de academische wereld. Van 1951 tot 1961 was hij directeur van het Provinzialinstitut fĆ¼r westfƤlische Landes- und Volkskunde in MĆ¼nster en daarna tot 1968 van het Institut fĆ¼r geschichtliche Landeskunde der Rheinlande in Bonn.
Over zijn werkzaamheid vĆ³Ć³r 1945 sprak hij toen in deels vergoelijkende, deels zachtjes zelfkritische termen. In een brief aan Stijn Streuvels Lateur, Frank
Lees meer bij diens tachtigste verjaardag herinnerde hij in 1952 aan een ontmoeting tien jaar eerder en beklemtoonde dat hij zich toen āook in het uniform uiteindelijk aan het vredesberoep gehechtā zou hebben gevoeld. āWanneer ik aan mijn toenmalige Brusselse werkzaamheid denk, ben ik vandaag geneigd tot veel sterkere terughoudendheidā, zo schreef hij in 1957 aan zijn gewezen baas, MilitƤrverwaltungschef Eggert Reeder Reeder, Eggert
Eggert Reeder (1894-1959) leidde van 1940 tot 1944 het Duitse militaire bestuur. Hij was een van de centrale figuren in de Duitse Flamenpolitik van tijdens de Tweede Wereldoorlog. Lees meer . Toen zijn assistent Horst Lademacher in 1971 het door hem begeleide habilitatie-proefschrift over Die belgische NeutralitƤt als Problem der europƤischen Politik voorlegde, noemde oud-activist Leo Picard Picard, Leo
De vrijzinnige flamingant en journalist-publicist Leo Picard (1888-1981) engageerde zich in het activisme, maar sloeg al in de nazomer van 1915 een andere weg in en verhuisde naar Nederl... Lees meer dit boek āde akte van berouw van Petriā.
Tot in zijn laatste levensjaren was Petri begaan met de Belgische en Nederlandse geschiedenis en bleef hij ook contacten onderhouden in Vlaanderen. Samen met de Leuvense hoogleraar Fernand Mayence nam hij in 1956/57 een nieuwe aanloop om het vier decennia oude Duits-Belgische geschil over de zogenaamde āfranctireur-oorlogā de wereld uit te helpen, een onderwerp dat hem reeds een kwarteeuw eerder had bezig gehouden. Zijn assistent Peter Schƶller bestudeerde het geval van de verwoesting van Leuven in augustus 1914 aan de hand van Het Duitsche Witboek van 1915 dat in Duitsland nog steeds als gezaghebbende bron werd beschouwd. Hij vergeleek de in het Witboek afgedrukte getuigenissen van betrokken Duitse soldaten met de originelen in het staatsarchief van de toenmalige DDR in Potsdam en ontdekte tal van afwijkingen en tegenstrijdigheden. Op basis daavan kwam een commissie van Duitse en Belgische historici tot de gezamenlijke conclusie dat het Witboek niet geschikt was om de verhalen over Belgische sluipschutters in augustus 1914 te staven.
In 1965 publiceerde Petri een bijdrage over de Duitse Flamenpolitik Flamenpolitik
Met het begrip āFlamenpolitikā wordt verwezen naar de politiek die de Duitse bezetter voerde ten aanzien van de Vlaamse beweging tijdens de Eerste en de Tweede Wereldoorlog. Sommige aute... Lees meer van de Eerste Wereldoorlog op basis van een rapport dat hij in 1943 voor het toenmalige bezettingsbestuur had geschreven. Hij was betrokken bij de Encyclopedie van de Vlaamse Beweging Encyclopedie van de Vlaamse Beweging
De tweedelige Encyclopedie van de Vlaamse beweging verscheen in 1973-1975 en gold jarenlang als het voornaamste naslagwerk met betrekking tot de geschiedenis van de Vlaamse beweging. ... Lees meer (1973-1975) en enkele jaren later bij de televisiereeks āDe Nieuwe Ordeā. Zijn archief met de vrijwel volledige wetenschappelijke en ambtelijke correspondentie van vĆ³Ć³r 1945 stelde hij bereidwillig open voor zowel Belgische als Duitse historici.
Werken
ā Neuere Arbeiten zur Geschichte des belgisch-niederlƤndischen Raumes, in: Rheinische VierteljahresblƤtter, jg. 4, 1934, pp. 86ā105 en jg. 9, 1939, pp. 154ā160.
ā Germanisches Volkserbe in Wallonien und Nordfrankreich. Die frƤnkische Landnahme in Frankreich und den Niederlanden und die Bildung der westlichen Sprachgrenze, 2 dln., 1937.
ā Zur Deutung der niederlƤndischen Geschichte, in: Rheinische VierteljahresblƤtter, jg. 7, 1937, pp. 284ā288.
ā Die Volksgeschichte der Niederlande als germanisch-deutsche Forschungsaufgabe, in: Deutsches Archiv fĆ¼r Landes- und Volksforschung, jg. 2, 1938, pp.310ā325.
ā Um die Volksgrundlagen des Frankenreiches, in: F. Steinbach und F. Petri, Zur Grundlegung der europƤischen Einheit durch die Franken, 1939, pp. 17-64.
ā RƶmerstraĆen und germanische Landnahme, in: Zeitschrift fĆ¼r Namenforschung, 1941, pp. 15-32.
ā Zum Stand der Diskussion Ć¼ber die frƤnkische Landnahme und die Entstehung der germanisch-romanischen Sprachgrenze, in: Rheinische VierteljahresblƤtter, jg. 15, 1950/51, pp. 39-68.
ā Die frĆ¼heren Habsburger in der niederlƤndischen Geschichte, in: Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap te Utrecht, jg. 72, 1958, pp. 11-46.
ā Zur EinfĆ¼hrung, in: P. Geyl, Die Diskussion ohne Ende, 1958.
ā Met P. Schƶller, Zur Bereinigung des Franktireurproblems vom August 1914, in: Vierteljahreshefte fĆ¼r Zeitgeschichte, 1961, pp. 234-248.
ā Met W. Jappe Alberts, Gemeinsame Probleme deutsch-niederlƤndischer Landes- und Volksforschung, 1962, (Bijdrage van het Instituut voor Middeleeuwse Geschiedenis der Rijksuniversiteit te Utrecht, nr. 32).
ā Die Kultur der Niederlande, 1964, (Handbuch der Kulturgeschichte).
ā Zur Flamenpolitik des 1. Weltkrieges. Ungelƶste Fragen und Aufgaben, in: Dauer und Wandel der Geschichte. Festgabe F. Kurt von Raumer zum 15. Dez. 1965, 1965, pp. 513-536.
ā Belgien, Niederlande, Luxemburg von der Krise 1867 bis zum Ende des 1. Weltkriege, in: Handbuch der europƤischen Geschichte, dl. 6, 1968, pp. 466-493.
ā Vom deutschen Niederlandebild und seinen Wandlungen, in: Rheinische VierteljahresblƤtter, jg. 33, 1969, pp. 172-196.
ā MaĆ und Bedeutung der reformatorischen Strƶmungen in den niederlƤndischen Maaslanden im 16. Jahrhundert, in: Reformation und Humanismus. Robert Stupperich zum 65. Geburtstag, 1969.
ā Territorienbildung und Territorialstaat im 14. Jahrhundert im Nordwesten, 1970.
Literatuur
ā I. Schƶffer, Het nationaal-socialistische beeld van de geschiedenis der Nederlanden, 1956.
ā Landschaft und Geschichte. Festschrift fĆ¼r Franz Petri zu seinem 65. Geburtstag, 1970.
ā H. Hessels, Duitse visie op Vlaanderen. Prof. dr. Franz Petri, een man die ons land dient, in Spectator, 1 januari 1977, pp. 81-83.
ā A. de Jonghe, Het vraagstuk Brussel in de Duitse Flamenpolitik 1940-1944, in Acta van het colloquium 'Onderzoek naar de Brusselse taalstoestandenā, 1981, (Taal en Sociale Integratie, nr. 4), pp. 405-443.
ā F. Meire, De DeVlag voor mei 1940, in BTNG, jg. 13, 1982, nr. 2-3, pp. 419-466.
ā F. Seberechts: Geschiedenis van de DeVlag, 1991.
āĀ H. Lademacher, Franz Petri zum GedƤchtnis, in: Rheinische VierteljahresblƤtter, jg. 57, 1993, pp. 7-19.
ā K. Ditt, Die Kulturraumforschung zwischen Wissenschaft und Politik. Das Beispiel Franz Petri (1903-1993), in: WestfƤlische Forschungen, jg. 46, 1996, pp. 73-176.
ā H. Derks, Deutsche Westforschung. Ideologie und Praxis, 2001.
ā M. Pitz, Franz Petris Habilitationsschrift in inhaltlich-methodischer und forschungsgeschichtlicher Perspektive, in: B. Dietz, H. Gabel, U. Tiedau, (red.), Griff nach dem Westen. Die āWestforschungā der vƶlkisch-nationalen Wissenschaften im nordwesteuropƤischen Raum , 2003, pp. 225-246.
ā M. Beyen, Eine lateinische Vorhut mit germanischen ZĆ¼gen, in: B. Dietz, H. Gabel, U. Tiedau (red.), Griff nach dem Westen. Die āWestforschungā der vƶlkisch-nationalen Wissenschaften im nordwesteuropƤischen Raum, 2003, pp. 351-381.
ā E. Verhoeyen, Een Duits netwerk bij de voorbereiding van de Militaerverwaltung in BelgiĆ« (1939ā1940), in: Wetenschappelijke Tijdingen. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 69, 2010, pp. 289ā305.
ā W. Dolderer, Leo van der Essen en de franctireur-kwestie van 1914, in: Ex Officina. Nieuws uit de universiteitsbibliotheek, jg. 28, 2015, nr. 1, pp. 8-9
ā W. Dolderer, Stachel der Vergangenheit. Franz Petri und die Historikerkommission zum angeblichen belgischen Franktireurkrieg, in: S. Bischoff, C. Jahr, T. Mrowka, J. Thiel (red.): Belgica - terra incognita? Resultate und Perspektiven der historischen Belgienforschung, 2016, pp. 136-145.
ā W. Dolderer, Der lange Weg zum āmoralischen Friedenā. Zur Debatte um den angeblichen belgischen Franktireurkrieg, in: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis (BTNG), jg. 46, 2016, nr. 3/4, p. 76 -106.