Katholieke Vlaamse Meisjesbeweging

Organisatie
Louis Vos (2023, aanvulling), Louis Vos (1998)

De Katholieke Vlaamse Meisjesbeweging was een beweging van katholieke, Vlaamsgezinde burgermeisjes en vrouwen ontstaan in 1912 naar het model van de katholieke Vlaamse studentenbeweging, tegen de achtergrond van de groeiende Vlaamse vrouwelijke bewustwording.

Alternatieve naam
Katholieke Vlaamsche Meisjesbond (KVM) [1913-1926]
Katholieke Vlaamsche Landsbond voor Vrouwen en Meisjes [1926-1928]
Vlaamsche Landsbond voor Roomsch-Katholieke Vrouwen en Meisjes Ik Dien [1928-1937]
Dietsche Bond voor Vrouwen en Meisjes Ik Dien [1937-1940]
Dietse Meisjesbond Ik Dien (DMB) [1949-1965]
Vlaamse Landsbond voor Rooms-Katholieke Vrouwen en Meisjes
Oprichting
1913
Stopzetting
1973
Leestijd: 22 minuten

De Katholieke Vlaamse Meisjesbeweging was een beweging van katholieke, Vlaamsgezinde meisjes en vrouwen (1913-1972). Ze ontsond tegen de achtergrond van een groeiende intellectuele, sociale en Vlaamse bewustwording bij katholieke burgermeisjes en vrouwen vanaf 1910. De beweging werd gevormd naar het voorbeeld van de katholieke Vlaamse studentenbeweging Katholieke Vlaamse studentenbeweging
De Katholieke Vlaamse Studentenbeweging was de georganiseerde deelname van de katholieke studerende jeugd aan de Vlaamse beweging. Ze leverde daartoe met haar grote aanhang van ca. 1875 t... Lees meer
, al richtte ze zich niet uitsluitend tot de studerende jeugd. De initiatiefneemsters kregen steun van het Vlaamsgezinde milieu waartoe ze behoorden.

Stichting en uitbouw (1912-1926)

Gabriëlla van Caeneghem Van Caeneghem, Gabrielle
Zuster Gabriëlla van Caeneghem (1887-1958) speelde een prominente rol binnen de katholieke Vlaamse meisjesbeweging. Zo was ze onder meer voorzitster van de Katholieke Vlaamse Meisjesbond.... Lees meer
stichtte in de kerstvakantie 1912-1913 in Lokeren de eerste meisjesbond Bloeiende bloemen. In de paasvakantie van 1913 zochten de Antwerpse Herlinde Hendrix en Maria Brughmans Brughmans, Maria
Maria Brughmans (1893-1972) was mede-oprichtster van de Katholieke Vlaamsche Meisjesbeweging met als eerste bond Klimop in Antwerpen (1912). Ze was redacteur van het tijdschrift Gudrun (1... Lees meer
, die beiden studeerden aan de Katholieke Vlaamse Hogeschool voor Vrouwen Katholieke Vlaamse Hogeschool voor Vrouwen
De Katholieke Vlaamse Hogeschool (voor Vrouwen) is een instituut dat in 1919 werd opgericht dankzij Marie-Elisabeth Belpaire, die het gebouwencomplex aan de De Bomstraat in Antwerpen ter ... Lees meer
, contact met Van Caeneghem en stichtten de Antwerpse bond Klimop. Op 3 april 1913 vond op initiatief van Bloeiende bloemen een eerste 'feestvergadering' plaats in Sint-Niklaas waar 150 meisjes toespraken hoorden van Maria Baers en scheutist Jozef Calbrecht Calbrecht, Jozef
Jozef Calbrecht (1886-1977) was een priester en onderwijzer. Hij was betrokken bij het Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond, bekommerde zich om Belgische vluchtelingen in Nederlan... Lees meer
. Ook in Lier bleek een bond te zijn gesticht met Maria Laporta Laporta, Maria
Maria Laporta (1896-1978) was voorzitster van de Katholieke Vlaamsche Meisjesbond. Ook werkte ze mee aan De Student. Lees meer
, Mia Cappuyns Cappuyns, Mia
Mia Cappuyns (1896-1965) was actief in verschillende organisaties van de katholieke Vlaamse meisjesbeweging. Ook richtte ze mee het tijdschrift Gudrun op. Lees meer
en Anna van der Hallen. Uit de samenwerking tussen deze drie groeide een voorlopig algemeen bestuur onder voorzitterschap van Van Caeneghem, dat op 16 september 1913 een landdag voor katholieke meisjesstudenten uit de vijf Vlaamse gouwen belegde in Oostakker, waar Cyriel Verschaeve Verschaeve, Cyriel
Cyriel Verschaeve (1874-1949) was een West-Vlaamse priester, literair auteur, kunstbeschouwer en publicist, die bekend werd als icoon van de Frontbeweging en het opkomende Vlaams-national... Lees meer
en Baers het woord voerden voor een 800 aanwezige meisjes. Toen waren er al vier nieuwe bonden bijgekomen: in Ardooie, Temse, Zottegem en in het internaat van Onze-Lieve-Vrouw-Presentatie in Sint-Niklaas.

Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog Eerste Wereldoorlog
De Vlaamse beweging is fundamenteel getekend door de Eerste Wereldoorlog. De oorlog maakte een verregaande democratisering onafwendbaar, met wezenlijke gevolgen voor het politieke draagv... Lees meer
was het aantal meisjesbonden gestegen tot 28: tien in de provincie Antwerpen (die 249 leden groepeerden), twee in Brabant, drie in Limburg, zeven in Oost-Vlaanderen en zes in West-Vlaanderen. Het doel van de beweging was in Vlaamsgezinde geest zichzelf te vormen op godsdienstig, cultureel en sociaal vlak en zich te oefenen in de Nederlandse taal.

In de zomer van 1914 viel de overkoepelende bond uiteen, mee doordat Van Caeneghem in het klooster was getreden, maar vooral door de oorlogsomstandigheden. Vier vooroorlogse bonden bleven werken en vijf nieuwe werden opgericht. Alle richtten ze zich uitsluitend op zelfvorming. In het Antwerpse Klimop bestonden er contacten met de gematigd activistische Activisme
Het begrip activisme verwijst naar de fractie van flaminganten die tijdens de Eerste Wereldoorlog bereid was om politiek of anderszins samen te werken met de Duitse bezetter en financiële... Lees meer
redactie van De Katholieke Vlaamsche Student De Katholieke Vlaamsche Student
De Katholieke Vlaamsche Student (1916 - Pasen 1918) was een activistisch studenten- en scholierentijdschrift voor de katholieke Vlaamse studentenbeweging. Het werd uitgegeven in Antwerpen... Lees meer
.

Na de oorlog slaagden enkele vooroorlogse bestuursleden zoals Laporta, Brughmans, Mia Vermassen en G. Seys erin de beweging opnieuw tot leven te brengen. In oktober 1919 verscheen het eerste nummer van een eigen tijdschrift Gudrun Gudrun
Gudrun was het bewegingstijdschrift van de Katholieke Vlaamse meisjes- en vrouwenbeweging tussen 1919-1942 en 1952-1964. Lees meer
. De heringerichte landsbond stond onder voorzitterschap van Laporta. Ze werd in februari 1920 in die functie opgevolgd door Julia Putman Putman, Julia
Julia Putman (1901-1959) was van eind 1920 tot begin 1925 voorzitster van de Katholieke Vlaamsche Landsbond voor Meisjes. In 1926 trad ze in bij de Zusters van de Jacht en vervolgens werk... Lees meer
, dochter van de Vlaamsgezinde uitgever, toneelschrijver en componist Palmer Putman. De gouwbonden van Antwerpen en West-Vlaanderen begonnen het eerst opnieuw te functioneren, daarna die van de andere provincies. De 28 bonden van 1920 (waarvan 13 nieuwe stichtingen) waren in 1922 al aangegroeid tot 114 (waarvan 42 in West-Vlaanderen). Geleidelijk aan werd de beweging opengesteld voor werkende meisjes en jongere scholieren van 13-14 jaar, wat gepaard ging met uitbreiding van groepsvormende en ontspannende activiteiten, terwijl stilaan ook volwassen vrouwen lid bleven.

De beweging bleef trouw aan het zelfvormingsideaal op godsdienstig en Vlaams gebied en kreeg steun van de geestelijkheid en de katholieke Vlaamse publieke opinie. In 1920 wist de Brabantse gouwbond zelfs uitdrukkelijk haar werking te laten goedkeuren door kardinaal Désiré Mercier Mercier, Désiré
Désiré Mercier (1851-1926) was van 1906 tot 1926 de kardinaal-aartsbisschop van het aarts­bisdom Mechelen. Hij was een vurig propagandist van het Belgisch patriottisme en leefde tijdens ... Lees meer
. Dat was mogelijk omdat de bekommernis om de Vlaamse kwestie in haar politieke consequenties tot halfweg de jaren 1920 niet leefde in de bonden, en de beweging als geheel zich ver hield van elke politieke stellingname, maar zich vooral toelegde op vorming. Wel manifesteerden zich toen al twee stromingen: enerzijds waren er bonden die vooral studiekringen wilden zijn, anderzijds was er sympathie – vooral in het landsbondsbestuur – voor de radicale vleugel in het Vlaamse kamp, zonder dat gedacht werd aan politieke actie.

Die radicale stroming werd gestuwd door enkele leden in hoofdbestuur en de redactie van het bewegingsblad Gudrun, vooral door Putman en Martha vande Walle Vande Walle, Martha
Martha vande Walle (1902-1980) was actief in de katholieke Vlaamse meisjesbeweging en de drijvende kracht achter de uitgeverijen Zeemeeuw en Wiek Op. Vande Walle speelde onder andere als ... Lees meer
. Zij begonnen in 1922-1923 te pleiten voor meer Vlaamsgezindheid in de werking, en introduceerden het Vlaams-nationalisme als thema in de beweging. De discussie daarover duurde voort tot 1925 en leidde tot wrijvingen in het hoofdbestuur tussen voor- en tegenstanders van een radicalisering, waarbij de radicalen geleidelijk de overhand kregen. Wel kwam er tegenwind van vooral de Limburgse gouw onder leiding van Fanny Hillen. Vandaar dat op de landdag in Antwerpen in 1924 (met 1500 aanwezigen) geen discussie over nationalisme werd gevoerd, waar de landdag van het Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond
Het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond (1903-1935) was de organisatorische vormgeving van de katholieke Vlaamse studentenbeweging: een jeugdbeweging met plaatselijke bonden van ka... Lees meer
(AKVS) in Lier in diezelfde periode zich wel uitsprak voor het principe van Vlaanderens culturele zelfstandigheid.

In de laatste maanden van 1924 werd de discussie hierover – naar aanleiding van de inhoud van Gudrun – heviger, en Putman was vastbesloten haar radicale overtuiging door te drijven. Dat gebeurde in december 1924 en januari 1925. Er werd gesteld dat de Landsbond moest meewerken aan het doel van de Vlaamsgezinde politiek, de verheffing van het Vlaamse volk, en dat het dubbele doel zelfvorming en propaganda voor de Vlaamse gedachte moest zijn. Partijpolitiek was echter uit den boze, en de Landsbond zou enkel ‘de evoluerende radicale Vlaamse gedachte’ volgen, zonder te kiezen voor deze of gene strekking. Ze zou ook steeds trouw blijven ‘aan de Rooms-katholieke beginselen’. Hillen nam ontslag als ondervoorzitster en het Limburgse gouwbestuur verzette zich tegen ‘alle officiële of verkapte steun’ aan partijpolitiek. Het hoofdbestuur verklaarde het daarmee eens te zijn. In mei 1925 publiceerde het ‘Ons Standpunt’ in Gudrun, waarin werd uitgelegd dat ‘de evoluerende radicale Vlaamse gedachte’ verwees naar Vlaanderens culturele zelfstandigheid, zonder te kiezen voor de praktische vorm om dat te verwezenlijken: ‘Wij zijn noch vóór noch tegen België; wij zijn vóór Vlaanderen’. Tegelijk werd het strikt katholieke karakter van de werking onderstreept.

In november 1925 werd de intussen al in gebruik zijnde benaming van de vereniging als Vlaamse Landsbond voor Katholieke Meisjes officieel, duidelijk met de bedoeling om de nadruk te leggen op de specifiek Vlaamse werking. Op de landdag in Brugge, die samenviel met de viering van 50 jaar De Vlaamsche Vlagge De Vlaamsche Vlagge (1875-1933)
De Vlaamsche Vlagge (1875-1933) was een West-Vlaams scholieren- en studententijdschrift onder wisselende redactie van seminaristen, universiteitsstudenten en priester-leraars. Het ademde ... Lees meer
, noemde voorzitster Putman ‘de zelfstandigheid van ons ene vaderland Vlaanderen’ het streefdoel. In de volgende jaargang van Gudrun (1925-1926) werd de Vlaams-nationalistische lijn doorgetrokken met een verslag van de Vlaggefeesten en bijdragen over natie, nationalisme en gezag. Over de veroordeling van het Vlaams-nationalisme door de bisschoppen werd evenwel niet gesproken.

Uit het Antwerpse Klimop kwam tegenwind tegen de Vlaams-nationalistische stroomversnelling. Landsbondvoorzitster Julia Putman hield niet enkel vast aan de gekozen koers, maar zorgde er voor dat die ook na haar terugtreden uit de beweging zou worden gehandhaafd. Met het oog op haar opvolging reorganiseerde Putman – die in januari 1926 zou intreden bij de Zusters van de Jacht om later missionaris in India te worden – eerst het Oost-Vlaamse Gouwbestuur zodat het, met Colomba Thiel Thiel, Colomba
Colomba Thiel (1903-1987) was leidster in de Vlaamse meisjesbeweging en verrichte secretariaatswerk voor meerdere Vlaamsgezinde verenigingen en tijdschriften. Lees meer
als spilfiguur uitsluitend in Vlaams-nationalistische handen kwam. Daarna wist ze in het hoofdbestuur Angela Tysmans Tysmans, Angela
Angela Tysmans (1890-1985), echtgenote van Lodewijk Dosfel, was tijdens het interbellum en de Tweede Wereldoorlog een van de leidinggevende figuren van de Vlaams-nationalistische meisjesb... Lees meer
, als haar opvolgster voor het algemeen voorzitterschap van de Landsbond naar voren te schuiven. Zo werd de jonge weduwe van Lodewijk Dosfel Dosfel, Lodewijk
Lodewijk Dosfel (1881–1925) was een jurist die in de Vlaamse beweging bekendheid verwierf door zijn engagement in de Vlaamse katholieke studentenbeweging en in de campagne voor Vlaamse ta... Lees meer
– die eind 1925 was overleden – in februari 1926 de nieuwe voorzitster; een functie die ze tot de oorlog haast onafgebroken vervulde.

Kentering (1926-1933)

De redactie van Gudrun, waarvoor traditioneel ook de landsbondvoorzitster verantwoordelijk was, kwam vanaf juli 1926 in handen van de West-Vlaamse Martha vande Walle. Ze slaagde er in 1926-1927 in het tot 200 geslonken aantal abonnees op korte tijd tot 1100 op te trekken, mee dankzij de propaganda van de nieuwe radicale gouwvoorzitster in Limburg en de verkoop bij studenten. Omdat een aantal volwassen leden bleven meewerken werd in 1926 de naamsverandering doorgevoerd naar Katholieke Vlaamsche Landsbond voor Vrouwen en Meisjes. Het hoofdbestuur spoorde vanaf 1927 de leden aan zich te abonneren op het weekblad Jong Dietschland Jong Dietschland (1926-1933)
Jong Dietschland (1926-1933) was een radicaal Vlaamsgezind en Groot-Nederlands weekblad met veel interesse voor kunst en literatuur en met aandacht voor de Nieuwe Orde-stromingen. Het bla... Lees meer
, waarvan Angela Tysmans redactiesecretaresse was, en zocht naar een structurele samenwerking met het Dietsch Studentenverbond Dietsch Studentenverbond
Het Dietsch Studenten Verbond was een van oorsprong Nederlandse nationalistische studentenvereniging, die in de periode 1922-1941 actief was in Nederland en Vlaanderen. Op haar hoogtepunt... Lees meer
. Dit werd evenwel niet gerealiseerd.

Het landsbondbestuur was tussen 1926 en 1929 uitgesproken Vlaams-nationalistisch en wilde, zonder veel succes, de bonden ook in die richting drijven. De radicalisering tussen 1923 en 1926 was vooral een zaak geweest van de top en in Oost- en West-Vlaanderen. De basis volgde hierbij slechts gedeeltelijk. In de meeste bonden beperkte de Vlaamsgezindheid zich tot de studie van Vlaamse letterkunde en kunst en bleef de werking vooral gericht op vorming van de meisjes tot ontwikkelde Vlaamse vrouwen. Alleen in een kleine minderheid van de bonden was er een uitgesproken Vlaams-nationalistische sfeer. Daardoor vergrootte de afstand tussen top en basis, en verloor het hoofdbestuur zijn impact op de bonden.

De Vlaams-nationalistische opstelling van hoofdbestuur en Gudrun leidde sporadisch ook tot wrijvingen met de kerkelijke overheid, die vanaf 1925 het Vlaams-nationalisme had veroordeeld. De Vlaams-nationalistische oriëntering stootte natuurlijk ook op de afwijzing van de sociale vrouwenorganisaties in de katholieke zuil, en van de zich organiserende Katholieke Actie (KA) die zich per stand organiseerde. Om het onderscheid met de 'gewone' katholieke verenigingen uit de katholieke zuil te beklemtonen verving het hoofdbestuur in 1928 de kwalificatie 'Katholiek' in de naam van de landsbond door 'R.K.'. Het werd voortaan: Vlaamsche Landsbond voor R.K. Vrouwen en Meisjes. Maar van systematische tegenwerking zoals tegen het AKVS kan niet kan worden gesproken. De directe ingrepen van de kerkelijke overheid beperkten zich tot af en toe het weigeren van een misviering of spreekverbod voor een priester-predikant op een land- of gouwdag. Toch waren er enkele plaatselijke bonden die onder invloed van de proost overstapten naar een KA- organisatie en bleven sommige medewerkers aan Gudrun die in het katholiek onderwijs les gaven anoniem uit vrees voor sancties.

De conflicten speelden zich vooral af op plaatselijk niveau, waar er naast de meisjesbond ook een katholieke sociale vrouwenvereniging of KA-jeugdorganisatie werkzaam was, die de beweging het verwijt toestuurde zich niet genoeg om de sociale vrouwennoden te bekommeren of te weinig respect te hebben voor het kerkelijk gezag. Omgekeerd verweet het hoofdbestuur die katholieke vrouwenorganisaties te Belgisch en te weinig Vlaamsgezind te zijn. Ook binnen de meisjesbeweging gingen er echter stemmen op om meer te doen aan sociale actie, zoals op de landdag in Hasselt in 1927, of in het hoofdbestuur waar eveneens in 1927 Nora Puype Puype, Nora
Nora Puype (1902-1981) was onderwijzeres en actief binnen de Vlaamsgezinde meisjesbeweging. Ze werd stichtend lid en ondervoorzitster (1930-1941) van het Vlaamsch Nationaal Vrouwenverbond... Lees meer
ervoor pleitte om in de schoot van de meisjesbeweging een actie rond drankbestrijding te organiseren. Maar het hoofdbestuur had daar geen oren naar en wilde verder gaan op de weg van Vlaams-nationalistisch radicalisme.

In de tweede helft van de jaren 1920 kwam er een einde aan de bloei van de beweging en kende ze qua aanhang een duidelijke terugval. Tussen 1923 en 1929 was per provincie het aantal bonden verminderd van 25 tot 16 in Antwerpen, van 18 tot 10 in Brabant, van 12 tot 7 in Limburg, van 22 tot 8 in Oost-Vlaanderen en van 35 tot 22 in West- Vlaanderen. Een krimp dus van 112 tot 64 bonden. Bijna een halvering. Dat was vooral het gevolg van de malaise die was ontstaan door de systematische radicalisering aan de top en het daarbij 'achterblijven' van de basis. Het hoofdbestuur legde zelf de klemtoon op tegenwerking van buitenaf, die er inderdaad ook was. De traditionele landdagen bleven desondanks plaatsvinden: in 1928 in Leuven, in 1929 in Ieper in aanwezigheid van August Borms Borms, August
August Borms (1878-1946) speelde een prominente rol in de activistische collaboratie tijdens de Eerste Wereldoorlog en groeide nadien uit tot hét symbool van de amnestiebeweging, die een ... Lees meer
, in 1930 in Brussel, in 1931 in Antwerpen, in 1932 in Gent en in 1933 opnieuw in Leuven.

In een poging de rangen aan te vullen begon de leiding – onder impuls van vooral Oda en Colomba Thiel – vanaf de beginjaren 1930 met 'kinderbonden', of afdelingen van 'Kerlinnekens' die eerst een aparte bladzijde kregen in Gudrun en in 1934 een eigen tijdschrift met als naam Hoio. In 1932 werkten er 9 dergelijke kinderafdelingen, in 1934-1935 waren er 11.

In de periode 1929-1931 werden twee breuklijnen zichtbaar. Ten eerste was er een tegenstelling tussen wie wilde komen tot samenwerking of versmelting met Vlaams-nationalistische vrouwengroepen die aanleunden bij de Frontpartij Het Vlaamsche Front
Het Vlaamsche Front was een Vlaams-nationalistische partij, die werd opgericht in 1919 en ook bekend stond onder de couranter gebruikte officieuze benaming Frontpartij. Gesticht als een ... Lees meer
, en anderen die principieel de partijpolitiek bleven verwerpen. Dat leidde in juli tot het vertrek van ondervoorzitster en voorzitster van de Oost-Vlaamse gouw Magda Haegens Haegens, Magda
Magda Haegens (1900-1992) had de leiding over de vrouwenorganisatie van het Vlaams Nationaal Verbond (VNV), tot ze in 1940 uit deze functie ontslagen werd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog ... Lees meer
, die een half jaar later het Vlaamsch Nationaal Vrouwenverbond Vlaamsch Nationaal Vrouwenverbond
Het Vlaamsch Nationaal Vrouwenverbond (1930-1944) was een Vlaams-nationalistische vrouwenorganisatie die in 1934 deel werd van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). Lees meer
(VNVV) oprichtte. Latere pogingen om de Landsbond te laten samenwerken met dit VNVV mislukten, vooral omdat de radicale vleugel van de hoofdleiding elke samenwerking met partijpolitieke groeperingen bleef afwijzen.

Ten tweede waren er bestuursleden en bonden die er ontevreden over waren dat het hoofdbestuur steeds uitdrukkelijker koos voor een radicale anti-Belgische en Groot-Nederlandse Groot-Nederland
Groot-Nederland is een politiek en cultureel begrip dat respectievelijk staat voor een staatkundige vereniging van België of Vlaanderen met Nederland en de culturele en taalkundige samen... Lees meer
richting, en dat ze daardoor te weinig respect had voor de kerkelijke overheid. De bisschoppen hadden het Vlaams-nationalisme namelijk veroordeeld. Ze waren van mening dat dit een afwijking inhield van de oude traditie van godsdienstig-culturele zelfvorming. Dat radicale drijven van de landsbondleiding werd duidelijker toen naar aanleiding van het Belgische eeuwfeestjaar 1930 het bestuur uitdrukkelijk elk Belgisch federalisme Federalisme
Sinds het begin van de 20ste eeuw behoort federalisme tot het programma van eerst de Waalse en vervolgens ook de Vlaamse beweging. Vanaf 1970 is de transformatie van België van unitaire t... Lees meer
verwierp en koos voor een rechtstreekse 'hereniging met Nederland'. Het bestuur stuurde aan de bonden een rondschrijven met de oproep zich afzijdig te houden van de Belgische feestelijkheden. Bovendien drong Colomba Tiel, die sterk onder de invloed stond van het weekblad Vlaanderen Vlaanderen (1922-1933)
Vlaanderen was een radicaal Vlaams-nationalistisch weekblad dat verscheen tussen 1922 en 1933. Het stond voor het grootste deel onder leiding van Robrecht de Smet en Josué de Decker. Het ... Lees meer
, er op aan in de statuten van de beweging Groot-Nederland als einddoel op te nemen, ter vervanging van de bestaande vage formulering dat de beweging zich aansloot bij ‘de evoluerende radicale Vlaamse gedachte’.

Dat ging voor sommigen te ver. De Mechelse bond nam het voortouw. Ze scheurde zich af en stichtte in december 1930 een nieuwe koepel, het Verbond van Katholieke Vlaamse Meisjesbonden, onder voorzitterschap van Jeanne Peeters. Behalve Mechelen sloten zich nog vier vroegere Landsbond-bonden uit de gouw Antwerpen daar bij aan. Voor de radicale strekking in de Landsbond, verpersoonlijkt door Colomba Thiel en Mia de Vleeschauwer, bood de afscheuring een aanknopingspunt om de radicale herformulering van de statuten in Groot-Nederlandse zin effectief aan de orde te stellen. Na lange discussies werd in september 1931 een akkoord bereikt, waarin inderdaad de Dietse oriëntering uitdrukkelijk werd bevestigd.

In november 1931 trad Angela Tysmans om gezondheidsredenen af als algemeen voorzitster en werd tijdelijk opgevolgd door Hilda Hellemans Hellemans, Hilda
Hilda Hellemans (1895-1976) was een pionier van de Vlaamsgezinde meisjesbeweging. Ook schreef ze Vlaams-nationalistisch georiënteerde toneelstukken die sympathiseerden met het activisme.... Lees meer
, maar een jaar later nam ze haar functie weer op. Ze kreeg in oktober 1932 af te rekenen met een afscheuring van de Limburgse gouw die zich niet kon verzoenen met het Dietse standpunt. Hierop haastte ze zich te verklaren dat het enkel om cultureel Groot-Nederlandisme ging, waarna de gouw, behalve de bond van Peer, weer aansloot. De facto werden de jaren 1932 en 1933 hoogtepunten van anti-Belgische Dietse propaganda, en werd er door het hoofdbestuur gezocht naar een mogelijkheid om via contacten met Nederlandse meisjes de 'volkseenheid' te bevorderen.

Nieuwe jeugd, Nieuwe Orde (1933-1944)

Vanaf circa 1933 koos de beweging ervoor de Dietse oriëntering te verbinden met pleidooien voor een solidaristische Nieuwe Orde, maar tegelijk ook met de nieuwe jeugdbewegingsinspiratie zoals die toen vooral door Ernest van der Hallen Van der Hallen, Ernest
Ernest van der Hallen (1898-1948) was een romantische katholiek-Vlaamse auteur, redacteur van Boekengids en Lectuurrepertorium, later bibliotheekinspecteur. Hij was een mentor van de jeug... Lees meer
werd gepropageerd. Dat was in het bijzonder het werk van de Lierse Line Lambert, die vanaf 1933 Colomba Thiel in het hoofdbestuur was opgevolgd en er de functie kreeg van dienstdoend algemeen voorzitster, naast Angela Tysmans. Openluchtactiviteiten zoals kampen en trektochten deden hun intrede. In Herentals werd een oude molen omgebouwd tot meisjesjeugdherberg waar de Landsbond studiekampen organiseerde. Een uniform hoorde daar ook bij. Dat bleef in 1932 en 1933 nog beperkt tot een baret, maar vanaf 1934 verplichtte het hoofdbestuur een volledig uniform. Het bestond uit een witte jurk, met daarover een zwart jasje zonder mouwen (een gilet) en een zwarte baret.

Deze nieuwigheden konden niet verhinderen dat het aantal bonden vanaf 1934-1935 drastisch slonk. In Antwerpen en Limburg waren er toen telkens nog vier, in Brabant en West-Vlaanderen telkens vijf, in Oost-Vlaanderen wellicht nog zes. Dat betekende op twee jaar tijd een halvering van 52 naar circa 24 bonden. Hoofdoorzaak daarvan was wellicht de concurrentie van het Verdinaso Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen
Het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen (Verdinaso) (1931-1941) was een fascistisch geïnspireerde beweging onder leiding van Joris van Severen, die een staats- en maatschappijherv... Lees meer
dat in 1934 een vrouwenafdeling had opgericht. Net zoals in het AKVS oefende dat ook in de meisjesbeweging een grote aantrekkingskracht uit op de meest radicale elementen. De eed van trouw die de landsbondsleiding op de landdag van september 1934 in Hasselt van de leden vroeg hielp niet, of had misschien juist een averechts effect, omdat Joris van Severen Van Severen, Joris
Joris van Severen (1894-1940) is vooral bekend als de oprichter en leider van het fascistisch geïnspireerde Verdinaso (Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen). Medio jaren 1930 verru... Lees meer
nu – net als bij het AKVS – het lidmaatschap van de meisjesbeweging onverenigbaar verklaarde met dat van het Verdinaso.

Ideologisch stelde de landsbondleiding zich ook op dezelfde lijn als het AKVS-Algemeen Katholiek Dietsch Studentenverbond (AKDS)- Dietsch Jeugdverbond Dietsch Jeugdverbond
Het Dietsch Jeugdverbond (1937-1941) was de organisatorische voortzetting van het Algemeen Katholiek Dietsch Studentenverbond (AKDS). De beweging richtte zich niet meer enkel naar katholi... Lees meer
(DJV). Principieel bleef ze buiten alle partijpolitiek en verwierp trouwens vanaf 1934 uitdrukkelijk het parlementarisme. Ze wilde een radicaal Diets standpunt innemen en stond dus negatief tegenover organisaties van het Vlaamsch Nationaal Verbond Vlaamsch Nationaal Verbond
Het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) (1933-1945) was een rechts-radicale Vlaams-nationalistische partij die tijdens de Tweede Wereldoorlog collaboreerde met de Duitse nationaalsocialistis... Lees meer
(VNV) die ze vanuit Groot-Nederlands oogpunt te slap vond en tegenover het Verdinaso omdat ze die te militaristisch vond, en vanaf de nieuwe (Heel-Nederlandse) marsrichting in 1934, ideologisch te ‘Staatsdiets’ en Belgisch. Zelf werd de landsbond, met het AKVS-AKDS-DJV en enkele Dietsers zoals Wies Moens Moens, Wies
Lees meer
die bij de Nieuwe Marsrichting het Verdinaso hadden verlaten, een representant van de Volksdietse stroming tussen VNV en Verdinaso in. Die lijn – gecombineerd met tips voor de nieuwe jeugdbeweging –werd ook gevolgd in het vanaf 1934 verschijnend leidstersblad Onze Leiding onder redactie van Thiel en Lambert.

In 1937 bij het 25-jarige bestaan van de beweging waren er nog ten hoogste 150 meisjes en vrouwen lid van de landsbond, maar de keuze voor een nieuwe naam en andere statuten zorgde voor een tweede scheuring. De viering van het vijfde lustrum gebeurde op een landdag in Gent in de zomer 1937, die een grote toeloop kende, en waar Cyriel Verschaeve en Mia de Vleeschauwer zich uitdrukkelijk kantten tegen alle partijpolitiek. Tysmans kondigde er aan dat de Vlaamsche Landsbond voor Rooms Katholieke Vrouwen en Meisjes voortaan de naam zou dragen Dietsche Bond voor Vrouwen en Meisjes ‘Ik Dien’. Het laten vallen van de kwalificaties 'Vlaams' en 'katholiek' waren nodig om de Dietse volkseenheid mogelijk te maken, en had ook in het rest-AKVS geleid tot de naamswijziging AKDS en DJV. In de nieuwe statuten werd de term ‘trouw aan de Rooms-katholieke grondbeginselen’ vervangen door ‘doordrongen van de Christelijke levensbeginselen’. Daartegen kwam protest. Toen in juni 1938 de harde kern in het hoofdbestuur toch vasthield aan deze formulering, scheurden de gouwen Brabant en Limburg, met uitzondering van de bond van Bree, zich af van het hoofdbestuur. Ze vormden een nieuwe organisatie: de Dietsche Bond voor Rooms-Katholieke Vrouwen en Meisjes ‘Ik Dien’, met als nieuw tijdschrift Jong Dietsch . De afgescheurde koepel wilde trouw blijven aan de statuten van 1932, en beschouwde zich als de enige echte handhaver van de traditie van de meisjesbeweging. Jetje Claessens Claessens, Jetje
Jetje Claessens (1912-1995) was tijdens de Tweede Wereldoorlog leidster van de Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen (NSJV) en werd daarvoor ter dood veroordeeld. Ze ontving gratie en... Lees meer
werd er hoofdleidster van en Louiza Bauwens Bauwens, Louiza
Louiza Bauwens (1907-1983) was Vlaams-nationaal meisjesleidster. Omwille van haar Dietse overtuiging weigerde ze tijdens de bezetting deel uit te maken van de Nationaal-Socialistische Jeu... Lees meer
en Fina Rubbens gouwleidsters van respectievelijk Brabant en Limburg, De Lierse bond onder leiding van Line Lambert volgde de dissidenten die in totaal een tiental bonden konden bekoren.

De organisatie onder leiding van Tysmans telde zeker niet meer bonden dan de afgescheurden. In Antwerpen had ze geen gouwwerking meer, maar in Oost- en West-Vlaanderen nog wel. Ze bleef Gudrun uitgeven, waarin de beweging onderstreepte nu op ‘zuiver volks-nationale grondslag’ te staan, doordrongen te zijn van ‘ de christelijke levensbeginselen’ en zich te kanten tegen liberalisme, socialisme, communisme en het ‘heidense nationaalsocialisme’ en het ‘staats-nationalistisch imperialisme’ van Duitsland dat na de ontmanteling door nazi-Duitsland van Tsjechoslowakije voor iedereen duidelijk was geworden.

Het was hetzelfde standpunt als dat van het DJV. Het was ook – behalve voor wat betreft de kwalificatie 'christelijk' – de opstelling van de Dietsche Bond voor R.K. Meisjes, die samen een eigen werking voor de provincies Limburg en Brabant ontwikkelde, met gemeenschappelijke gouwdagen, maar die in maart 1940, na anderhalf jaar zelfstandigheid, toch besloot opnieuw aan te sluiten bij de Dietsche Bond voor Vrouwen en Meisjes ‘Ik Dien’.

De Duitse inval in mei 1940 legde de werking van de meisjesbeweging voor enkele maanden lam. In juli 1940 verscheen een nieuwe aflevering van Gudrun. In die zomer kwam het tot een samenwerking tussen Tysmans en Magda Haegens die door Staf de Clercq De Clercq, Staf
Staf de Clercq (1884-1942) was een Vlaams-nationalistische politicus, die zijn politieke carrière begon als kamerlid voor de Frontpartij. Hij staat vooral bekend als stichter en eerste l... Lees meer
als leidster van het Vlaamsch Nationaal Vrouwenverbond (VNVV) was afgezet, wat tot een scheuring leidde binnen het VNVV omdat een deel van de leidsters en leden haar volgden naar de Dietsche Bond van Tysmans. De werking werd voortgezet en Gudrun bleef verschijnen tot 1943, maar wellicht voor een zeer beperkt aantal leden. Intussen was de massa immers opgenomen in de Dietsche Meisjesscharen Dietsche Meisjesscharen
Dietsche Meisjesscharen (DMS) was een Vlaams-nationalistische jeugdbeweging voor meisjes verbonden met het Vlaamsch Nationaal verbond (VNV). Lees meer
(DMS), een collaborerende eenheidsjeugdbeweging voor meisjes als tegenhanger van de Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen
Lees meer
(NSJV) waarin zowel voormalige leden van het Verdinaso, het VNVV als ‘Ik Dien’ waren opgenomen en die onder leiding stond van Claessens.

De naoorlogse erfgenaam (1946-1973)

Het einde van de oorlog bracht de bestraffing van de collaboratie Collaboratie
Collaboratie verwijst naar de samenwerking met de bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog, in casu van het Vlaams-nationalisme en een deel van de Vlaamse beweging. Lees meer
die ook vele ‘Ik Dien’-leden trof. De beweging verdween. En toch kwam er een nieuwe beweging die de traditie van ‘Ik Dien’ wilde voortzetten. Dat was vooral het werk van Aleide Andries Andries, Aleide
Aleide Andries (1921-1995) was een spilfiguur in de heroprichting van de Vlaams-Dietse meisjesbeweging na de Tweede Wereldoorlog. In 1961 trad ze in bij een dominicanessencongregatie in ... Lees meer
, voor de oorlog 'kerlinneke' en in 1947 door Staf Vermeire Vermeire, Staf
Staf Vermeire (1926-1987) was een Diets jeugdleider, uitgever en tijdschriftenredacteur. Hij is vooral bekend als de verbondsleider van het ADJV, maar onder andere ook als zaakvoerder van... Lees meer
aangeduid als leidster van de Gentse Kathelijneschaar van het toen opgerichte Jeugdverbond der Lage Landen Jeugdverbond der Lage Landen
Het Jeugdverbond der Lage Landen (JVLL) was een Heel-Nederlandse, Vlaams-nationalistische jeugdvereniging, ontstaan in 1947 om enkele losse nationalistische jeugdkernen rond het tijdschri... Lees meer
.

Ze zocht contact met vroegere leden van de meisjesbeweging en wilde deelnemen aan een kampretraite voor Vlaams-nationalistische meisjesgroepen in Weelde. De retraite werd georganiseerd door Louiza Bauwens, de vooroorlogse Brabantse gouwleidster van ‘Ik Dien’, en de dominicaan Dries Vervinckt Vervinckt, Dries
Dominicaan Dries Vervinckt (1906-1963) was voor de oorlog een belangrijke leidsman in de Dietse meisjesbeweging. Na de oorlog kwam hij in aanvaring met het Belgische gerecht om zijn bijst... Lees meer
, die voor de oorlog al proost was geweest van ‘Ik Dien’. Dat ze daarvoor geen toestemming vroeg aan hopman Vermeire leidde in augustus 1949 tot een conflict waardoor de toen 28 jarige Andries het Jeugdverbond verliet. Op de daarop volgende kampretraite werd ze door Bauwens verzocht als algemene leidster op te treden voor een opnieuw te starten katholieke Vlaamse meisjesbeweging onder de naam: Dietse Meisjesbond ‘Ik Dien’. De ‘aanwezigen’ spraken af in eigen dorp een kern op te richten. De meesten slaagden daar niet in. Enkel Andries kon samen met Gudrun van der Spurt in 1949 in Gent de eerste naoorlogse ‘Ik Dien’-kern oprichten, met een vijftiental leden. Andries vormde met enkele oud-leidsters de Hoofdraad van ‘Ik Dien’, waarbij zich dan individuele leden die niet tot een plaatselijke afdeling behoorden aansloten.

De nieuwe vereniging had geen uniform, enkel een uniformspeldje met Vlaamse, Dietse en katholieke symbolen. Behalve in Gent waren gemeenschappelijke bijeenkomsten de enige activiteit. De kamptraditie werd voortgezet tot 1973. De Pinksterkampen – drie dagen – waren het hoofdmoment en waren een middel om de verspreide individuele leden – die de meerderheid vormden – samen te brengen. Een eerste Pinksterkamp – het 'Dosfelkamp' – vond in 1950 met een honderdtal deelnemers plaats in Vlassenbroek. Tot 1955 waren de leden en deelnemers niet jonger dan 16 jaar en lag de klemtoon op vorming. De driedaagse kampretraites werden in de zomermaanden gehouden, en richtten zich op godsdienstige vorming, naast ontspanning en openluchtleven door te kamperen in tenten. Een derde bondsactiviteit was het kerstkamp dat vanaf 1951-1952 werd georganiseerd in jeugdhemen. De leidstersdagen in het voorjaar dienden om de kampen voor te bereiden. Daarnaast waren de Vlaamsgezinde feesten zoals het Vlaams Nationaal Zangfeest Vlaams Nationale Zangfeesten
Het Vlaams Nationaal Zangfeest is een Vlaams-nationalistische bijeenkomst die sinds 1933 jaarlijks wordt georganiseerd door het Vlaams Nationaal Zangverbond, later Algemeen Nederlands Zan... Lees meer
en IJzerbedevaart IJzerbedevaarten
De IJzerbedevaart is een jaarlijkse herdenking van de Vlaamse gesneuvelden tijdens de Eerste Wereldoorlog, die ontstond omstreeks 1920. Dit voor de Vlaamse beweging erg symbolische gebeur... Lees meer
jaarlijkse verzamelpunten.

Het aantal plaatselijke kernen bleef aanvankelijk beperkt tot drie. Naast Gent met Aleide Andries en Gudrun van der Spurt begon er in 1950-1951 een in Brussel met Hedwig en Lutgart Wouters en in Dendermonde met Lutgart Dosfel (een kern die evenwel in 1952 stilviel). In 1952 startte Lieve Yserbyt een nieuwe kern in Kortrijk. De vraag tot toetreding tot de pas opgerichte koepel Lutgardisring van verscheidene kleine Vlaams-nationalistische meisjesjeugdbewegingen werd door Aleide Andries afgewezen. Een belangrijk bindmiddel werd vanaf 1952 het tijdschrift Gudrun, dat in maart-april weer begon te verschijnen op initiatief van Andries. Het volgde het model van de vooroorlogse voorloper, waarmee het de continuïteit beklemtoonde door de vermelding ‘24ste jaargang’. Het blad was aanvankelijk gestencild, maar werd vanaf 1953 weer gedrukt. Op de lokale kernvergaderingen stond de kampvoorbereiding centraal, al groeide met de daling van de leeftijd ook wel het jeugdbewegingsaspect. In 1955 telde ‘Ik Dien’ ongeveer 70 leden.

Tussen 1955 en 1961 kende de beweging enige expansie, samengaande met de verschuiving van de klemtoon van 'vormingsbeweging' naar 'jeugdbeweging'. Er werd gestart met 'Kerlinnekensbonden' (8 tot 12 jaar), met als algemene leidster Hedwig Wouters en een eigen tijdschrift Hoio. In 1959 waren er circa 100 'Kerlinnekens'. De differentiatie naar leeftijd werd verder uitgewerkt zodat er naast de Kerlinnekens ook Gudrun-meisjes of Kerlinnen (12 tot 16 jaar) en ‘Ik Dien’-meisjes (+17 jaar) werden onderscheiden. Op de kampen kwam die differentiatie er ook. Dat leidde tot nieuwe kamptradities: er kwam een jaarlijks Kerlinnekens- en Kerlinnenzomerkamp en een ‘Ik Dien’-zomertrip naar het buitenland.

Hier en daar sloten ook kinderen aan die niet uit traditionele Vlaams-nationalistische families kwamen. In 1956 kwam er een kern bij in Roeselare onder leiding van Annemie Rabou en in 1957 volgde een kern in Brugge onder leiding van Mia Maertens. In 1960 waren er officieel 200 leden waarvan 150 lid waren van de vijf plaatselijke kernen. Qua leeftijd trad een verjonging op: drie vierde van het ledenbestand waren nu kinderen. Dat deed de behoefte groeien aan uniformen, maar ze verschilden per plaatselijke kern, waarbij het speldje het enige algemene kenteken was. In de kernen waar kerlinnekens en kerlinnen meestal samen vergaderden kregen de traditionele jeugdbewegingsactiviteiten meer plaats, zonder de voor vele andere jeugdbewegingen soldateske stijl. Voor de oudste leeftijdstak bleven vormingsactiviteiten meer doorwegen.

De ideologische oriëntering van ‘Ik Dien’ sloot tot in de jaren 1960 perfect aan bij de vooroorlogse Volksdietse traditie, met een afkeer voor België, het parlementarisme, de partijpolitiek, het propageren van een Heel-Nederlands nationalisme en van een authentieke christelijk-godsdienstige levensstijl die aansloot bij het romantisch streven naar het hogere zoals verwoord door Ernest van der Hallen in zijn bekend adagium ‘wees principieel, wees radicaal, wees absoluut’. Het vrouwbeeld beklemtoonde zoals vroeger de dienende rol van de vrouw als moeder en echtgenote en als behoeder van de volkse en godsdienstige waarden. Nieuw tegenover de vooroorlogse jaren was vooral de grote bekommernis om de herinnering aan de Volksdietse stroming in het interbellum te bewaren en over te dragen op de volgende generaties.

In 1961 trad Andries in een Nederlands-Limburgs klooster en werd als algemeen leidster opgevolgd door Hedwig Wouters, die zelf twee jaar later het roer doorgaf aan Bernadet Libbrecht. Maertens werd Kerlinnekensleidster en Goedroen Debroey leidster van de Gudrun Meisjes. In 1965 kreeg ‘Ik Dien’ af te rekenen met zware financiële en redactionele problemen inzake het tijdschrift Gudrun. Het trad daarom toe tot de in 1963 opgerichte Blauwvoetfederatie Blauwvoetfederatie
De Blauwvoetfederatie was een Vlaams-nationalistische, Dietse jeugdvereniging, die in 1963 werd opgericht als een overkoepelend orgaan van verschillende gelijkgezinde jeugdverenigingen.... Lees meer
, een overkoepeling van het Verbond van Blauwvoetvendels Verbond van Blauwvoetvendels
Het Verbond van Blauwvoetvendels (VBV) was een Vlaams-nationalistische, Heel-Nederlandse jeugdfederatie, officieel opgericht in januari 1960 onder impuls van E.P. Albrecht Boucquillon. ... Lees meer
, Verbond van Vlaamse Meisjesscharen Verbond van Vlaamse Meisjesscharen
Het Verbond van Vlaamse Meisjesscharen was een Vlaams-nationale jeugdgroepering die in 1961 werd opgericht als een bundeling van afzonderlijke meisjesgroepen in Antwerpen, Brussel, Gent e... Lees meer
en de Rodenbachbonden Kempische Rodenbachbonden
De Kempische Rodenbachbonden was een organisatie die in 1954 werd gesticht ter overkoepeling van de nog bestaande of weer opgerichte scholieren- en studentenbonden in de Antwerpse Kempen... Lees meer
, die het gezamenlijke tijdschrift Open Open
Open (1964-1973) was een Groot-Nederlands jeugdtijdschrift, uitgegeven door de Blauwvoetfederatie. Onder redactie van Albrecht Bouquillon trachtte het blad door een ‘open’ opstelling de i... Lees meer
uitgaven. De uitgave van Gudrun werd stopgezet, tot spijt van de oudgedienden. In 1965 koos ook Libbrecht voor het kloosterleven en werd opgevolgd door Goedroen Debroey en Mia Maertens. Ze gaven nog tot 1973 het leidstersblad Mik Hoog uit en zetten de kampentraditie voort tot 1973. Toen vierde ‘Ik Dien’ nog haar zestigjarige bestaan, maar kort daarna viel de werking stil.

Ideologisch en programmatisch kwam er vanaf 1961 iets meer openheid voor actuele problemen, al werd dat door de oudere generatie afgewezen als een toegeving aan de tijdgeest. De belangstelling voor 'Heel-Nederlandse' en 'Vlaamse' thema’s verminderde en die voor creativiteit en beleving van het jong zijn groeide. Het Vlaams-nationalisme bleef wel het algemene kader.

De naoorlogse beweging ‘Ik Dien’ zag zichzelf als de voortzetting van de vroegere katholieke Vlaamse meisjesbeweging. Maar meer dan dat was ze niet. Er was geen echte organisatorische continuïteit en ‘bestond’ vooral in de gemeenschappelijke Kerst- en Pinksterkampen waar leden van het handvol groepen en ‘losse’ leden elkaar troffen. Het plaatselijke groepsleven waar het jong zijn samen kan worden beleefd, wat zo essentieel is voor een jeugdbeweging, kwam nauwelijks van de grond. Meer dan haar voorganger richtte ‘Ik Dien’ zich na de oorlog op de verheerlijking van het recente Vlaams-nationalistische en Dietse verleden en het ‘correct’ doorgeven van de ideologische erfenis van de Volksdietse stroming van het einde van de jaren 1930. Een voortzetting van de oude Katholieke Vlaamse Meisjesbeweging was ze echter niet, hoogstens een erfgenaam.

Literatuur

– A. Dosfel-Tysmans, De Katholieke Vlaamsche meisjesbeweging sedert haar ontstaan tot einde 1923, 1924.
– M. Vanden Heuvel-Brughmans, Pater Reypens en de katholieke Vlaamse meisjesbeweging, in: Dr. L. Reypens s.j.Persoon en gedachte, 1965, pp. 9-14.
– Mevrouw Dosfel 80, in: themanummer Dietsland Europa, november 1979.
– H. Verbanck, De Katholieke Vlaamse meisjesbeweging. Van cultureel vormingsideaal tot politiek bewustzijn. 1913-1925, KU Leuven, ongepubliceerde licentiaatsverhandeling, 1975.
– H. Verbanck, Laatslaapstertje ontwaakt (1913-1914). De Katholieke Vlaamse meisjesbeweging: stichting en eerste groeijaren, in Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 40, 1981, nr. 2, pp. 83-98.
– H. Verbanck, De Katholieke Vlaamse Meisjesbeweging in de oorlogsjaren (1914-1918), in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 40, 1981, nr. 4, pp. 229-238.
– Verschaeve en de Vlaamse meisjesbeweging. Colloquiumnummer Verschaeviana, 1983.
– G. Raeymaekers, Geschiedenis van de katholieke Vlaamse meisjesbeweging.1926-1940, KU Leuven, ongepubliceerde licentiaatsverhandeling, 1986.
– G. Malfait, De sterke vrouw van Vlaanderen. De Dietse meisjesbond "Ik Dien" en haar tijdschrift Gudrun. 1944-1965, KU Leuven, ongepubliceerde licentiaatsverhandeling, 1991.
– L. Vandeweyer, Cyriel Verschaeve aan zuster Gabriël. Zeven brieven, op het nippertje gered van de vernietiging, in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 65, 2006, nr. 4 pp. 301-325.

Suggestie doorgeven

1973: Lionel Vandenberghe / Angela Tysmans (pdf)

1998: Louis Vos

2023: Louis Vos

Databanken

Inhoudstafel