Katholieke Vlaamse studentenbeweging

Begrip
Lieve Gevers / Louis Vos (2023, aanvulling), Louis Vos / Lieve Gevers (1998)

De Katholieke Vlaamse Studentenbeweging was de georganiseerde deelname van de katholieke studerende jeugd aan de Vlaamse beweging. Ze leverde daartoe met haar grote aanhang van ca. 1875 tot ca. 1935 een cruciale bijdrage zowel via directe actie als door vorming van toekomstige voormannen.

Alternatieve term
Vlaams-katholieke studentenbeweging
Leestijd: 41 minuten

Sinds het laatste kwart van de 19de eeuw ontstonden er in Europa jeugdbewegingen, die een specifieke vorm van het beleven van het samen jong zijn ontwikkelden, ingebed in de eigen nationale historische context en gedragen (en gecontinueerd) door telkens nieuwe generaties. Die namen de in de beweging ontstane tradities over en pasten de werking aan de nieuwe behoeften van de jongeren aan, binnen een telkens veranderd maatschappelijke kader. Hoewel in de internationale historische literatuur enkel de Duitse Wandervogelbewegung en de Engelse scouting als basisvormen van jeugdbeweging Jeugdbeweging
Lees meer
worden genoemd, was het in Vlaanderen dat anderhalve eeuw geleden, de meest originele vrije jeugdbeweging ontstond. Ze staat bekend als de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging (met hoofdletters als eigennaam), en was zowel gericht op groepsleven en persoonlijkheidsvorming als op kritisch engagement in de samenleving. Ze was de gezamenlijke georganiseerde deelname van katholieke middelbare scholieren Scholierenbeweging
Deze bijdrage onderzoekt de invoed die de scholierenbeweging in het officieel onderwijs heeft gehad op de Vlaamse beweging. Lees meer
(van bisschoppelijke colleges of colleges van de reguliere clerus), seminaristen (priesterstudenten van de diocesane seminaries van Brugge, Gent, Mechelen of Luik of van opleidingsinstellingen van regulieren) en (vooral Leuvense) universiteitsstudenten aan de Vlaamse beweging vanaf het derde kwart van de 19de eeuw tot halfweg de jaren 1930 van de 20ste eeuw.

De beweging had enkele karakteristieken die haar van het begin tot het einde typeerden. Ten eerste op het niveau van het waardenpatroon en de doelstellingen. Hoewel de concrete opstelling in de maatschappij parallel met de evolutie van de Vlaamse beweging veranderde, bleef het waardenpatroon van de beweging vanaf haar ontstaan in de jaren 1870 tot haar verdwijnen in de jaren 1930 hetzelfde. Dat was een tweespan van Vlaams en katholiek, zij het dat soms de klemtoon meer op de ene dan op de andere component werd gelegd. In de ontstaansperiode was het Vlaamse element eerder een onderdeel van het katholieke. Daarna werd het ene evenwaardig aan het andere of leek de balans soms naar de Vlaamse kant door te slaan, al bleef het katholieke karakter steeds essentieel, ook in de Vlaams-nationalistische oriëntering van de beweging in het interbellum. 

Ook de doelstelling bleef dezelfde. Ze steunde op een vruchtbare spanning tussen vorming en actie. Dat specifieke kenmerk vloeide voort uit haar functie in de Vlaamse beweging. Ze stelde zich namelijk ten doel de jeugdigen te vormen 'voor later', maar hen tegelijk ook nu al te richten op een actieve inzet in de ‘Vlaamse strijd’. Of anders geformuleerd, ze wilde de jeugdbewegingsdimensie (permanent groepsleven gericht op vorming) met de dimensie van een studentenbeweging (een voorhoederol in een bredere sociale beweging) combineren. Met deze karakteristieken kreeg de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging, waarvan verenigingen met verschillende benamingen elkaar opvolgden als organisatorische spil, in de geschiedenis van de Vlaamse beweging een eigen identiteit. 

Ten tweede was haar organisatievorm heel karakteristiek. De plaatselijke bonden van vooral middelbare scholieren uit de katholieke colleges vormden de hoeksteen van de beweging. Ze vergaderden ofwel in collegebonden tijdens het schooljaar ofwel in plaatselijke bonden in de vakantieperiodes en hadden een grote mate van zelfstandigheid tegenover de overkoepelende organisatie Op alle niveaus werd het bestuur in principe democratisch verkozen, van basis naar top, hoewel een leidende elite van universiteitsstudenten en seminaristen een belangrijke eigen inbreng had en vanuit Leuven de beweging stuurde. Die elite probeerde de achterban van scholieren in de plaatselijke bonden gelijke tred te doen houden met de inzichten die in Leuven groeiden, wat aanleiding kon geven tot interne spanning en conflicten met de kerkelijke overheid die immers de scholieren zoveel mogelijk vooral zelf wilden opvoeden. Tussen de Leuvense elite en de basis maar ook tussen de bonden onderling waren er vaste communicatiekanalen: dat waren de gouw- en landdagen, een afgevaardigde Leuvense student van de plaatselijke bond bij het gouwbestuur, en de specifieke tijdschriften voor de katholieke Vlaamse studerende jeugd. 

Wegbereiders (1830-1875)

Aan het ontstaan van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging is een decennialang rijpingsproces voorafgegaan. Ondanks de snelle verfransing van het onderwijs Onderwijs
Lees meer
lieten vanaf het eerste decennium na 1830 vele priester-leraars hun Vlaamslievende invloed gelden in de diocesane colleges, de groot- en kleinseminaries. In de jaren 1840 en 1850 waren ten gevolge daarvan al uitingen van Vlaamsgezindheid te vinden bij de studerende jongeren, onder meer in de lettergilden die in de katholieke instellingen bestonden. Hier vormde zich een voedingsbodem waaruit later een zelfstandige scholieren- en studentenbeweging kon groeien.

De toenemende polarisering in de Belgische politiek na het einde van het unionisme en de groeiende politieke kracht van de Vlaamse beweging werkten daarbij als een katalysator. In de jaren 1850 werden door een aantal Brugse seminaristen en jonge priesters de grondslagen gelegd voor de West-Vlaamse beweging, waarin liefde voor de gewesttaal en de volkse tradities beleden werd vanuit een restauratieve, antiliberale geest. Guido Gezelle Gezelle, Guido
Guido Gezelle (1830-1899) was een Vlaamse priester die de Vlaamse volkstaal verdedigde binnen het algemeen Nederlands. Hij verwierf grote bekendheid als lyrisch dichter van religieuze nat... Lees meer
, die haar voornaamste exponent zou worden, oefende als leraar in het Klein Seminarie van Roeselare Klein Seminarie van Roeselaere
In het Klein Seminarie van Roeselare, opgericht in 1806, liepen tal van belangrijke figuren uit de Vlaamse beweging school of gaven er les (Gezelle, Verriest, Rodenbach). In 1875 ontstond... Lees meer
, en daarna als uitgever van de tijdschriften 't Jaer 30 't Jaer 30
’t Jaer 30 was een weekblad (1864-1870) onder redactie van Guido Gezelle. Het steunde de progressieve oppositiestroom van de onafhankelijke volkspartij tegen de doctrinair-liberale regeri... Lees meer
en Rond den Heerd Rond den Heerd
Rond den Heerd was een West-Vlaams geïllustreerd volks- en taalkundig weekblad, dat naar Engels model werd gesticht door James Weale en Guido Gezelle. Het profileerde zich als een ‘leer- ... Lees meer
een diepgaande invloed uit op de volgende generaties van West-Vlaamse priesterstudenten en scholieren. 

In de jaren 1860 ontstonden sporadisch de eerste scholierenbonden waarin behalve een Vlaamsgezinde ook een strijdend-katholieke mentaliteit aanwezig was. Zij waren niet toevallig vooral te vinden in West-Vlaanderen West-Vlaanderen
Lees meer
: in 1863 in Izegem, in 1865 in Kortrijk, in 1869 in Roeselare en Brugge. Maar ook buiten die provincie kwam er beweging in de collegejeugd. In Antwerpen Antwerpen
Lees meer
speelde de invloed van de Meetingpartij. In 1868 werd in het Onze-Lieve-Vrouwecollege van deze stad een Vlaamsgezinde kring opgericht op initiatief van een leerling die uit Rome terugkeerde, waar hij in het zoeavenleger had gediend. De doorgedreven politiek-ideologische polarisatie na 1870 en de gelijktijdige afbrokkeling van de onzijdige Landdagbeweging Landdagbeweging
De Landdagbeweging, die zich ontwikkelde vanaf de vroege jaren 1860, vormde tot aan de Eerste Wereldoorlog de aanzet tot een reeks al dan niet succesvolle initiatieven tot samenwerking va... Lees meer
creëerde een atmosfeer waarin deze sterk levensbeschouwelijk gekleurde vorm van Vlaamsgezindheid tot volle ontplooiing kon komen. Dat gaf de beslissende stoot tot het ontstaan van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging. 

De blauwvoeterij (1875-1879)

De Roeselaarse priester-leraar Hugo Verriest Verriest, Hugo
De Vlaamsgezinde en progressieve priester en letterkundige Hugo Verriest (1840-1922) was een van de belangrijkste intellectuele inspirators van de katholieke flamingantische scholieren- e... Lees meer
vervulde een belangrijke schakelfunctie tussen zijn oud-leraar Guido Gezelle Gezelle, Guido
Guido Gezelle (1830-1899) was een Vlaamse priester die de Vlaamse volkstaal verdedigde binnen het algemeen Nederlands. Hij verwierf grote bekendheid als lyrisch dichter van religieuze nat... Lees meer
en de generatie West-Vlaamse leerlingen van rond 1870. In enkele opgemerkte redevoeringen in de loop van 1872-1873 hield hij aan de Roeselaarse scholieren een inspirerende toekomstdroom voor: de herleving van het rijke, zelfstandige, ontwikkelde en godsdienstige Vlaanderen van weleer. Hij riep hen op om de katholiek-Vlaamse tandem voorgoed in beweging te brengen en het zogenoemde 'liberaal gevaar' voor Vlaanderen en de Vlaamse beweging te keren. 

Hierdoor aangespoord richtten twee van zijn oud-leerlingen, de oud-zoeaaf Amaat Vyncke Vyncke, Amaat
Amaat Vyncke (1850-1888) was een ultramontaans en Vlaamsgezind zoeaaf, priester en missionaris. Hij was mede-oprichter van de West-Vlaamse Zouavenmaatschappij, de Gilde der Westvlaamsche ... Lees meer
en Zeger Maelfait Maelfait, Zeger
Zeger Maelfait (1850-1913) stichtte, samen met Amaat Vyncke, de Gilde der Westvlaamsche Gebroeders, in de schoot waarvan de katholiek-Vlaamsgezinde Almanak voor de leerende jeugd van Vlaa... Lees meer
, in oktober 1873 in het Grootseminarie in Brugge een Gilde der Westvlaamsche Gebroeders op, die na verloop van tijd kortweg de Westvlaamsche Gilde Westvlaamsche Gilde
De Westvlaamsche Gilde werd opgericht op 20 oktober 1873 door de Brugse seminaristen Amaat Vyncke en Zeger Maelfait. Ze lanceerde in 1875 de Almanak voor de leerende jeugd van Vlaanderen ... Lees meer
werd genoemd. Ze vond snel aanhang bij andere seminaristen en trad met nieuwjaar 1875 naar buiten met de uitgave van een Almanak voor de leerende jeugd van Vlaanderen Almanak voor de leerende jeugd van Vlaanderen
De Almanak voor de leerende Jeugd van Vlaanderen was een West-Vlaamse studentenalmanak in 1875 en 1876. De uitgave betekende een eerste beslissende stap in het op gang komen van de Blauwv... Lees meer
. Hij verscheen onder het Gezelliaanse motto ‘Met 't kruis in top’ en was opgevat als tegenhanger van de militant vrijzinnige studentenalmanak van de Gentse universitaire studentenvereniging 't Zal wel gaan 't Zal Wel Gaan
Lees meer
. Het succes ervan spoorde de leden van de Westvlaamsche Gilde aan tot uitgave van een driemaandelijks studententijdschrift De Vlaamsche Vlagge De Vlaamsche Vlagge (1875-1933)
De Vlaamsche Vlagge (1875-1933) was een West-Vlaams scholieren- en studententijdschrift onder wisselende redactie van seminaristen, universiteitsstudenten en priester-leraars. Het ademde ... Lees meer
waarvan het eerste nummer met Pasen 1875 van de pers kwam. 

Deze publicaties vonden veel weerklank bij de West-Vlaamse scholieren en versterkten hun jeugdig zelfbewustzijn. Tijdens datzelfde schooljaar raakten de leerlingen van het Klein Seminarie van Roeselare Klein Seminarie van Roeselaere
In het Klein Seminarie van Roeselare, opgericht in 1806, liepen tal van belangrijke figuren uit de Vlaamse beweging school of gaven er les (Gezelle, Verriest, Rodenbach). In 1875 ontstond... Lees meer
bovendien in de ban van de Kerelsromantiek Kerels
Kerels is een naam die werd gegeven aan de middeleeuwse bewoners van Kust-Vlaanderen, die als een volk van vrije boeren werden beschouwd. In de Vlaamse beweging werden ze een begrip en sy... Lees meer
. Toen de directeur van de instelling, superior Henri Delbar Delbar, Henri
Henri Delbar (1833-1894) was superior van het Klein Seminarie van Roeselare. Hij spoorde zijn leraars en leerlingen aan om zich aan te sluiten bij de Vlaamse beweging in een poging om die... Lees meer
, het Vlaamsgezinde enthousiasme wilde temperen bleek dat al niet meer mogelijk te zijn. In juli 1875 rebelleerden de leerlingen van de poësisklas (het vijfde humaniorajaar) omdat ze geen toelating kregen om op het naderende collegefeest uitsluitend Vlaamse liederen te zingen. Albrecht Rodenbach Rodenbach, Albrecht
Albrecht Rodenbach (1856-1880) was een West-Vlaams studentenleider en dichter, die een sleutelrol speelde in het ontstaan van de Blauwvoeterij en de katholieke Vlaamse studentenbeweging. ... Lees meer
was de morele leider van het verzet, zijn klasgenoot Julius Devos betaalde het gelag. Hij werd aan de deur gezet en ging daardoor de geschiedenis in als ‘de eerste martelaar’. Deze zogenoemde ‘groote stooringe’  had een versnellend effect op de beweging. In hun strijd voor het 'oude lieve Vlaanderen' richtten de Vlaamsgezinde leerlingen vanaf het volgende schooljaar hun vizier niet alleen meer op de verre liberale vijand, maar begonnen ze ook kritiek te leveren op de tekortkomingen in hun eigen onderwijssysteem. 

De Roeselaarse scholieren ontplooiden hun werking ook buiten de schoolmuren. Tijdens de grote vakantie 1875 was de Sint-Jansgilde Sint-Jansgilde
Sint-Jansgilde was de benaming van drie studentenverenigingen in Roeselare (jaren 1870 en 1880): een college-toneelgilde (tot 1876), een studentenspelersgilde (van scholieren, universitei... Lees meer
, een leerlingen-toneelkring die enkele jaren tevoren was opgericht en tijdens de vakanties voorstellingen gaf, ingeschakeld in hun beginnende Vlaamsgezinde propagandatocht. In de paasvakantie en de grote vakantie van 1876 werden op zijn minst 6 nieuwe spelersgilden opgericht, of, waar al studentenkringen bestonden, zoals in Izegem en Brugge, werden ze geheroriënteerd in Vlaamsgezinde zin. Rodenbach stelde in de grote vakantie 1876 al statuten op voor een overkoepelend verbond van West-Vlaamse spelersgilden. 

Ook in Antwerpen en Oost-Vlaanderen kwam een scholierenbeweging op gang, al ontwikkelde ze er zich aanvankelijk minder spectaculair. Het verschijnen van de West-Vlaamse studentenpublicaties vanaf nieuwjaar 1875 gaf een bijkomende stimulans en versterkte het streven naar vereniging van de Vlaamsgezinde jeugd over de provincies heen. Vanaf de zomer 1875 verschenen in De Vlaamsche Vlagge De Vlaamsche Vlagge (1875-1933)
De Vlaamsche Vlagge (1875-1933) was een West-Vlaams scholieren- en studententijdschrift onder wisselende redactie van seminaristen, universiteitsstudenten en priester-leraars. Het ademde ... Lees meer
bijdragen en sympathiebetuigingen uit het Klein Seminarie van Mechelen Klein Seminarie van Mechelen
Het Klein Seminarie van Mechelen was een belangrijke onderwijsinstelling van het aartsbisdom Mechelen met humaniora en filosofieafdeling voor priesterstudenten. Ze speelde in de 19de eeuw... Lees meer
, waar onder meer Jakob Muyldermans Muyldermans, Jakob
Lees meer
en Pol de Mont De Mont, Pol
Pol de Mont (1857-1931) was een dichter, essayist, folklorist, journalist, kunstcriticus en redenaar. In al zijn activiteiten gaf hij de Vlaamse strijd absolute prioriteit. Decennialang w... Lees meer
zich sinds mei 1875 verenigd hadden in de Vlaamsgezinde leerlingenkring De Jonge Taalvrienden De Jonge Taalvrienden
De Jonge Taalvrienden was een katholieke studenten- en scholierenbond die van 1875 tot ca. 1880 actief was in het Mechelse. De vereniging gaf de aanzet tot de ontwikkeling van de katholie... Lees meer
. Vanuit het Grootseminarie van Gent werd Eugeen de Lepeleer een trouw Vlagge-medewerker en vanuit het Klein Seminarie van Sint-Niklaas Klein Seminarie van Sint-Niklaas
Het Klein Seminarie van Sint-Niklaas, gesticht in 1808 en sinds de fusie met het Sint-Jozefinstituut in 1950 herdoopt tot Sint-Jozef-Klein-Seminarie, had lange tijd de reputatie een broei... Lees meer
, waar de gilde De Klauwaarts bestond, waren Jan Baptist Saeys en Amaat Joos Joos, Amaat
Amaat Joos (1855-1937) was een katholiek priester-leraar, pedagoog en taalkundige. Hij was actief en leidinggevend in de Vlaamse katholieke scholierenbeweging en richtte zich als pedagoog... Lees meer
actief. De Mechelse Jonge Taalvrienden droegen op hun beurt bij tot het leggen van contacten tussen Vlaamsgezinde jongeren van verscheidene instellingen door de samenstelling van de letterbundel Onze Dageraad en door het samenroepen vanaf de zomer van 1876 van studentenvergaderingen tijdens de vakanties in het Mechelse. 

Rodenbach, die intussen in 1876 zijn studies aan de Leuvense universiteit had aangevat, wilde van Leuven het hart maken van een nationaal gebundelde studentenbeweging, waarin Vlaamsgezinde scholieren, seminaristen en universiteitsstudenten verenigd zouden zijn. Met zijn Roeselaarse vrienden ontwikkelde hij initiatieven om de nieuwe ideeën te verspreiden in de Leuvense studentenbeweging Studentenbeweging
Lees meer
. De jonge universiteitsstudent bleef tegelijk in voeling staan met zijn Roeselaarse achterban en intensiveerde zijn contacten met scholieren en studenten van andere provincies. Die contacten resulteerden in het bijeenroepen van algemene studentenlanddagen in het centraal gelegen Gent tijdens de paasvakantie en de grote vakantie 1877. Op deze laatste bijeenkomst werd, in aanwezigheid van een honderdtal scholieren uit het Vlaamse land, een overkoepelende Vlaamsche Studentenbond Vlaamsche Studentenbond
De Vlaamsche Studentenbond was de eerste overkoepelende organisatie van de katholieke Vlaamse studentenbeweging. Ze werd opgericht in 1877 door de Leuvense studenten Albrecht Rodenbach en... Lees meer
opgericht. 

De landdagdeelnemers stemden in met de organisatiestructuur die Rodenbach er voorstelde. Zij verkozen hem ook tot voorzitter (opperkeurman) en stelden voor hun eigen provincie een Leuvens student als provinciaal voorzitter (keurman) aan, die voortdurend contact zou onderhouden met de verantwoordelijke lokale keurmannen in de colleges en seminaries van zijn streek. Andere contactmiddelen zouden de jaarlijkse landdagen zijn evenals het bondstijdschrift, Het Pennoen Het Pennoen (1878-1880)
Het Pennoen was het blad van de Vlaamsche Studentenbond van 1878 tot 1880. Belangrijkste figuren waren Albrecht Rodenbach en Pol de Mont. Lees meer
(1878-1880)
, dat met nieuwjaar 1878 begon te verschijnen. Rodenbachs idee om naast het trapsgewijze systeem van keurmanschappen in de colleges ook een koepel op te richten voor de spelersgilden die de werking tijdens de vakanties zou coördineren kon niet doorgaan door het ingrijpen van de Brugse bisschop Johannes Faict Faict, Johannes
Johannes Faict (1813-1889) was bisschop van Brugge (1864-1894). In het eerste decennium van zijn episcopaat steunde hij de katholieke Vlaamse beweging. Vanaf 1875 voerde hij een repressie... Lees meer
. Hij verbood in augustus 1877 aan de leerlingen en seminaristen van zijn bisdom (dat de provincie West-Vlaanderen bestreek) om nog deel te nemen aan de activiteiten van de spelersgilden en zich abonneren of mee te werken aan kranten of tijdschriften. 

Het bisschoppelijk optreden had tot gevolg dat er een hypotheek werd gelegd op de werking van de Vlaamsche Studentenbond en dat de erin overheersende blauwvoetersideologie Blauwvoet
De Blauwvoet werd sinds 1875 een van de meest vertrouwde symbolen van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging en de Vlaamse beweging. Het was ontleend aan Concience’s De Kerels van Vlaan... Lees meer
nog sterker door een opstandige toon werd gekleurd. Die ideologie knoopte ten dele rechtstreeks aan bij het gedachtegoed van Gezelle en de West-Vlaamse school, onder meer in haar identificatie tussen katholieke en Vlaamse beweging, haar traditionalistische en ultramontaanse visie op de maatschappij en haar liefde voor de dialectische volkstaal. Anders dan Gezelle ontwikkelden de blauwvoeters daarnaast een kritische houding tegenover hun oversten en hun verfranste collegeopvoeding. Ze inspireerden zich op de Europese nationaliteitenbewegingen en bekenden zich tot de romantiek. 

Vooral door toedoen van Rodenbach werd de kerelssymboliek, geïnspireerd door Consciences Kerels van Vlaanderen, een integrerend onderdeel van de studentenbeweging zolang zij zou bestaan. Met het voorbeeld van de Duitse Burschenschaften voor ogen betoogde de West-Vlaamse studentenleider bovendien dat de studerende jeugd een pioniersfunctie moest vervullen in de katholieke Vlaamse beweging. Zij diende een ‘Kulturkampf’ te voeren, het volk op te wekken tot een nationaal bewustzijn door de herbronning van het onderwijs, de kunst en de gehele cultuur aan de volkse tradities. Samen met De Mont, Joos en vele andere strijdgenoten droeg Rodenbach overigens bij tot de plotse manifestatie van een eigen jeugdcultuur omstreeks 1880, met een explosie van door Vlaamsgezinde jongeren geschreven liederen, gedichten en toneelstukken. 

De organisatiestructuur die voor de Vlaamsche Studentenbond was uitgetekend werd nooit uitgebouwd en de richtlijnen voor de werking ervan werden niet gerealiseerd. Tijdens het schooljaar 1877-1878, dat volgde op de oprichting, werd wel wat opbouwend werk verricht. Niettemin werd de tweede algemene studentenlanddag in Gent in de zomer 1878 een flop. Vanaf het volgende jaar ontplooiden de Leuvense bestuursleden geen gemeenschappelijke initiatieven meer. Het Pennoen evolueerde tot een algemeen cultuurtijdschrift dat zich niet meer uitdrukkelijk tot studenten richtte. 

De snelle ontbinding van de Studentenbond dient op de eerste plaats te worden toegeschreven aan de nog al te zwakke en ongelijkmatige inplanting van de beweging, een factor die nog geaccentueerd werd doordat haar sterkste vleugel (West-Vlaanderen) werd belemmerd door het repressieve optreden van de Brugse bisschop Faict. Ze dient ten tweede te worden toegeschreven aan de persoonlijke ontwikkeling van en het groeiende antagonisme tussen haar voornaamste leiders: Rodenbach en De Mont. Na zijn voortijdige dood op 23 juni 1880 werd Rodenbach een voorbeeld tot navolging en werkte zijn idee van een algemene studentenbond al snel weer inspirerend voor nieuwe generaties studenten. 

Antwerpen neemt het voortouw (1879-1883)

Vanaf 1879 verschoof het epicentrum van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging naar de provincie Antwerpen. Dat jaar lieten de Mechelse Jonge Taalvrienden De Jonge Taalvrienden
De Jonge Taalvrienden was een katholieke studenten- en scholierenbond die van 1875 tot ca. 1880 actief was in het Mechelse. De vereniging gaf de aanzet tot de ontwikkeling van de katholie... Lees meer
door de zorgen van seminarist Jakob Muyldermans Muyldermans, Jakob
Lees meer
een nieuwe bundel van Onze Dageraad verschijnen. Aangemoedigd door de positieve respons vanwege scholieren uit de diverse Vlaamse provincies werkten Mechelse seminaristen en filosofiestudenten een plan uit om de gevallen studentenbond opnieuw in te richten. Na de publicatie in 1880 en 1881 van de hekelend-schertsende nieuwjaarsalmanak Driesken de Nijper Driesken de Nijper
Driesken de Nijper (1880-1881) was een almanak voor de schooljeugd, uitgegeven door Mechelse seminaristen, die de verfransing hekelde. De uitgave kreeg een opvolger met De Student en nad... Lees meer
begonnen zij vanaf de paasvakantie 1881 met de uitgave van het scholierentijdschrift De Student De Student
De Student was een katholiek scholieren- en studententijdschrift dat verscheen van 1881 tot in 1930. Het was voor 1914 het meest gezagvolle orgaan van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweg... Lees meer
onder het devies ‘ Alles voor Vlaanderen Vlaanderen voor Christus Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus (AVV-VVK)
Deze leuze werd in 1881 gelanceerd door Frans Drijvers in het scholierentijdschrift De Student. Ze verwoordde de dubbele motivatie van Vlaamsgezindheid en ultramontaanse geloofsijver die ... Lees meer
’. Dit Mechelse tijdschrift telde zes afleveringen per jaargang en zou onafgebroken blijven verschijnen tot 1930.  Het nam vrijwel onmiddellijk de centraliserende functie over die De Vlaamsche Vlagge tot nog toe in de katholieke scholierenwereld had uitgeoefend. 

De uitgave van De Student betekende een belangrijke stap naar de bundeling van de studentenbeweging in het aartsbisdom Mechelen, dat toen de provincies Antwerpen en Brabant bestreek. Het tijdschrift vond aanvankelijk de meeste respons in het Klein Seminarie van Mechelen en het Klein Seminarie van Hoogstraten Klein Seminarie van Hoogstraten
Het Klein Seminarie van Hoogstraten (1835) kende tot na de Tweede Wereldoorlog een prominente Vlaamsgezinde scholierenbeweging. Lees meer
. Van cruciaal belang was de steun die het vanaf 1881-1882 kreeg vanuit het Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwe-college, waar sinds dat jaar een Vlaamsgezinde leerlingenbond actief was. Adolf Pauwels Pauwels, Adolf
Adolf Pauwels (1864-1902) was tijdens zijn jonge jaren erg actief in de katholieke flamingantische scholieren- en studentenbeweging. Als advocaat en als politicus zette hij zich nadien vo... Lees meer
legde samen met zijn jongere schoolvriend Adelfons Henderickx Henderickx, Adelfons
Adelfons Henderickx (1867-1949) was een Antwerpse katholieke volksvertegenwoordiger. Tijdens de Eerste Wereldoorlog engageerde hij zich in het activisme en tijdens het interbellum in het ... Lees meer
een bijzondere dynamiek aan de dag om De Student en ook de andere scholieren- en studententijdschriften De Vlaamsche Vlagge en Onze Vlaamsche Wekker Onze Vlaamsche Wekker
Onze Vlaamsche Wekker was een Vlaamsgezind studentenblad dat tussen 1882 en 1887 verscheen in Leuven en West-Vlaanderen. Het ging uit van West-Vlaamse studenten aan de Leuvense universite... Lees meer
in de colleges van de provincie te verspreiden. 

Met deze organisatorische verschuiving ging ook een inhoudelijke heroriëntering gepaard. De Katholieke Vlaamse Studentenbeweging richtte haar aandacht nu in de eerste plaats op de strijd voor de vernederlandsing van het onderwijs Onderwijs
Lees meer
. Vanaf 1880 werden de bakens in die richting verzet. Het streven kwam in een stroomversnelling toen de kwestie door de meetingist Edward Coremans Coremans, Edward (1835-1910)
Advocaat Edward Coremans (1835-1910) was politicus voor de Meetingpartij en voorzitter van de Nederduitsche Bond. Gedurende 42 jaar was Coremans als kamerlid een leidende figuur van de Vl... Lees meer
in 1881 werd aanhangig gemaakt in het parlement, wat in 1883 leidde tot de goedkeuring van de wet-Coremans- Julius de Vigne De Vigne, Julius
Julius de Vigne (1844-1908) was een Gentse advocaat en een Vlaamsgezind liberaal politicus. Hij was actief in talrijke Gentse Vlaamsgezinde liberale verenigingen. In het belang van de lib... Lees meer
. Vooral de Antwerpse jongeren namen, onder invloed van de Meetingpartij Meetingpartij
De Meeting (1862-1914) was een Antwerpse politieke formatie die ontstond uit een coalitie van flaminganten, progressieve liberalen en katholieken. Ze liet zich kenmerken door een uitgespr... Lees meer
, de leiding van de agitatie. Ze stimuleerden niet enkel een meer eensgezinde actie van de studerende jongeren, maar ook een betere coördinatie tussen de Vlaamsgezinde werking van studenten en volwassenen. Nadat zij in 1882 al enkele gewestdagen hadden belegd organiseerden zij in de paasvakantie 1883, op het ogenblik dat het wetsvoorstel nog op de agenda stond van de Senaat, een bijeenkomst van katholieke studerende jongeren in Antwerpen, die volledig in het teken van de vernederlandsing van het onderwijs stond. Het gebeuren vond veel weerklank in de pers omdat 18 katholieke parlementariërs en vooraanstaanden het verslag ervan beantwoordden met een goedkeurende brief. 

In september 1883 volgde een nog veel breder opgezette studentenlanddag, die opnieuw door de Antwerpse jongeren was georganiseerd en waarbij de samenwerking met volwassenen nog concreter vorm kreeg omdat de Vlaamsche Bond van Mechelen bereid was geweest als initiatiefnemer op te treden. De landdag wilde druk uitoefenen op de kerkelijke onderwijsverantwoordelijken opdat zij vanaf het volgende schooljaar al onmiddellijk in het katholiek middelbaar onderwijs verbeteringen zouden invoeren in de lijn van de zopas goedgekeurde wet. Hij was ook opgevat als een aanloop tot herinrichting van een landelijke katholieke studentenbond, al zou de realisatie daarvan nog op zich laten wachten. 

Motor van de Landdagbeweging (1884-1888)

Het aantreden van de katholieke regering in 1884, die in haar verkiezingsprogramma ook het herstel van de Vlaamse grieven had opgenomen, leek de hoop op een snelle verbetering in het taalregime te wettigen. De Katholieke Vlaamse Studentenbeweging ging een toonaangevende rol spelen in de agitatie die in de eerstvolgende jaren op gang kwam voor Vlaams rechtsherstel. Haar actiecentrum verplaatste zich rond het midden van de jaren 1880 Antwerpen naar Leuven. Leuvense studenten die uit de herlevende scholierenbeweging voortkwamen, zoals Pauwels en Henderickx, gaven daar een nieuw elan aan de universitaire studentenbeweging. Dat concretiseerde zich onder meer in de oprichting van provinciale strijderskringen die gebundeld werden in de Algemene Vlaamsche Strijdersbond. Deze vereniging gaf niet alleen belangrijke impulsen aan de Leuvense studentenbeweging, maar ook aan de katholieke scholierenbeweging en bovendien aan de hele Vlaamse beweging. 

Zo gaven Leuvense studenten gaven de toon aan op de groots opgezette studentenlanddagen die op uitnodiging van de Nederduitsche Bond Nederduitsche Bond
De Nederduitsche Bond (1861-1914) was een Antwerpse kiesvereniging die flamingantische katholieken en liberalen verenigde. De Bond was een invloedrijke machtsfactor binnen de Meeting, voo... Lees meer
in september 1885 en 1886 in Antwerpen werden georganiseerd. Zij golden als een rechtstreekse voortzetting van de (toen nochtans louter katholieke) studentenlanddag van Mechelen, en brachten, na een mislukte poging in 1884, opnieuw – zoals in de jaren 1860 − een onzijdige landdagbeweging op gang. Er was een voor die tijd massale opkomst van circa 1500 tot 2000 aanwezigen onder wie een grote meerderheid van overwegend katholieke jongeren, universiteitsstudenten, seminaristen en scholieren. De bijtreding van talrijke politici en geestelijken gaf aan deze massabijeenkomsten een bijzondere stootkracht. Centraal thema van de landdagen was de vernederlandsing van het onderwijs, zowel in het officieel als het katholiek onderwijs. Er werden ter zake vergaande voorstellen aan zowel de bevoegde minister als aan de bisschoppen gericht opdat de volledige vernederlandsing op een termijn van 6 jaar zou kunnen worden gerealiseerd. 

Behalve deze studentenlanddagen wendden Leuvense studenten ook andere kanalen aan om de Vlaamsgezinde scholierenbeweging in de diverse provincies verder te stimuleren. Zij trokken de redactie van de bestaande scholierentijdschriften naar zich toe of gaven zelf nieuwe publicaties uit waarmee zij zich tot de scholieren van hun provincie richtten. Zo begon Lodewijk Plessers Plessers, Lodewijk
Lodewijk Plessers (1862-1915) was zeer actief in de Vlaamsgezinde studentenbeweging. Hij was secretaris van Met Tijd en Vlijt, stichter van en schrijver in het studentenblad De Kabouter e... Lees meer
in 1888 met de uitgave van het tijdschrift De Kabouter uit het Land van Loon De Kabouter uit het Land van Loon (alias Limburg)
De Kabouter uit het Land van Loon (1888-1898) was een Limburgs flamingantisch studententijdschrift, dat onder meer taaltoestanden in het Limburgse onderwijs aan de kaak stelde. Gaandeweg... Lees meer
als orgaan van de Limburgse studentenbeweging. 

Een andere belangrijke impuls ging uit van de provinciaal opgezette studentengouwdagen die katholieke studerende jongeren in de tweede helft van de jaren 1880 tijdens de vakanties begonnen te organiseren. Terwijl de landdagen vanaf 1887 hun specifiek studentenkarakter verloren, hoewel ze nog werden bijgewoond door vele collegeleerlingen en sommige universiteitsstudenten er het woord bleven voeren, namen deze studentengouwdagen de rol over als spreekbuis van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging. Ze golden, naast de bewegingstijdschriften, als een van de geëigende middelen tot onderling contact en gezamenlijke werking voor seminaristen, scholieren en Leuvense universiteitsstudenten. Zij werden belegd in de paasvakantie en de grote vakantie en kenden op het einde van de jaren 1880 een talrijke opkomst van bijvoorbeeld ca. 400 tot 600 aanwezigen in Lier (1888, 1889), 400 in Peer (1888), 300 in Brugge (1889) en 500 in Heist op den Berg (1889). 

Al trokken de Leuvense universiteitsstudenten de leiding van de beweging naar zich toe, seminaristen bleven er een belangrijke rol in spelen, zij het, wegens hun beperkte bewegingsvrijheid, meer achter de schermen. Zo gaven de Luikse seminaristen August Cuppens Cuppens, August
De Vlaamsgezinde priester en auteur August Cuppens (1862-1924) was actief in het Vlaamse cultuurleven en schreef sterk door zijn Limburgse leefwereld geïnspireerde literatuur. Lees meer
en Jacob Lenaerts Lenaerts, Jacob
Priester Jacob Lenaerts (1862-1913) was als seminarist actief in de Limburgse studentenbeweging. Daarna publiceerde hij taalkundige bijdragen. Lees meer
sinds 1885 het door Limburgse scholieren veelgelezen volkskundig maandblad 't Daghet in den Oosten 't Daghet in den Oosten
’t Daghet in den Oosten was een katholiek Limburgs tijdschrift dat verscheen van 1885 tot 1914. Het stond onder invloed van Guido Gezelle en propageerde zijn taalparticularisme. Het evolu... Lees meer
uit. Mechelse seminaristen bleven aan de zijde van de hoofdredacteur, de Leuvense student August Laporta Laporta, August
August Laporta (1864-1919) speelde een belangrijke rol in de katholieke Vlaamse studentenbeweging van het aartsbisdom Mechelen voor de Eerste Wereldoorlog. Hij was hoofdredacteur van De S... Lees meer
, een belangrijke rol spelen in De Student. Seminaristen hielden ook doorgaans meer dan de universiteitsstudenten nauwe voeling met de plaatselijke werking van de scholieren.

In de tweede helft van de jaren 1880 radicaliseerde de Landdagbeweging Landdagbeweging
De Landdagbeweging, die zich ontwikkelde vanaf de vroege jaren 1860, vormde tot aan de Eerste Wereldoorlog de aanzet tot een reeks al dan niet succesvolle initiatieven tot samenwerking va... Lees meer
zich, veelal onder invloed van jonge afgestudeerden die voortkwamen uit de Leuvense Strijdersbond, tot een krachtige flamingantische en democratische oppositiestroom die zich vooral binnen de katholieke opinie deed gelden. De katholieke Vlaamsgezinde scholieren boden ten volle steun aan deze evolutie en schakelden zich ook actief in in die ‘grote machtige volksbeweging’ zoals ze in De Vlaamsche Vlagge werd omschreven. Zij werden daarover in hun scholierenbladen geïnformeerd en lazen zelf ook de strijdbladen die als tolk van de ‘volksbeweging’ werden uitgegeven, zoals − in Brugge − Emiel de Visscheres De Visschere, Emiel
Emiel de Visschere (1861-1910) engageerde zich tijdens zijn Leuvense studietijd in de katholieke Vlaamsgezinde scholieren- en studentenbeweging. Nadat hij zich in Brugge als advocaat had ... Lees meer
De Vlaamsche Leeuw De Vlaamsche Leeuw (1886-1893)
Lees meer
(1886-1893)
(‘Strijdtolk van het Vlaamsche Volk’) en − in Antwerpen − Pauwels' De Nijptang (‘Tolk van de Vlaamsche Volkspartij’). Ze steunden de beweging verder door het bijwonen van de onzijdige landdagen waar de vernederlandsing van het openbare leven werd bepleit en door het onderschrijven van haar doelstellingen op hun studentengouwdagen. Ze schakelden zich ook rechtstreeks in in de werking van de nieuwe flamingantische strijdorganisaties die drukking wilden uitoefenen bij de verkiezingen, zoals Pauwels' Geheime Vlaamsche Maatschappij in Antwerpen en De Vrije Vlamingen De Vrije Vlamingen
Lees meer
in Brugge. Scholieren zagen hier voor zichzelf een rol weggelegd als rapporteurs bij grievencomités of in de pers van hun grieven, het verzenden van vertoogschriften naar de Kamer, het bekladden van Franstalige opschriften, het rondsturen van Vlaamsgezinde publicaties enzovoort. 

In Brabant en Limburg, waar de studentenbeweging nog niet, zoals in West-Vlaanderen en Antwerpen, kon terugvallen op een generatie van jonge flamingantische afgestudeerden, speelde de studentenbeweging zelf een pioniersrol in het op gang brengen van een meer geradicaliseerde flamingantische beweging. In Aarschot, Tienen en Brussel Brussel
In de geschiedenis van de Vlaamse beweging speelde Brussel een unieke rol vanwege haar hoofdstedelijke functies, economische aantrekkingskracht en als symbool van verfransing, die zich v... Lees meer
ging de vorming van een Vlaamsgezinde studentenkring telkens vooraf aan de oprichting van een flamingantische volwassenenorganisatie korte tijd later. In Limburg ging op de Vlaamse beweging een stimulerende invloed uit van de Hasseltse scholierenbond De Jonge Klauwaarts De Jonge Klauwaarts (Hasselt)
De Jonge Klauwaarts werd in 1884 opgericht als Vlaamsgezinde katholieke studentenbond en voortgezet als bond van de Katholieke Studentenactie (KSA). De vereniging speelde zowel in de Vlaa... Lees meer
, De Kabouter uit het Land van Loon en de studentengouwdagen. 

Het ontzag dat Vlaamsgezinde leerlingen voor de flamingantische voormannen opbrachten en het enthousiasme waarmee zij zich voor hun vergaande doelstellingen inzetten werd door de kerkelijke overheid met groeiende ontstemming gadegeslagen. Het was voor deze gezagsdragers evenwel niet zo eenvoudig om op te treden tegen een studentenbeweging die toenemend aanzien verwierf in de katholieke opinie en ook gesteund werd door talrijke priesters en collegeleraars, zoals bleek uit hun aanwezigheid op studentengouwdagen en landdagen. Vanaf 1886 was niettemin een toenemende tegenwerking van kerkelijke overheden tegenover de Vlaamsgezinde activiteiten van seminaristen en scholieren merkbaar. Een gevoelig punt daarbij was dat de katholieke studentenbeweging in deze jaren openstond voor samenwerking met andersdenkenden. Vanaf 1888-1889 ontstond over dit thema discussie in studentenrangen, die samenhing met het streven naar bundeling dat zich toen aftekende. 

Katholiek Vlaamsch Studentenverbond (1888-1892)

Op het einde van de jaren 1880 werd vooral zowel in het aartsbisdom Mechelen als in West-Vlaanderen veel energie besteed aan het aanhalen van de banden tussen Vlaamsgezinde jongeren en aan het activeren van de collegewerking. De in september 1887 opgerichte Antwerpse gilde Eigen Taal Eigen Zeden Eigen Taal Eigen Zeden
Eigen Taal Eigen Zeden (1887-1914) was een Antwerpse katholieke scholieren- en studentengilde. Ze ontstond in het elan van de Landdagbeweging en speelde een centrale rol in de vooroorlogs... Lees meer
ontwikkelde zich tot een krachtige motor van de leerlingenbeweging in Antwerpen en Brabant. Mechelse seminaristen pakten van hun kant de begeleiding van de scholierenbeweging grondiger aan en trokken de leiding in het aartsbisdom opnieuw sterker naar zich toe. 

In Brugge begonnen de leerlingen van het Sint-Lodewijkscollege vanaf 1888 met de uitgave van het maandblad De Knodse De Knodse
De Knodse (1888-1900) was een radicaal flamingantisch maandblad voor studenten en scholieren, dat door de radicale toon aansloeg bij de studenten en een periode zelfs populairder werd dan... Lees meer
(‘tolk der Westvlaamsche studenten’). Het werd de spreekbuis van de herlevende scholierenbeweging in West-Vlaanderen en verdrong De Vlaamsche Vlagge voor een tijdje van haar ereplaats. De herleving in West-Vlaanderen was in belangrijke mate te danken aan de inspanningen van de jonge advocaat Emiel de Visschere De Visschere, Emiel
Emiel de Visschere (1861-1910) engageerde zich tijdens zijn Leuvense studietijd in de katholieke Vlaamsgezinde scholieren- en studentenbeweging. Nadat hij zich in Brugge als advocaat had ... Lees meer
en student Hendrik Priem Priem, Hendrik
Hendrik Priem (1869-1954) was een jurist die tijdens zijn studententijd in Leuven erg actief was in de Vlaamse studentenbeweging en de West-Vlaamse scholierenbeweging. Ook na zijn studies... Lees meer
. Onder hun impuls werd in 1889 een West-Vlaamse gouwbond opgericht. De statuten, die sterk geïnspireerd bleven op Albrecht Rodenbach Rodenbach, Albrecht
Albrecht Rodenbach (1856-1880) was een West-Vlaams studentenleider en dichter, die een sleutelrol speelde in het ontstaan van de Blauwvoeterij en de katholieke Vlaamse studentenbeweging. ... Lees meer
, werden goedgekeurd op een daartoe samengeroepen studentengouwdag te Lichtervelde in mei van dat jaar. Tegelijkertijd kregen zowel collegegilden als vakantiebonden een impuls. 

Samenhangend met de tendens tot bundeling ontstond in de studentenbeweging evenwel onenigheid over de vraag welke houding ze zou aannemen tegenover de onpartijdige samenwerking. Als gevolg van de onzijdige traditie van de Meetingpartij en de persoonlijke invloed van Adolf Pauwels en Adelfons Henderickx, beiden overtuigde voorstanders van de samenwerking, was de Antwerpse scholierenbeweging het gevoeligst voor deze ontwikkeling. Het probleem werd acuut omdat er vanaf 1888 in de Vlaamse beweging stemmen opgingen voor een meer permanente organisatie van de onzijdige Vlaamse beweging. Vooral De Student ging vanaf dat moment in het offensief tegen deze tendens, met een aantal artikels van de Vlaamsgezinde priesters Jakob Muyldermans Muyldermans, Jakob
Lees meer
en Frans Drijvers Drijvers, Frans
Frans Drijvers (1858-1914) was een Vlaamsgezind en sociaal bewogen priester die een belangrijke rol speelde in de katholieke Vlaamse studentenbeweging en de katholieke Vlaamse beweging vo... Lees meer
, respectievelijk directeur en leraar aan het Sint-Jozefscollege in Aarschot. Zij wilden wel een occasionele en beperkte samenwerking aanvaarden op onzijdige landdagen, maar stelden dat bestendige samenwerking enkel nadelen inhield voor zowel de katholieke als de Vlaamse zaak. Het kwam tot een scherp conflict rond deze kwestie op de Lierse studentengouwdag in de paasvakantie 1889, toen Henderickx en zijn geestesgenoten uit het Antwerpse er kwamen pleiten voor samenwerking. Voortaan werd Henderickx' invloed op de leerlingenbeweging in het aartsbisdom geweerd. Met zijn standpunt ten voordele van de onzijdigheid raakte hij eveneens in de Leuvense studentenbeweging gemarginaliseerd. 

Ook in de Vlaamse beweging kreeg de discussie over een onafhankelijke Vlaamse partij in 1890 haar beslag. Voorstanders van de onzijdigheid verenigden zich toen in het Nationaal Vlaamsch Verbond Nationaal Vlaamsch Verbond
Het Nationaal Vlaamsch Verbond was een vereniging waarin vrijzinnige en katholieke flaminganten van 1891 tot 1914 samenwerkten. Lees meer
(NVV). De meeste katholieke Vlaamsgezinden gaven evenwel de voorkeur aan een organisatie van katholieke signatuur zodat ze effectiever druk zouden kunnen uitoefenen op partijgenoten en bisschoppen. Ze verenigden zich in september 1890 in de Vlaamsche Katholieke Landsbond Vlaamsche Katholieke Landsbond
Lees meer
. Ongeveer tegelijkertijd slaagde de groep rond De Student erin om een nationale bundeling van de studentenbeweging op zuiver katholieke grondslag tot stand te brengen. De oprichting van dat Katholiek Vlaamsch Studentenverbond Katholiek Vlaamsch Studentenverbond
Het Katholiek Vlaamsch Studentenverbond (1890-1892) was de tweede kortstondige nationale overkoepeling van de katholieke Vlaamse studentenbeweging. Lees meer
gebeurde op een vergadering in Leuven in juni 1890 en werd bekrachtigd op een Mechelse gouwdag in september 1890. Het dagelijks bestuur zou gevestigd zijn in Leuven en bestaan uit Leuvense studenten, maar in feite kwam er van die kant zeer weinig effectieve inzet voor de Studentenbond. Dat het initiatief was uitgegaan van seminaristen en volwassenen was hier vanzelfsprekend niet vreemd aan. In het hoofdbestuur bekleedden afgestudeerden als de West-Vlaming De Visschere, de van Oost-Vlaanderen afkomstige Hector Lebon Lebon, Hector
De Vlaamsgezinde en maatschappelijk bewogen advocaat Hector Lebon (1863-1935) begon zijn politieke loopbaan in de daensistische beweging, maar stapte later over naar de katholieke partij.... Lees meer
en de Lierse arts August Laporta Laporta, August
August Laporta (1864-1919) speelde een belangrijke rol in de katholieke Vlaamse studentenbeweging van het aartsbisdom Mechelen voor de Eerste Wereldoorlog. Hij was hoofdredacteur van De S... Lees meer
een voorname plaats. Hoogleraar-volksvertegenwoordiger Joris Helleputte Helleputte, Joris
Joris Helleputte (1852-1925) heeft bijna een halve eeuw lang gewogen op de Belgische samenleving: als neogotisch architect, als gangmaker van sociale organisaties, inzonderheid de Belgisc... Lees meer
was erevoorzitter. Naast hem werd de Oost-Vlaamse priester Hendrik Claeys Claeys, Hendrik
Hendrik Claeys (1838-1910) was een Vlaamsgezinde priester-leraar, schrijver en redenaar, die in 1875 betrokken was bij de oprichting van het Davidsfonds. Lees meer
, lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde
De Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (KANTL, 1886) is een instelling die zich in de loop van haar geschiedenis heeft ingezet zowel voor taalculturele, -wetenschappeli... Lees meer
en intimus van de Gentse bisschop Antoine Stillemans Stillemans, Antoine
Geestelijke Antoine Stillemans (1832-1916) voerde als superior van het Klein Seminarie van Sint-Niklaas een Vlaamsgezind beleid. Na zijn benoeming als bisschop van Gent kwam hij in confli... Lees meer
, geestelijk erevoorzitter, nadat gebleken was dat de Luikse bisschop Victor-Joseph Doutreloux Doutreloux, Victor-Joseph
Victor-Joseph Doutreloux (1837-1901) was de 86ste bisschop van de industriestad Luik en stond bekend om zijn sociale en pragmatische beleid, dat voornamelijk inzake het arbeidersvraagstuk... Lees meer
daarvoor geen toelating wilde geven aan zijn vicaris-generaal Martinus-Hubertus Rutten Rutten, Martinus-Hubertus
Martinus-Hubertus Rutten (1841-1927) was een Vlaamsgezinde bisschop in Luik, die zich hoofdzakelijk bezighield met het vernederlandsen van het arbeidersmilieu en het onderwijs. Hij stond ... Lees meer

Wat de lokale werking betrof vond de nieuw opgerichte koepel zijn voornaamste steunpunten traditiegetrouw in West-Vlaanderen en het aartsbisdom Mechelen. De West-Vlaamse gouwbond trad met zijn 220 leden en de zestal collegebonden die hij overkoepelde tot het verbond toe. De leiders ervan, Priem en Aloïs van de Vyvere Van de Vyvere, Aloïs
Aloïs van de Vyvere (1871-1961) was een advocaat en katholiek politicus. Hij zetelde twintig jaar in de Kamer en vervulde meerdere ministerfuncties. Hij werkte onder andere mee aan initia... Lees meer
en vanaf 1891-1892 ook Emiel Vliebergh Vliebergh, Emiel
Emiel Vliebergh (1872-1925) was een centrale figuur in de katholieke Vlaamse beweging. Hij stuurde aan op taalwetgeving, culturele ontwikkeling en eenheid onder de katholieke flaminganten... Lees meer
en Karel van den Bussche Van den Bussche, Karel
Karel van den Bussche (1870-1905) werkte als student rechten in Leuven mee aan De Vlaamsche Vlagge, was actief in Met Tijd en Vlijt en maakte deel uit van Hugo Verriests geheime genootsch... Lees meer
, probeerden, ondanks nieuwe repressieve maatregelen die de Brugse bisschop in 1890 tegen de beweging had genomen, een gecoördineerd beleid in stand te houden. De Studentenbond vond vooral veel bijval in de provincie Antwerpen evenals het arrondissement Leuven en veroorzaakte vooral daar een opvallende expansie van de plaatselijke werking: gedurende het eerste jaar na de oprichting was het aantal bonden er meer dan verdubbeld (van 10 naar 21 bonden). In 1891 was er ook een zekere stroomversnelling in Brussel merkbaar met het verschijnen van een nummer van het blad Jong Brabant. In de kerstvakantie 1890 was de Antwerpse gouwbond opgericht en Brabant had zich hierbij in de volgende paasvakantie aangesloten. Vanuit Oost-Vlaanderen bleef de respons beperkt tot de vakantiebond van Temse, terwijl de collegebonden van Sint-Niklaas en Eeklo een toetreding in overweging namen. In Limburg sloot de enig bestaande scholierenkring, De Jonge Klauwaarts van Hasselt zich niet formeel bij het Studentenverbond aan. 

Ideologisch en organisatorisch bestond tussen het Katholiek Vlaamsch Studentenverbond en de Vlaamsche Katholieke Landsbond een grote verwevenheid. Beide verenigingen ontstonden vanuit eenzelfde motivatie en op initiatief van gedeeltelijk dezelfde mensen. De verbondenheid tussen beide verenigingen werd bekrachtigd door de beslissing op de raadsvergadering van het Studentenverbond in juni 1891 dat dit een (jongeren)afdeling van de Landsbond zou worden en ten volle de werking ervan zou steunen.

Toen de regering eind 1890, onder druk van het opkomende socialisme, een uitbreiding van het stemrecht in het vooruitzicht stelde, benadrukte de studentenbeweging, zoals de Landsbond, haar volksgezindheid als synoniem van Vlaamsgezindheid. Aan de Leuvense universiteit en in de schoot van Eigen Taal Eigen Zeden werden door universiteitsstudenten en oud-studenten Sprekersbonden opgericht. Scholieren van hun kant werden in de studentenbladen aangespoord tot een actieve inzet voor de morele en materiële verheffing van het volk. De belangrijkste rechtstreekse bijdrage die de studentenbeweging tot de bestrijding van het socialisme wilde leveren lag evenwel op een ander vlak, namelijk in het nastreven van de vernederlandsing van het onderwijs. Deze hervorming werd voorgesteld als het redmiddel bij uitstek voor de maatschappelijke crisis, omdat zij een einde zou maken aan de Vlaamsonkundigheid van de hogere standen.

In de kiem gesmoord (1892-1895)

Met de steun van de Landsbond en de grondwetsherziening in de rug hanteerden de studentenbladen, na een periode waarin zij zich milder hadden opgesteld tegenover de overheid, opnieuw een hardere toon tegen zowel de 'fransdolle' geestelijke oversten als tegen de katholieke partijleiders, in het bijzonder tegen Charles Woeste Woeste, Charles
Charles Woeste (1837-1922) was een conservatief politicus. Hij was voorstander van de fundamentele vrijheden, wars van staatsinterventie in maatschappelijke aangelegenheden en kantte zich... Lees meer
omdat, mede door toedoen van deze katholieke voorman, het amendement- Edward Coremans Coremans, Edward (1835-1910)
Advocaat Edward Coremans (1835-1910) was politicus voor de Meetingpartij en voorzitter van de Nederduitsche Bond. Gedurende 42 jaar was Coremans als kamerlid een leidende figuur van de Vl... Lees meer
van 1889 verworpen was. Het had willen voorzien in een meer strikte toepassing van de taalwet van 1883 in het officieel onderwijs en een uitbreiding ervan tot het katholiek onderwijs. Een nog meer zelfbewuste toon werd aangeslagen in het maandblad van het Davidsfonds Davidsfonds
Het Davidsfonds is een katholieke Vlaamse cultuurvereniging, die werd opgericht in januari 1875. Lees meer
Het Belfort Het Belfort
Het Belfort was een Vlaams katholiek tijdschrift ‘toegewijd aan Letteren, Wetenschap en Kunst’. Het verscheen van 1886 tot 1899. Lees meer
. De katholieke parlementariërs werden onder vuur genomen, terwijl de geestelijke overheden in het blad konden lezen dat katholieke flaminganten hun gezag voortaan enkel nog wilden erkennen in godsdienstige zaken en niet meer in politieke aangelegenheden.

De rebelse uitspraken in Het Belfort vormden de onmiddellijke aanleiding voor kardinaal Petrus L. Goossens Goossens, Petrus
Petrus Goossens (1827-1906) was aartsbisschop van Mechelen. In 1891-92 nam hij maatregelen tegen de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging. Hij vaardigde tegelijk richtlijnen uit voor een g... Lees meer
om maatregelen te treffen tegen de studentenbeweging. In augustus 1891 verbood hij zijn seminaristen om nog deel te nemen aan om het even welke Vlaamsgezinde vergadering. Seminarist Jozef Feskens Feskens, Joseph
Joseph Feskens (1869-1942) was betrokken bij de oprichting van het Katholiek Vlaamsch Studentenverbond in 1890. Op verdenking van medewerking aan het pamflet Recht door Zee werd hij wegge... Lees meer
, die verdacht werd van medewerking aan het scherp verwijtende pamflet Recht door Zee Recht door Zee (1891)
Recht door Zee was een pamflet van de katholieke Vlaamse studentenbeweging, dat verscheen in september 1891. Het tekende protest aan tegen het verbod van Kardinaal Goossens tegen de katho... Lees meer
werd daarop uit het Grootseminarie gezet en moest als 'banneling' zijn priesterstudies voortzetten in Engeland. De verstrakkende houding van het bisdom had ook een onmiddellijk effect op de kostbare steun en medewerking die vele geestelijken tot dan toe aan het Studentenverbond hadden gegeven. Na consultatie van zijn collegedirecteurs vaardigde kardinaal Goossens in april 1892 bovendien maatregelen uit tegen de Vlaamsgezinde scholierenwerking in zijn bisdom. Ongeveer gelijktijdig met de verbodsbepalingen maakte de aartsbisschop een reeks maatregelen bekend die tegemoetkwamen aan de voornaamste eis van de studentenbeweging, met name de vernederlandsing van het onderwijs. Bisschop Johannes Faict had 2 jaar eerder diezelfde tactiek van slaan en zalven toegepast.

De verbodsmaatregelen van Goossens troffen het Katholiek Vlaamsch Studentenverbond in zijn meest dynamische vleugel, de seminaristen en scholieren van het aartsbisdom Mechelen. Het ging eraan ten onder. In het Sint-Ignatiusgesticht van de jezuïeten in Antwerpen en het Sint-Romboutscollege van Mechelen werden kort na het uitvaardigen ervan enkele leerlingen aan de deur gezet omdat zij zich niet aan het verbod zouden hebben gehouden. Dat alles ontlokte felle kritiek bij de Vlaamsgezinde publieke opinie, die reageerde met pamfletten en vertogen. Op het eerste congres van de Landsbond in Brugge nam Laporta de verdediging van de studentenbeweging op. Overigens bleef bij de priester-leraren in de colleges de sympathie voor de beweging algemeen verspreid. Mede dankzij die reacties en die steun kon de studentenbeweging zich al na enkele jaren van deze crisis herstellen en zich verder te ontplooien.

Definitieve start (1895-1903)

Vanaf 1895 was er in alle provincies een krachtige impuls merkbaar en nam de studentenbeweging een definitieve start. Op 20 april van dat jaar werd de Oost-Vlaamse gouwbond opgericht en sindsdien werden jaarlijks provinciale studentenvergaderingen belegd. Oost-Vlaanderen werd in de volgende jaren de best georganiseerde en meest dynamische vleugel van de studentenbeweging. Amaat Joos Joos, Amaat
Amaat Joos (1855-1937) was een katholiek priester-leraar, pedagoog en taalkundige. Hij was actief en leidinggevend in de Vlaamse katholieke scholierenbeweging en richtte zich als pedagoog... Lees meer
, Lodewijk Dosfel Dosfel, Lodewijk
Lodewijk Dosfel (1881–1925) was een jurist die in de Vlaamse beweging bekendheid verwierf door zijn engagement in de Vlaamse katholieke studentenbeweging en in de campagne voor Vlaamse ta... Lees meer
en Reimond Speleers Speleers, Reimond
Lees meer
waren drijvende krachten in de gouwwerking. De gouwbond telde circa 475 leden in 1898 en al 700 in 1903. De belangrijkste steunpunten voor de werking in deze provincie werden de vakantie-studentenbonden van Dendermonde, Temse, Oudenaarde, Eeklo en Sint-Niklaas en de college-studentenbond in de bisschoppelijke normaalschool van diezelfde stad. Behalve van de Gentse seminaristen en van de Oost-Vlaamse gouwgilde van Leuven ging ook een stimulerende invloed uit van de katholieke studentenvereniging de Rodenbach's Vrienden Rodenbach's Vrienden (1887-1923)
Lees meer
, die sinds 1887 aan de Rijksuniversiteit van Gent bestond.

Ook de Limburgse studentenbeweging kreeg vanaf 1895 een provinciale structuur. Vlaamsgezinde seminaristen van Luik riepen toen een Limburgse gouwbond in het leven die verdeeld zou zijn over drie gewesten: een Kempische, Maaslandse en Haspengouwse afdeling. De studerende jongeren konden elkaar ontmoeten op de jaarlijkse gewestdagen die door elk van de drie afdelingen werden belegd. Om de 5 jaar organiseerden de gewestafdelingen samen een gouwdag waarop de studerende jongeren van heel de provincie samenkwamen. In 1903 waren bij de Limburgse gouwbond ongeveer een 300-tal leden aangesloten. De plaatselijke werking bleef voorlopig nog zwak. Naast De Jonge Klauwaarts van Hasselt, die na een korte inzinking in 1897 werden heropgericht, werd vanaf 1902 nog een studentenbond actief in Maaseik, waar zich de invloed van het Vlaamsgezinde Kruisherencollege liet gelden.

De sinds 1889 bestaande West-Vlaamse gouwbond intensiveerde zijn werking met de organisatie van jaarlijkse gouwdagen in Lichtervelde. De provinciale organisatie telde volgens verslaggever Paul Schotte in 1903 10 plaatselijke afdelingen en 425 werkende leden. De werking gebeurde dikwijls in min of meer geheime collegebonden, maar daarnaast toch ook in vakantiebonden zoals in Oostende, Gistel, Ardooie, Torhout en de Brugsche Studentenkring. Eveneens in het spoor van de traditie hadden Leuvense studenten, onder meer Gustaaf Doussy Doussy, Gustaaf
Gustaaf Doussy (1881-1941) was een Vlaamse arts die actief was in de Leuvense Vlaamsgezinde studentenbeweging, het daensisme en het democratisch Vlaams-nationalisme. Tijdens de Eerste Wer... Lees meer
, de leiding van de bond, terwijl seminaristen niettemin een belangrijke ondersteunende rol speelden. Brugse seminaristen, in het bijzonder Robrecht de Smet De Smet, Robrecht
Robrecht de Smet (1875-1937) was een West-Vlaamse priester en kapelaan. Hij evolueerde in radicale anti-Belgische en autoritaire richting en was betrokken bij het Verbond van Vlaamsche Na... Lees meer
en Cyriel Verschaeve Verschaeve, Cyriel
Cyriel Verschaeve (1874-1949) was een West-Vlaamse priester, literair auteur, kunstbeschouwer en publicist, die bekend werd als icoon van de Frontbeweging en het opkomende Vlaams-national... Lees meer
hadden er in 1893 trouwens, in samenwerking met de Brugse collegeleraar Cyriel Delaere Delaere, Cyriel
Cyriel Delaere (1861-1917) was een Vlaams katholiek priester-leraar en schrijver. Hij steunde de Vlaamse scholieren- en studentenbeweging en trok mee de tijdschriften Biekorf en De Vlaams... Lees meer
, voor gezorgd het toen zieltogende De Vlaamsche Vlagge uit het slop te halen en er een nieuw elan aan te geven tot de redactie einde van de jaren 1890 naar Leuven verhuisde. Het tijdschrift fungeerde niet enkel als orgaan voor de West-Vlaamse studentenbeweging, maar ook voor de Oost-Vlaamse zodra deze opbloeide.

De in 1890 opgerichte Antwerps-Brabantse gouwbond was samen met het Katholiek Vlaamsch Studentenverbond ten onder gegaan. Niettemin bleef De Student De Student
De Student was een katholiek scholieren- en studententijdschrift dat verscheen van 1881 tot in 1930. Het was voor 1914 het meest gezagvolle orgaan van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweg... Lees meer
onafgebroken verschijnen en vormde de redactiegroep van dit tijdschrift, in het bijzonder de bedrijvige August Laporta, een belangrijke spil voor de continuïteit van de werking. Deze werd mee verzekerd door een aantal Vlaamsgezinde gilden, vaak bestaande uit zowel scholieren als ouderen, zoals in Lier, Aarschot, Diest, Tienen en Antwerpen. In 1895 en 1896 verscheen daarnaast gedurende enige tijd het Brabantse maandblad Jong Brussel. Dat meldde het bestaan in Brussel omstreeks 1896 van de Rodenbachskring, de Sint-Michielskring (van het gelijknamige jezuïetencollege) en De Jonge Klauwaarts De Jonge Klauwaarts (Brussel)
De Jonge Klauwaarts was een katholieke Vlaamsgezinde studentenbond, opgericht in Brussel in 1887 door Eugeen Leën. De bond was de gangmaker van een katholiek-Vlaamse strijdbeweging in de ... Lees meer
. Dankzij die steunpunten was het mogelijk om de werking te hervatten. In 1895 en 1896 vonden studentengouwdagen plaats in Duffel, in 1897 in Lier, in 1899 in Mechelen.

Eigen Taal Eigen Zeden bleef tijdens de jaren 1890 veruit de voornaamste en meest dynamische studentengilde in de provincie Antwerpen. Ze telde een tiental afdelingen, onder meer 4 in de katholieke middelbare onderwijsinstellingen in de stad, een Hoogstudentenafdeling, een Normalistenafdeling en een oud-studentenafdeling. In 1898 ging van de Hoogstudentenafdeling het initiatief uit tot oprichting, eveneens in de schoot van de gilde, van de Katholieke Vlaamsche Hogeschooluitbreiding Katholieke Vlaamsche Hogeschooluitbreiding
De Katholieke Vlaamse Hogeschooluitbreiding is een vormings- en nascholingsorganisatie die in 1898 werd opgericht in Antwerpen. Later werden op diverse plaatsen in Vlaanderen afdelingen o... Lees meer
. De gilde gaf als eigen orgaan het maandblad Jong Antwerpen Jong Antwerpen
Jong Antwerpen (1890-1914) was een Vlaamsgezind letterkundig studententijdschrift, dat als spreekbuis diende van de katholieke studentenvereniging Eigen Taal Eigen Zeden. Lees meer
uit.

In de rest van de provincie Antwerpen bleef de werking gedurende een aantal jaren zwak. Vooral hier scheen het bisschoppelijk ingrijpen van 1892 een remmend effect te hebben. Vanaf het einde van de jaren 1890 was evenwel een herleving merkbaar. Er bleek een min of meer geheime werking te bestaan in een aantal instellingen zoals het Grootseminarie en het Klein Seminarie, het Sint-Romboutscollege en de katholieke normaalschool in Mechelen evenals het Sint-Jozefscollege in Turnhout. Vanaf 1898 en in de eerstvolgende jaren raakten ook opnieuw vakantie-toneelkringen op dreef in een aantal Kempische gemeenten als Meerhout, Tongerlo, Mol, Geel, Herentals en Turnhout. In 1900 was er ook vakantiewerking in Broechem en in 1903 ging in Puurs een studentengilde van start. Leden van die kringen ontmoetten elkaar bovendien op gewestdagen, waar onder meer de van Geel afkomstige Vlaamsgezinde en christendemocratische voorman Alfons van de Perre Van de Perre, Alfons
Lees meer
geregeld het woord voerde. In 1904 kwam opnieuw een eigen Antwerpse gouwbond tot stand.

De herlevende studentenbeweging in het aartsbisdom bleek ook uit de verjonging van de redactie van De Student in 1901. De oudere redacteurs Laporta, Frans Drijvers en Jakob Muyldermans werden bijgesprongen door jongeren: de Leuvense student Frans van Cauwelaert Van Cauwelaert, Frans
Frans van Cauwelaert (1880-1961) was een Vlaamsgezinde katholieke politicus, die een hoofdrol speelde in de vernederlandsing van het openbare leven in Vlaanderen. Van Cauwelaert lag in 19... Lees meer
en de Mechelse seminarist Theodoor van Tichelen Van Tichelen, Theodoor
Priester Theodoor Van Tichelen (1877-1945) publiceerde uitgebreid ten bate van de Vlaamse cultuur. Tijdens WOI werkte hij mee aan het anti-Duitse blad De Vlaamsche Leeuw. Lees meer
, twee boezemvrienden die in 1899 hun studies aan het Klein Seminarie van Hoogstraten Klein Seminarie van Hoogstraten
Het Klein Seminarie van Hoogstraten (1835) kende tot na de Tweede Wereldoorlog een prominente Vlaamsgezinde scholierenbeweging. Lees meer
hadden beëindigd en verder nog een aantal Mechelse seminaristen: Floris Prims Prims, Floris
Floris Prims (1882-1954) was een Vlaamsgezinde priester en historiograaf. Hij stond mee aan de wieg van de christelijke sociale beweging en schreef tal van historiografische werken over A... Lees meer
, Jozef Muls Muls, Jozef
Lees meer
, Herman de Beucker en Jan Bernaerts Bernaerts, Jan
Jan P. Bernaerts (1879-1956) was een Vlaamsgezinde priester, actief in de katholieke Vlaamse studentenbeweging en de toneelliefhebbersbeweging. Hij was aalmoezenier aan het front tijdens ... Lees meer
. Overigens was De Student De Student
De Student was een katholiek scholieren- en studententijdschrift dat verscheen van 1881 tot in 1930. Het was voor 1914 het meest gezagvolle orgaan van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweg... Lees meer
, behalve voor de studentenbeweging in het aartsbisdom Mechelen, ook het orgaan geworden van de Limburgse jongeren nadat De Kabouter uit het Land van Loon De Kabouter uit het Land van Loon (alias Limburg)
De Kabouter uit het Land van Loon (1888-1898) was een Limburgs flamingantisch studententijdschrift, dat onder meer taaltoestanden in het Limburgse onderwijs aan de kaak stelde. Gaandeweg... Lees meer
in 1896 had opgehouden te verschijnen.

Uit de nauwe samenwerking tussen Van Cauwelaert en Mechelse seminaristen kreeg bovendien de studentenbeweging in Brabant een belangrijke vernieuwende impuls. In september 1901 richtte Van Cauwelaert een studentenbond op in zijn thuisgemeente Sint-Kwintens-Lennik. Het was de eerste bond van het Pajottenland. In 1902 kwamen nog bonden tot stand in Asse en in Diest. Bovendien werd op een door Van Cauwelaert georganiseerde gewestvergadering in Brussel in april 1902, in aanwezigheid van scholieren en studenten uit heel Brabant, de Brabantse gouwbond opgericht.

Heroriëntering

De nieuwe start van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging werd begunstigd door verscheidene factoren. Er was ten eerste de steun van de katholieke flamingantische volwassenenorganisaties. In het bijzonder de Vlaamsche Katholieke Landsbond besteedde op haar jaarlijkse land- en zitdagen telkens uitvoerig aandacht aan de toestand van de studentenbeweging en de taalsituatie in het katholiek middelbaar onderwijs. Er ging eveneens een sterk mobiliserend effect uit van de grote manifestaties en vieringen die in deze jaren op het getouw werden gezet: in 1897 de feestelijke inhuldiging van het Jan-Baptist David David, Jan-Baptist
Jan-Baptist David (1801-1866) was een katholiek priester, en vanaf 1834 hoogleraar nationale taal, letterkunde en geschiedenis aan de Katholieke Universiteit in Mechelen en Leuven. Hij sp... Lees meer
standbeeld in Lier en de Karel L. Ledeganck Ledeganck, Karel L.
Karel Lodewijk Ledeganck (1805-1847) was een Vlaams ambtenaar, politicus, jurist en dichter uit Eeklo. Hij was een cultuurflamingant en schreef een dichterlijke trilogie die in de Vlaamse... Lees meer
feesten in Eeklo, in 1898 de Boerenkrijg Boerenkrijg
De Boerenkrijg is de benaming van een opstand in het najaar van 1798 tegen het Franse regime. Lees meer
feesten en de betogingen ten voordele van de Gelijkheidswet Gelijkheidswet
De gelijkheidswet van 1898 stelde het Nederlands voor officiële publicaties gelijk aan het Frans. De wet werd vanuit de Vlaamse beweging breed ondersteund, en leidde, na de Waalse afwijzi... Lees meer
, in 1902 de Groeningeviering in Kortrijk. Deze gebeurens brachten veel studerende jongeren op de been en in de marge van de feestelijkheden werden dikwijls ook eigen studentenvergaderingen belegd en bonden gesticht.

In Oost-Vlaanderen en Limburg werd de bloei van de studentenbeweging bovendien begunstigd door de uitdrukkelijke steun van de kerkelijke overheid. Joos, de directeur van de normaalschool van Sint-Niklaas was zelf een medeoprichter van de Oost-Vlaamse gouwbond. De Oost-Vlaamse studentenbeweging kon zich ook verheugen in de blijvende steun van de alom gerespecteerde priester en redenaar Hendrik Claeys Claeys, Hendrik
Hendrik Claeys (1838-1910) was een Vlaamsgezinde priester-leraar, schrijver en redenaar, die in 1875 betrokken was bij de oprichting van het Davidsfonds. Lees meer
. In Limburg was de herlevende studentenbeweging bijna uitsluitend het werk van seminaristen die zich hierbij evenzeer gesteund wisten door hun geestelijke oversten. Die steun werd onder meer uitdrukkelijk bevestigd toen de president van het Grootseminarie van Luik, J. Leroy, in 1899 het woord voerde op de vergadering van de Limburgse studentenbond en er in naam van de bisschop de beweging aanmoedigde.

In West-Vlaanderen en het aartsbisdom Mechelen ontbrak zo'n openlijke steun vanwege de geestelijke overheid. In eerstgenoemde provincie was er in 1897 en 1898 zelfs een kortstondige opwelling van tegenwerking wegens de vrees van bepaalde collegeoversten voor daensistische Daensistische beweging
Daensistische beweging is de verzamelnaam voor een geheel van feiten, opvattingen, organisaties, personen en strijdmiddelen die tijdens de late 19de en de vroege 20ste eeuw een onderdeel... Lees meer
sympathieën bij de Vlaamsgezinde scholieren. Vanaf 1899 was die spanning opnieuw opgelost en wezen de berichten in De Vlaamsche Vlagge op een algemeen goede verstandhouding tussen scholieren en overheid. In het aartsbisdom maakte de herleving van de plaatselijke werking op het einde van de jaren 1890 en het hernieuwde engagement van de Mechelse seminaristen vanaf omstreeks 1900 duidelijk dat ook daar de verbodsmaatregelen van Petrus L. Goossens hun effect hadden verloren.

Inzake de doelstelling van de beweging was er na 1895 sprake van een heroriëntering. Sterker dan vroeger werd de vorming beklemtoond en tegelijk werd onmiddellijke politieke actie afgewezen. Die opstelling was enerzijds een echo van de lessen die een nieuwe generatie studentenleiders uit de voorbije bewegingsgeschiedenis getrokken hadden, maar anderzijds ook een weerspiegeling van wat er leefde bij de intussen elders op gang komende jeugdbewegingen als de Wandervogel in Duitsland en de padvinderij in Engeland. Overigens sloot die heroriëntering ook aan bij de ‘nieuwe wegen’ die mensen als Julius Mac Leod Mac Leod, Julius
Julius Mac Leod (1857-1919) was hoogleraar plantkunde aan de Gentse universiteit en een Vlaamsgezinde progressieve liberaal. Hij was een belangrijke pleitbezorger van de vernederlandsing ... Lees meer
en Lodewijk de Raet De Raet, Lodewijk
Lodewijk de Raet (1870-1914) was een econoom en ambtenaar die in belangrijke mate bijdroeg aan de theorievorming over de Vlaamse beweging en deze van een sociaaleconomisch denkraam voorza... Lees meer
voor de Vlaamse beweging aanwezen, weg van de taalstrijd, in de richting van een streven naar wetenschappelijke, culturele en economische ontwikkeling van Vlaanderen.

Emiel Vliebergh gaf een beslissende aanzet tot de herformulering van de doelstelling van de studentenbeweging in het verslag dat hij in 1896 voor de landdag van de Vlaamsche Katholieke Landsbond bracht. De studentenbeweging was volgens de West-Vlaamse voorman ‘niet een strijd der studenten om het onderwijs te vervlaamsen of om van nu af Godsdienst Taal en Vaderland te verdedigen, maar een streven om zich voor te bereiden voor later, om te leren mannen te worden door het aankweken der vaderlandsliefde’ en om door eigen werk de ‘de leemten die bestaan in de opvoeding en in ’t onderwijs’ aan te vullen. Studententijdschriften beklemtoonden het belang van studie en aandacht voor wetenschap, cultuur en sociale problematiek. Zij riepen de jongeren op om 'vakmannen' te worden, zich toe te leggen op een bepaalde discipline, omdat Vlaanderen nood had aan zulke specialisten. De verruimde belangstelling leidde in 1898 onder meer tot de oprichting door Dosfel van een nieuw studententijdschrift Jong Dietschland Jong Dietschland (1898-1914)
Jong Dietschland (1898-1914) was een driemaandelijks studententijdschrift voor kunst en letteren, uitgegeven op initiatief van Lodewijk Dosfel. Het tijdschrift profileerde zich als kathol... Lees meer
(1898-1914)
dat zou gewijd zijn aan de ontwikkelingen op kunstgebied. Vanaf de eeuwwisseling zou Van Cauwelaert de studentenbeweging nog verder in de richting van een vormings- en opvoedingsbeweging sturen.

Dit neemt niet weg dat de taalstrijd toch een belangrijk aandachtspunt in de studentenbeweging bleef. Afgezien van de agitatie voor de Gelijkheidswet kwam in deze jaren de werking op gang voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit. Ze bleef hoofdzakelijk beperkt tot universiteitsstudenten, maar werd vanuit de scholierenwereld wel met grote aandacht gevolgd. Het wetsvoorstel-Edward Coremans van 1901 voor een verdere vernederlandsing van het middelbaar onderwijs Middelbaar onderwijs
De geschiedenis van het middelbaar onderwijs is nauw verweven met die van de Vlaamse beweging. Tot diep in de 20ste eeuw bleef de middelbare school een grotendeels Franstalig bastion van ... Lees meer
werd door de scholierenbeweging daarentegen ervaren als een zaak die haar rechtstreeks aanbelangde en waarvoor zij zich ten volle wilde engageren.

Het bracht haar opnieuw in de verleiding tot het voeren van politieke actie. De beweging nam of ondersteunde initiatieven die de druk op de publieke opinie en op de verantwoordelijken in politiek en onderwijs wilden verhogen. Door Jong Antwerpen werd een enquête georganiseerd over het feitelijke taalregime in de katholieke onderwijsinstellingen. Dosfel stelde een brochure samen met titels van Nederlandstalige schoolhandboeken om de haalbaarheid van de vernederlandsing aan te tonen. Ze werd gratis door de Oost-Vlaamse studentenbond verspreid. Het wetsvoorstel werd uitvoerig besproken en verdedigd op studentengouwdagen en in studentenbladen. Scholieren steunden de petitionnementsactie ten voordele van een snelle behandeling van het voorstel en namen talrijk deel aan Vlaamsgezinde manifestaties die werden opgezet met hetzelfde doel, zoals de landdag die in 1903 in Antwerpen werd gehouden. Leden van Eigen Taal Eigen Zeden trokken in de loop van 1902 en 1903 met de Nederduitsche Bond op propagandatocht langs de Antwerpse gemeenten. De Hoogstudentenafdeling van deze gilde belegde bovendien in januari 1902 een landdag voor universiteitsstudenten ten voordele van het wetsvoorstel Coremans.

Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond (1903-1911)

De snelle groei van de beweging leidde in 1903 tot een derde en nu geslaagde poging tot nationale bundeling. De zogenoemde 'stichtingslanddag' van het Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond
Het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond (1903-1935) was de organisatorische vormgeving van de katholieke Vlaamse studentenbeweging: een jeugdbeweging met plaatselijke bonden van ka... Lees meer
(AKVS) werd gehouden op 30 augustus 1903 in Sint-Niklaas. Het hoofdbestuur zou gevestigd zijn in Leuven en in de handen zijn van universiteitsstudenten, maar er werd in de statuten tegelijkertijd gesteld, ook als tegemoetkoming aan de seminaristen, dat het enkel coördinerend en niet 'gebiedend' zou optreden tegenover de gouwbesturen. De van Oost-Vlaanderen afkomstige Leuvense student Leo van Puyvelde Van Puyvelde, Leo
Leo van Puyvelde (1882-1965) richtte als student aan de Leuvense universiteit in 1903 mee het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond op en was tot 1914 erg bedrijvig binnen het kathol... Lees meer
werd de eerste algemene voorzitter. Naast gouw- en gewestdagen zou voortaan jaarlijks tijdens de grote vakantie een algemene AKVS-landdag worden georganiseerd. De oprichting van de nationale koepel had een stimulerend effect op de verdere ontwikkeling van de plaatselijke werking. Het aantal plaatselijke bonden groeide aan van 35 in 1903 (waarmee opnieuw het niveau van 1891 werd bereikt) tot 120 in 1913-1914. De Student fungeerde als feitelijk bondsorgaan en bracht trouw verslag uit over de activiteiten op nationaal, provinciaal en plaatselijk vlak.

De taalstrijd bleef een belangrijk aandachtspunt in de studentenbeweging, maar directe politieke actie werd nu bijna helemaal overgelaten aan de flamingantische volwassenenorganisaties die na 1900 op nog vastere voet werden ingericht. Naast de Vlaamsche Katholieke Landsbond, de Nederduitsche Bond en het Davidsfonds kreeg de Vlaamse katholieke beweging immers een uiterst belangrijke versterking met de systematische uitbouw in alle provincies van de uit de katholieke studentenbeweging voortkomende Oud-Hoogstudentenbonden. In 1908 bundelden deze Oud-Hoogstudentenbonden hun krachten in de Katholieke Vlaamsche Landsbond Katholieke Vlaamsche Landsbond (1907-1914)
Lees meer
, die de plaats innam van de oude zieltogende Landsbond. Het Katholiek Vlaamsch Secretariaat fungeerde als dagelijks bestuur van deze strijdorganisatie. De katholieke studentenbeweging gaf haar krachtige steun aan deze nieuwe koepel en zamelde geld in voor het Secretariaat. In 1913 richtte zijzelf een Katholiek Vlaamsch Studentensecretariaat op waarvan de scheutist Jozef Calbrecht Calbrecht, Jozef
Jozef Calbrecht (1886-1977) was een priester en onderwijzer. Hij was betrokken bij het Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond, bekommerde zich om Belgische vluchtelingen in Nederlan... Lees meer
de leiding had.

Tot 1910 bleef de vernederlandsing van het middelbaar onderwijs het prioritaire strijdpunt van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging. De pleidooien in de studententijdschriften en op studentenvergaderingen ten voordele van het wetsvoorstel-Edward Coremans vielen even stil bij de benoeming van Désiré Mercier Mercier, Désiré
Désiré Mercier (1851-1926) was van 1906 tot 1926 de kardinaal-aartsbisschop van het aarts­bisdom Mechelen. Hij was een vurig propagandist van het Belgisch patriottisme en leefde tijdens ... Lees meer
tot nieuwe aartsbisschop in februari 1906. Er leefde kortstondig de hoop dat, zoals de nieuwe prelaat in het vooruitzicht stelde, de kerkelijke overheid zelf afdoende maatregelen ter vernederlandsing van het katholiek onderwijs zou treffen. De Bisschoppelijke Onderrichtingen die in 1906 met deze bedoeling werden uitgevaardigd werden, in zoverre ze betrekking hadden op het middelbaar onderwijs, door de studentenbladen niet onverdeeld negatief onthaald. Maar het was voor de commentatoren – Frans Drijvers in De Student en Oscar Verhaeghe in De Vlaamsche Vlagge – duidelijk dat met dit herderlijk schrijven een wettelijke regeling niet overbodig werd gemaakt. Na de uiteindelijke goedkeuring van de taalwet- Louis Franck Franck, Louis
De inzet van Louis Franck (1868-1937) voor de vernederlandsing van het middelbaar onderwijs en de Gentse universiteit bracht hem rond 1910 op het hoogtepunt van zijn Vlaams-liberale roem.... Lees meer
- Paul Segers Segers, Paul
Paul Segers (1870-1946) was een katholiek politicus, die zijn betekenis voor de Vlaamse beweging vooral ontleende aan de wet-Segers-Franck op het taalgebruik in het vrij middelbaar onderw... Lees meer
op het middelbaar onderwijs in 1910 kwam in de studentenbeweging energie en aandacht vrij voor de vernederlandsing van het hoger onderwijs Hoger onderwijs
De evolutie van het Vlaamse hoger onderwijs werd gekenmerkt door een moeizame vernederlandsingspolitiek, gaande van het vroegste verschijnen van Nederlandstalig onderwijs tot de integrale... Lees meer
. Het was vooral in dit opzicht dat de Bisschoppelijke Onderrichtingen bij de Vlaamsgezinden kwaad bloed hadden gezet omdat zij het principe van een Nederlandstalige universiteit verwierpen. Des te meer werd in de katholieke studentenbeweging ook in dit verband hoopvol uitgekeken naar een wetgevend initiatief. Het voorstel van de Drie Kraaiende Hanen Drie Kraaiende Hanen
De ‘drie kraaiende hanen’ was de benaming voor de drie volksvertegenwoordigers die in 1910-1911 over de partijgrenzen heen een campagne voor de vernederlandsing van de Rijksuniversiteit G... Lees meer
betreffende de Rijksuniversiteit van Gent werd met enthousiasme onthaald en tegelijkertijd werd de inrichting vanaf 1911 van tweetalige leergangen in Leuven als een stap in de goede richting begroet.

Anderzijds zette zich na de oprichting van het AKVS de oriëntering in de richting van een vormings- en opvoedingsbeweging volledig door. Wetenschappelijke, taal- en letterkundige ontwikkeling bleven onverminderd tot de doelstellingen van de beweging behoren maar daaraan werd nu als schragend element de karaktervorming toegevoegd. Frans van Cauwelaert werkte het meest systematisch het pedagogisch programma van de studentenbeweging uit. Hij hield aan de jongeren voor ‘hoger mens, hoger Vlaming, hoger christen’ te worden. De eerste vereiste was het ‘hoger mens’ zijn en daaruit vloeiden de andere kwaliteiten als vanzelf voort. ‘Weest mannen van overtuiging, weest mannen van karakter, weest mannen van de daad’ was de boodschap die hij sinds 1901 begon uit te dragen en die in deze jaren bij de jeugd een geweldige weerklank vond. Zijn toespraken werden in 1908 gebundeld in Verhandelingen en Voordrachten, een boek dat gedurende een aantal jaren gold als de bijbel van de studentenbeweging. Terwijl Albrecht Rodenbach in deze jaren volop uitgroeide tot een mythe, wat onder meer bleek uit de Rodenbachvieringen die werden op het getouw gezet in 1905 in Leuven en in 1909 in Roeselare, kreeg Van Cauwelaert de allure van de nieuwe profeet van de studentenbeweging, zij het met minder romantische en meer intellectualistische trekken.

Ook anderen als Lodewijk Dosfel, Alfons de Groeve De Groeve, Alfons
Alfons de Groeve (1885-1945) werkte als student mee aan De Vlaamsche Vlagge en aan Ons Leven. Daarna was hij uitgever. Tijdens het interbellum was hij volksvertegenwoordiger voor de katho... Lees meer
, Floris Prims Prims, Floris
Floris Prims (1882-1954) was een Vlaamsgezinde priester en historiograaf. Hij stond mee aan de wieg van de christelijke sociale beweging en schreef tal van historiografische werken over A... Lees meer
, Jules Callewaert Callewaert, Jules
Dominicaan Jules Laurentius Callewaert (1886-1964) verwierf bekendheid als flamingantisch predikant. Zijn sympathie voor het VNV deed hem aan het begin van de Tweede Wereldoorlog de colla... Lees meer
, Firmin Deprez Deprez, Firmin
Firmin Deprez 1890-1916) speelde vóór de Eerste Wereldoorlog een belangrijke rol in de katholieke Vlaamsgezinde scholieren- en studentenbeweging. Hij sneuvelde in 1916 aan het IJzerfront ... Lees meer
en Prosper Thuysbaert Thuysbaert, Prosper
Jonkheer Prosper Paul Thuysbaert (1889 - 1965) was notaris in en burgemeester van zijn geboortestad Lokeren en hoogleraar aan de Leuvense universiteit. Wat de Vlaamse kwestie betreft spee... Lees meer
hielden aan de scholieren een ruim opvoedingsprogramma van persoonlijkheidsvorming en sociaal engagement voor. Als toekomstige leiders van hun volk dienden de jongeren ernaar te streven om zelf een voorbeeld te worden van zedelijkheid, wilskracht, idealisme, godsdienstzin en voornaamheid. In die vorming namen geloofsverdediging en persoonlijke geloofsverdieping een belangrijke plaats in. Om te verhelpen aan de sociale en geestelijke ellende van de gewone man sloten scholieren zich aan bij de onthoudersbeweging en richtten zij in hun colleges onthoudersbonden op die zij beschouwden als een onderdeel van de studentenbeweging. De studentenbonden begonnen met het organiseren van 'volksontwikkelingsavonden' en werkten mee aan het tot stand brengen van volksbibliotheken met 'goede' lectuur om het intellectuele en morele peil van de mensen te verhogen. Prims hield in De Student aan de jongeren voor dat zij zich door studie en lectuur van onder meer De Gids op maatschappelijk gebied terdege moesten informeren en voorbereiden op hun toekomstige taak als maatschappelijk werker. De 'sociale roeping' van de studerende jeugd werd geaccentueerd door de sociale studentenlanddagen die vanaf 1909 tot aan de Eerste Wereldoorlog jaarlijks door het AKVS werden georganiseerd naast de eveneens jaarlijkse gehouden Vlaamsgezinde landdagen. Op die landdagen werd onder meer het woord gevoerd door katholieke sociale voormannen als de Luikse pater Ceslas Rutten, de Nederlandse priester Hendrik Poels en Carl Sonnenschein Sonnenschein, Carl
De Duitse priester Carl Sonnenschein (1876-1929) onderhield sinds 1909 tal van contacten met vooraanstaande Vlaamse katholieken en speelde tijdens de Eerste Wereldoorlog een belangrijke r... Lees meer
van het Duitse Sekretariat Sozialer Studentenarbeit. Er werd het idee gelanceerd om een gelijkaardig secretariaat in Vlaanderen op te richten.

Tussen overheid en studentenbeweging was er in deze jaren over het algemeen een goede verstandhouding, al bleef de actie voor de vernederlandsing van het onderwijs een gevoelig punt, zoals bleek uit het verbod dat Gustave Waffelaert Waffelaert, Gustave
Gustave Waffelaert (1847-1931) was bisschop van Brugge van 1895 tot 1931. Hij was voorstander van de West-Vlaamse gewesttaal. Ondanks een zekere Vlaamslievendheid kwam hij in conflict met... Lees meer
in 1904 aan West-Vlaamse scholieren gaf om aanwezig te zijn op de AKVS-landdag te Brugge omdat het wetsvoorstel-Coremans daar ter sprake zou komen. ‘De tijd van de blauwvoeterij Blauwvoeterij
Blauwvoeterij is de benaming voor de eerste fase van de katholieke Vlaamse studentenbeweging, vanaf de ‘Groote Stooringe’ in 1875 in het Klein Seminarie van Roeselare tot omstreeks 1880, ... Lees meer
werd voorgoed afgesloten. Geen negativisme. Opbouwen’, herinnerde zich Huibrecht Verwilghen, een drie jaar jongere tijdgenoot van Van Cauwelaert. In de studentenbladen klonk de kritiek op de verfransing minder sterk door dan de opvoedende boodschap, die overigens goed paste in het beleid van de kerkelijke overheid. Maar niet iedereen was met dat 'opbouwen' ingenomen. Er kwam kritiek van priester Drijvers, redacteur van De Student van het eerste uur, op het naar zijn gevoelen al te grote ontzag van de jongere redactieleden zoals Frans van Cauwelaert en Frans Bernaerts voor kardinaal Mercier. Dat gebeurde in 1908, nadat deze laatsten geweigerd hadden enkele artikels van Drijvers met scherpe kritiek op Mercier in het tijdschrift op te nemen.

Controverse (1911-1914)

Vooral vanaf het schooljaar 1911-1912 brak er in de rangen van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging een periode aan van controverse en discussie. Er kwam reactie tegen de redactielijn van De Vlaamsche Vlagge die de brede opvoedingsbeweging propageerde. Gelijktijdig klonken in De Student dezelfde kritische geluiden door. Ook in het hoofdbestuur van het AKVS en onder de Leuvense studenten kwamen tegenstellingen aan de oppervlakte over de richting die de beweging moest inslaan. Algemeen voorzitter Filip de Pillecyn De Pillecyn, Filip
Filip De Pillecyn (1891-1962) was schrijver en journalist. Hij was actief in de Frontbeweging, werkte voor De Standaard en De Tijd en stichtte het satirisch weekblad Pallieter. Tijdens de... Lees meer
sprak over die malaise op de landdag in Leuven in 1912. De contestatie betrof het ruime programma van de studentenbeweging: sociale inzet, godsdienstige werking en karaktervorming werden aangezien als 'nevenbewegingen' die de aandacht van de Vlaamse strijd afleidden. Er groeide ook kritiek op het te intellectualistisch bevonden karakter van de beweging die te weinig ruimte heette te laten voor jeugdig enthousiasme en romantiek. Een aantal jongeren ergerde zich bovendien aan de naar hun aanvoelen al te welwillende houding tegenover de overheid omdat zij afbreuk zou doen aan de strijdbaarheid van de beweging.

Deze discussie beheerste de beweging tot aan de Eerste Wereldoorlog. Ze werkte als een splijtzwam in de Leuvense studentenbeweging. In de redactie van De Vlaamsche Vlagge werd het pleit in 1913 gewonnen door de tegenstanders van de opvoedende richting, zodat in de laatste vooroorlogse jaargang een enthousiasmerende, louter nationalistische toon de bovenhand kreeg en de overheid opnieuw harder werd bekritiseerd. De nieuwe redacteurs waren de jonge priester-leraren Jules Faes Faes, Jules
Jules Faes (1882-1945) werkte als student en priester mee aan De Vlaamsche Vlagge. Lees meer
en Verhaeghe, beiden oud-leerlingen van het college van Tielt waar zij Cyriel Verschaeve en Robrecht de Smet als leraren hadden gekend.

De ommekeer in de beweging kan verklaard worden door het uitblijven van concrete wettelijke resultaten voor de Vlaamse beweging. Tot in het schooljaar 1910-1911 klonk wat dat betreft nog een zeker optimisme door. In De Vlaamsche Vlagge waren toen nog uitspraken te vinden als ‘binnenkort zullen wij de volledige vervlaamsing van geheel ons onderwijs van hoog tot laag mogen begroeten’. In die optiek leek het een logische beleidskeuze dat scholieren zich niet rechtstreeks met de taalstrijd hoefden in te laten. Het leek belangrijker dat zij zich in de studentenbeweging dienden voor te bereiden op de taak die hen wachtte nadat de Vlaamse beweging in haar opzet zou geslaagd zijn. De ontnuchtering over deze koers kwam er door de frustraties en teleurstellingen die de Vlaamsgezinden opliepen ten gevolge van goedkeuring van de legerwet in 1913 en de wet op het lager onderwijs Lager onderwijs
De ‘taalstrijd’ in Vlaanderen is op het niveau van het lager onderwijs minder problematisch verlopen dan op dat van het middelbaar en van het hoger onderwijs. Toch was de verfransing van ... Lees meer
in 1914 evenals door het uitblijven van resultaten in verband met de Gentse universiteit. Zoals in de hele Vlaamse beweging werden daardoor het radicalisme en de nationalistische reflex in studentenrangen versterkt. In het Leuvense studentenblad Ons Leven Ons Leven
Ons Leven (1888) is een Leuvens studententijdschrift en het blad van het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV). Lees meer
en in De Vlaamsche Vlagge werd zelfs het dreigement van de bestuurlijke scheiding naar boven gehaald indien de rechtmatige eisen van de Vlamingen niet zouden worden ingewilligd.

Oorlogsjaren (1914-1918)

Direct na de Duitse inval in augustus 1914 spoorde de leiding van het Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond (AKVS) de leden aan als vrijwilliger het vaderland te verdedigen en vele leden gaven gehoor aan die oproep, zodat er wellicht geen plaatselijke bond was die geen lid had aan het front. Van de 10 gouwvoorzitters en -ondervoorzitters uit 1913 werden er ten minste vijf soldaat en speelden een rol in de Frontbeweging Frontbeweging
Aan het IJzerfront manifesteerde zich tijdens de Eerste Wereldoorlog flamingantisch verzet tegen de taaltoestanden in het leger. Naarmate het zich meer en meer organiseerde en groeide, vo... Lees meer
(Filip de Pillecyn, Jozef Lindemans, Paul Vandermeulen Vandermeulen, Paul
Paul Vandermeulen (1893-1975) was een studentenleider, frontaalmoezenier en beroemd Vlaams katholiek figuur. Lees meer
, Alfred Raport Raport, Alfred
Alfred Raport (1892-1965) was tot aan zijn dood advocaat aan de Leuvense balie. Hij vervulde verschillende functies in het Leuvense stadsbestuur en werd ook senator. Reeds als student was... Lees meer
en Berten Pil Pil, Berten
De scheikundige Albert ‘Berten’ Pil (1892-1940) was oud-strijder van de Eerste Wereldoorlog en lag mee aan de basis van het Verbond der Vlaamse Oud-Strijders (VOS). Pil was erg actief in ... Lees meer
). Voor hen zoals voor andere studenten en seminaristen was ‘de ontdekking van het volk’ de belangrijkste ervaring aan het front, iets wat zijn weerslag had op de naoorlogse evolutie van de beweging.

In bezet gebied trok het bondsleven zich grotendeels terug binnen de grenzen van eigen dorp of stad, en aanvankelijk bleef de traditie het belangrijkste referentiepunt. Met de opening van de door de Duitsers vernederlandste Gentse universiteit in 1916 werd de vraag van de positionering in de Vlaamse beweging van dat ogenblik belangrijker. De meeste bonden bleven afzijdig van het < activisme Activisme
Het begrip activisme verwijst naar de fractie van flaminganten die tijdens de Eerste Wereldoorlog bereid was om politiek of anderszins samen te werken met de Duitse bezetter en financiële... Lees meer
en gericht op zelfvorming van de leden. Toch kreeg het activisme in sommige bonden, vooral van het Waasland, onder invloed van leden die in Gent studeerden wat weerklank, maar dit bleef beperkt tot de aanvaarding van de vernederlandste universiteit, en al was er schaarse kritiek op de regeringspolitiek, er was geen anti-belgicisme. Die bonden met activistische sympathieën moesten in 1917 bijdraaien of vielen uiteen. Ze stonden ook onder druk van de geestelijkheid die over het algemeen afwijzend stond tegenover het activisme.

De meeste bonden werden sterk aangesproken door de zedelijk-godsdienstige stroming die ook voor de oorlog invloedrijk was geweest maar waartegen toen reactie was gekomen. Van die reactie wist de jongere generatie die tijdens de oorlog de bondsleiding in handen nam niets. De oorlog versterkte hun religiositeit en de proosten en priester-leraars stuwden in dezelfde richting. Daardoor leken aan de vooravond van de wapenstilstand de Katholieke Vlaamse studentenbonden op vele plaatsen – opnieuw – op het vooroorlogse standpunt te staan.

Herleving (1919-1923)

In december 1918 kreeg de oproep van de vooroorlogse voorzitter van het AKVS Filip de Pillecyn De Pillecyn, Filip
Filip De Pillecyn (1891-1962) was schrijver en journalist. Hij was actief in de Frontbeweging, werkte voor De Standaard en De Tijd en stichtte het satirisch weekblad Pallieter. Tijdens de... Lees meer
om de werking te hervatten direct respons, en overal voerden op de kerstvergaderingen in de lokale bonden de frontsoldaten het hoge woord. Na nieuwjaar was er in Antwerpen al direct een eerste overkoepelend initiatief van enkele laatstejaars-scholieren en pas afgestudeerden ( Frans Daeseleire Daeseleire, Frans
De advocaat Frans Daeseleire (1900-1966) speelde tijdens zijn studententijd een sleutelrol in de katholieke Vlaamse studentenbeweging en was in de jaren 30 politiek actief bij het Vlaamsc... Lees meer
, Theo Vonck, Lode Arts en Leo Kunnen) dat succes kende. Ze slaagden er met steun van enkele priester-leraren in een Antwerpse studentenbond op te richten, die de schoolbonden van de Antwerpse colleges, de katholieke normaalschool en het Sint-Ignatiusgesticht overkoepelde. Vanaf januari 1919 organiseerden zij geregeld vergaderingen. Ze lanceerden daarna in de paasvakantie 1919 het veertiendaagse studentenblad Storm Storm (1919-1921)
Storm/DeStorm (1919-1921) was een halfmaandelijks Antwerps katholiek studenten en scholierentijdschrift, dat verscheen (met verschillende ondertitels) als Storm van 15 april 1919 tot 15 s... Lees meer
(1919-1921)
, dat onder hoofdredactie stond van René Goris Goris, René
René Goris (1895-1989) was een zakenman, actief in de christelijke werkgeversverbonden en een corporatistisch denker. Lees meer
, en snel respons kreeg van bonden uit heel Vlaanderen. Toen verschenen ook opnieuw de vooroorlogse bladen De Student in het aartsbisdom, en De Vlaamsche Vlagge in West-Vlaanderen en vonden de eerste naoorlogse gouwdagen plaats. Coördinatie van de werking kwam er eerst via Storm en daarna van het Secretariaat voor Studentenarbeid in Lier ( Ernest van der Hallen Van der Hallen, Ernest
Ernest van der Hallen (1898-1948) was een romantische katholiek-Vlaamse auteur, redacteur van Boekengids en Lectuurrepertorium, later bibliotheekinspecteur. Hij was een mentor van de jeug... Lees meer
), dat contact legde met plaatselijke bonden, vooral de godsdienstige dimensie beklemtoonde, en ruimte wilde scheppen voor initiatieven van die jongeren zelf.

Terwijl Storm en Studentenarbeid initiatieven waren van de naoorlogse generatie kwam er van de vooroorlogse AKVS-leiding, die opnieuw in Leuven studeerde, pas in de zomer van 1919 een teken van leven, toen de scheutist Jozef Calbrecht aankondigde dat het vooroorlogse Studentensecretariaat van het AKVS er opnieuw functioneerde, en de bonden werden opgeroepen tot het houden van een eerste landdag in Lokeren (8 september 1919). Op deze landdag vond een discussie plaats over de positie van Storm en Studentenarbeid, waarna het blad wel kon blijven voortwerken, maar het Lierse secretariaat moest inbinden ten voordele van het Leuvense secretariaat. Behalve uit de landdag bleek die zomer uit talrijke gouwdagen en plaatselijke initiatieven dat de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging de oorlogsperiode glansrijk had overleefd.

Ideologisch wenste het hoofdbestuur geen keuze te maken tussen minimumprogramma Minimumprogramma
Het Minimumprogramma was de benaming voor het eisenpakket dat de Belgisch-loyale flaminganten, in het bijzonder inzake taalwetgeving, in de periode tussen de beide wereldoorlogen nastreef... Lees meer
of zelfbestuur om niet een jonge wacht te worden van hetzij Het Vlaamsche Front Het Vlaamsche Front
Het Vlaamsche Front was een Vlaams-nationalistische partij, die werd opgericht in 1919 en ook bekend stond onder de couranter gebruikte officieuze benaming Frontpartij. Gesticht als een ... Lees meer
hetzij het Algemeen Vlaamsch Verbond Algemeen Vlaamsch Verbond
Het Algemeen Vlaamsch Verbond (1919) was een bondgenootschap van Belgisch gezinde flaminganten. Het Verbond kon nooit een rol van betekenis spelen en hield na enkele jaren op te bestaan.... Lees meer
, maar beklemtoonde het de eensgezinde inzet in de Vlaamse strijd en de vormende taak van de beweging. In dit klimaat groeide belangstelling voor een inhoudelijke verdieping en verruiming van de Vlaamse beweging in sociale en godsdienstige zin. Het was het heropnemen van de vooroorlogse Amicitia Amicitia
Amicitia was een katholieke en Vlaamsgezinde studentenvereniging die in 1911 werd opgericht aan de Leuvense universiteit. Lees meer
-klemtoon, iets wat in de hand werd gewerkt door de 'ontkerstening' en de sociale ellende van de massa tijdens en na de oorlog. Sociale studiedagen voor studenten kenden een ruime weerklank, evenals een in Leuven opgerichte Secretariaat voor Katholieke Sociale Actie (SKSA). Het door de Vlaamse dominicanen vanaf 1920 uitgegeven tijdschrift Onze Jeugd Onze Jeugd
Onze Jeugd (1920-1933) was een idealistisch vormingstijdschrift voor de Vlaamse studerende jeugd, uitgegeven door de dominicanen. Met pater Callewaert als redacteur kwam het blad om zijn ... Lees meer
, dat de vervlechting van de godsdienstige, sociale en Vlaamse strijd propageerde, kende een ruime verspreiding. Van de vooroorlogse tegenstelling tussen een Vlaamse en een sociaal-godsdienstige stroming bleef niets meer over.

De hele beweging werd trouwens in zeer sterke mate gedragen door seminaristen en priesters, van wie een aantal geradicaliseerd was teruggekomen van het front. Ze traden op als redacteurs in tijdschriften, gelegenheidssprekers op land- en gouwdagen, bestuursleden of proosten in plaatselijke bonden, en propagandisten van het minimumprogramma. Behalve aartsbisschop Désiré Mercier hadden de bisschoppen omstreeks 1920 geen bezwaar tegen de deelname van hun clerus aan de Vlaamse beweging, zij het met diverse gradaties: bisschop Gustave Waffelaert Waffelaert, Gustave
Gustave Waffelaert (1847-1931) was bisschop van Brugge van 1895 tot 1931. Hij was voorstander van de West-Vlaamse gewesttaal. Ondanks een zekere Vlaamslievendheid kwam hij in conflict met... Lees meer
handhaafde een welwillende neutraliteit behalve tegenover enkele priesters die al te zeer de Franstalige katholieke pers ergerden, bisschop Emile Seghers Seghers, Emile
Emile Seghers (1855-1927) kwam als bisschop van Gent in conflict met kardinaal Mercier door enkele Vlaamse eisen te steunen en bepaalde activistische daden niet expliciet te verbieden. In... Lees meer
van Gent zette in april 1919 formeel het licht op groen voor Vlaamsgezinde actie van zijn clerus, en bisschop Martinus-Hubertus Rutten van Luik ging de propaganda voor het minimumprogramma van het Algemeen Vlaamsch Verbond zelfs als een plicht bestempelen voor elke seminarist en priester van zijn bisdom. Hij liet een plan opstellen om het middelbaar onderwijs in Limburg op korte tijd te vernederlandsen, gaf de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging een officiële proost die de seminaristen moest bijstaan bij de uitbouw van de beweging in Limburg, en besloot in de zomer van 1920 dat de Limburgse studentenbonden financiële steun zouden krijgen van het bisdom.

Alleen in het aartsbisdom stootte de Vlaamsgezindheid van de clerus op het verzet van Mercier, die in mei 1919 een petitie van priester-leraren ten voordele van de vernederlandsing van het katholieke middelbaar onderwijs deed stopzetten, in de zomer van 1919 de lectuur van het Frontersdagblad Ons Vaderland Ons Vaderland (1914-1922)
Lees meer
(1914-1922) aan de seminaristen – en een jaar later aan de hele clerus – verbood, en de seminaristen niet toeliet deel te nemen aan de AKVS-gouwdag met Pasen 1920. Mercier stond afwijzend tegenover de Vlaamse beweging omdat ze de eendracht van de katholieken en burgers aantastte, de vaderlandsliefde bedreigde, de vrijheid van taal beknotte, en de absolute gehoorzaamheid van de clerus aan de kerkelijke overheid ondermijnde. Zijn maatregelen bleven in 1919-1920 beperkt omdat hij door de consensus over het minimumprogramma een sterke druk voelde van vooral de katholieke Vlaamsgezinde opinie, maar ook van de andere bisschoppen, inclusief die van de Vlaamse bisschop Ludovicus Heylen Heylen, Ludovicus
Ludovicus Heylen (1856-1941) was abt van de norbertijnerabdij van Tongerlo (1887-1899) en bisschop van Namen (1899-1941). Als abt bood hij opvang aan weggezonden Vlaamsgezinde jongeren. A... Lees meer
van Namen, voorheen abt van Tongerlo.

In de zomer van 1920 sloeg de Vlaamsgezindheid vonken bij de katholieke studerende jeugd, al vloeide het gevoelsmatige radicalisme vaak met onderhuidse sympathie voor zelfbestuur en de realistische optie voor steun aan het minimumprogramma nog samen in een brede Vlaamsgezinde bedding, waarin ook een sociaal-godsdienstige bekommernis een plaats vond. Misschien mee daardoor was er toen een versoepeling van Merciers houding en scheen hij zelfs een ogenblik geneigd het AKVS officieel te erkennen, al impliceerde dat in zijn ogen wel dat het dan onder controle van de kerkelijke overheid zou komen.

Maar al in diezelfde zomer werd dat onmogelijk doordat er na het neerschieten van Herman van den Reeck Van den Reeck, Herman
Herman van den Reeck (1901-1920) was een Vlaamsgezinde links-radicale student, die zich van 1916 tot zijn overlijden in 1920 engageerde in de activistische jongerenbeweging. Toen Van den ... Lees meer
op de 11 juli-viering in Antwerpen, een radicalisering in de Vlaamsgezinde publieke opinie kwam die de weerspiegeling was van het groeiende ongenoegen over het niet wegwerken van de Vlaamse grieven, en de bestraffing van als idealisten beschouwde activisten (zie Repressie na de Eerste Wereldoorlog Repressie na de Eerste Wereldoorlog
De ‘repressie’ na de Eerste Wereldoorlog was de bestraffing van degenen die tussen 1914 en 1918 met de Duitse bezetter collaboreerden en misdrijven tegen de veiligheid van de (Belgische)... Lees meer
). De radicalisering beroerde ook de studentenbeweging. Dit bleek al direct op de landdag in Mechelen in augustus 1920, waar voortdurend de kreet ‘zelfbestuur’ klonk en officieel steun werd betuigd aan Lodewijk Dosfel en de gestrafte activisten. De radicalisering kwam opnieuw tot uiting in de grote belangstelling voor amnestie Amnestie
Lees meer
en zelfbestuur op een aantal van de 15 gouw- en gewestdagen en in de plaatselijke bonden.

De maatregelen van Mercier en Waffelaert om dat radicalisme in te tomen leidden vooral tot een toenemend wantrouwen van Vlaamsgezinde studentenzijde tegenover de kerkelijke overheid. Het bracht het hoofdbestuur ( Berten Catry Catry, Berten
Berten (Albert) Catry (1896-1941) was een Vlaams-nationalistische studentenleider tijdens het interbellum en fungeerde als beheerder van De Vlaamsche Vlagge (1875-1933) en van Jong Diets... Lees meer
, Dries van Rompaey Van Rompaey, Andries
Dries van Rompaey (1897-1964) speelde tussen 1920 en 1922 een prominente rol in de geradicaliseerde Leuvense studentenbeweging. Nadien was hij actief in de Kristene Vlaamsche Volkspartij... Lees meer
, Carlos Stas, Luc Matthys Matthys, Luc
Luc Matthys (1902-1977) was een Vlaams-nationalistische politicus, schepen van Deinze en ondervoorzitter van de Oost-Vlaamse Provincieraad. Lees meer
en Emile de Vos) ertoe de invloed van de seminaristen te neutraliseren door het voorzitterschap van de plaatselijke bonden – in West-Vlaanderen ook van de gewestbonden – te reserveren voor collegeleerlingen. Het deed de leiding ook afkerig staan tegenover de padvinderij die door Mercier nogal werd gesteund. De padvinderij werd gezien als een 'nevenbeweging' met bovendien zowel 'uitheemse' als 'Belgisch-patriottische' (dus francofone) connotaties. Het wankelende vertrouwen bleek ten slotte ook uit de afwijzende houding van het bestuur tegenover een initiatief van oud-studentenleider Edmond Rubbens Rubbens, Edmond
Edmond Rubbens (1894-1938) was onder meer advocaat, volksvertegenwoordiger, lesgever, ACW-voorzitter en minister. In de loop van zijn leven verdedigde hij verschillende Vlaamsgezinde stan... Lees meer
om in Leuven een jeugdcongres te houden dat volgens Frans van Cauwelaert Van Cauwelaert, Frans
Frans van Cauwelaert (1880-1961) was een Vlaamsgezinde katholieke politicus, die een hoofdrol speelde in de vernederlandsing van het openbare leven in Vlaanderen. Van Cauwelaert lag in 19... Lees meer
moest dienen om ‘de jeugd de weg naar onze rangen te doen terugvinden’.

Het wantrouwen tegenover politici en de afkeer voor het compromis kreeg in de studentenwereld helemaal de overhand toen bij de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel dat de vernederlandsing van de Gentse universiteit zou regelen, bleek dat er steeds meer water in de wijn moest worden gedaan, zodat er geen eentalig Nederlandse maar een tweetalige universiteit uit de bus kwam (de zogenaamde Nolf Nolf, Pierre
Pierre Nolf (1873-1953) was minister van Kunsten en Wetenschappen. Hij gaf zijn naam aan de zogenaamde Nolf-barak, de scheldnaam voor de gedeeltelijke vernederlandsing op zijn initiatief... Lees meer
-barak). Van Cauwelaert en de verdedigers van het minimumprogramma kregen de schuld van deze nederlaag. De katholieke Vlaamsgezinde studenten zegden nu in groten getale en voorgoed hun vertrouwen in de 'officiële leiders' op.

Zo werden in een paar jaar tijd, door de eerste naoorlogse generatie AKVS-leiders de vroegere bindingen en oriëntatiepunten verlaten en kwam het wantrouwige AKVS volledig los te staan van de kerkelijke overheid, de katholieke sociale jeugdverantwoordelijken en de christendemocratische politici. Die autonomie zou de volgende AKVS-leiding toelaten, systematisch en op korte termijn, de hele beweging een zwenking te doen maken in Vlaams-nationalistische richting.

Organisatorische uitbouw en bondsleven

Intussen was in de vijf jaar sinds het einde van de oorlog de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging volledig georganiseerd en stevig geworteld geraakt in de katholieke studerende jeugd. In 1923-1924 bestond het netwerk van het AKVS uit 5 gouwen (Antwerpen, Brabant, Limburg, Oost- en West-Vlaanderen), 25 gewesten en 223 plaatselijke bonden, met een hoofdbestuur in Leuven, dat daar regelmatig vergaderde, over een coördinerend Studentensecretariaat beschikte, en over een eigen blad De Blauwvoet De Blauwvoet (1920-1941)
De Blauwvoet (1920-1941) was het orgaan van het Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond (AKVS), en van zijn opvolgers het Algemeen Katholiek Dietsch Studentenverbond (AKDS) en het Di... Lees meer
(1920-1941), dat vanaf 1920 verscheen en in 1924-1925 een topoplage kende met 4300 exemplaren. Het verdrong geleidelijk Storm Storm (1919-1921)
Storm/DeStorm (1919-1921) was een halfmaandelijks Antwerps katholiek studenten en scholierentijdschrift, dat verscheen (met verschillende ondertitels) als Storm van 15 april 1919 tot 15 s... Lees meer
. Daarnaast verschenen onder een eigen redactie en in een kleinere oplage (van maximum 700 exemplaren) de oude oefenbladen De Vlaamsche Vlagge en De Student, waarin scholieren hun opstelletjes konden publiceren. Het eerste zou mee evolueren in Vlaams-nationalistische richting, het tweede zou het verzamelpunt worden van de oppositie die zich tegen die nationalistische oriëntering kantte.

Contact met de plaatselijke bonden was er behalve door de tijdschriften met de verslagen over de werking, vooral door de tijdens de vakantie gehouden land-, gouw- en gewestdagen, en door het persoonlijk contact van een student-afgevaardigde die in Leuven studeerde en daar een spilfunctie vervulde tussen plaatselijke bond en gouwbestuur. De studenten die vaak zelf ook actief waren in de universitaire studentenbeweging, legden vaak meer de klemtoon op de plaats van de beweging in de bredere maatschappij, terwijl de lokale werking vooral groepsgericht was.

Die plaatselijke bond was in de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging het meest essentiële niveau, en was functioneel autonoom, met als paradoxaal dubbel gevolg een groot gevoel van betrokkenheid bij de beweging doordat alle discussies op elk niveau opnieuw plaatsvonden, en een grote conflicttolerantie tussen basis en top. Wilde de plaatselijke bond niet 'volgen' wat de gouwleiding voorstond, dan kon hij gewoon verder blijven functioneren 'op zichzelf', wat natuurlijk de overname van de centrale leiding 'door anderen' mogelijk maakte, en toeliet dat de bonden zich loshaakten van de oude organisatie om zich bij een nieuwe aan te sluiten.

De bondswerking was in de praktijk georiënteerd naar een dubbele doelstelling: het groepsleven (de 'verbroedering' zoals het werd genoemd) en de vorming van de leden. Het samen beleven van het jong-zijn was dus het fundament dat gestalte kreeg in allerlei activiteiten zoals wandelingen en uitstappen, sport, spel en toneel, feestjes, maar ook in kaartverkoop of omhalingen voor de missies, of medewerking in het patronaat. Het groepsleven was echter geen doel op zichzelf. Het moest – zoals het hoofdbestuur dat in 1924 formuleerde – ertoe bijdragen de ‘leden op te leiden tot ontwikkelde Vlamingen, door veredeling en vervlaamsing van hun jongelingsleven langs de lijn van de katholieke leer en ze voor te bereiden om later te werken aan de zelfwording en het welzijn van hun volk’.

De schakel tussen het groepsleven en het ernstige vormingsprogramma waren de in de traditie wortelende gebruiken zoals het verslagboek, het bondslied en -vaandel, en de ceremonies bij het aanvaarden van nieuwe leden. Die gebruiken waren steunpunten voor het bijzondere contact met het verleden en de bredere gemeenschap die een extra dimensie gaf aan de bond: die was niet zomaar een verzameling toevallige vrienden, maar een deel van een verbond dat zich uitstrekte in de tijd en – over de elkaar opvolgende generaties heen – allen omvatte die zich als student of oud-student inzetten voor de katholieke Vlaamse zaak. De zelfvorming in groep steunde op het besef dat de leden een verantwoordelijkheid hadden tegenover het Vlaamse volk, zowel nu als later.

De spreiding van de bonden geeft een eerste indicatie van de impact van de beweging. In absolute cijfers was West-Vlaanderen het sterkst want het stond in voor één derde van de bonden (73). Dan volgde Oost-Vlaanderen met één vijfde van de bonden (48), Antwerpen en Limburg elk met één zesde (respectievelijk 40 en 39), en Brabant met één tiende. We schatten dat er in 1924-1925 circa 7300 leden waren, een getal dat meer zegt als we het vergelijken met het aantal leerlingen in de katholieke colleges van die periode. Dat geeft ons dan ook de kans te zien wat de relatieve impact was van de beweging per provincie, een beeld dat anders is dan dat van de absolute cijfers. We vermoeden dat in Limburg ten minste drie vierden van de collegeleerlingen aangesloten was bij de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging, die daar dus het sterkst stond. In West-Vlaanderen was dat zeker de helft, in Oost-Vlaanderen wellicht twee vijfden en in de provincie Antwerpen ten minste één derde.

Het succes van de beweging in Limburg Limburg
Lees meer
hing voor een groot deel samen met de steun en sympathie die de beweging er kreeg van de bisschop en van het grootste deel van de clerus, naast het landelijke karakter van de provincie en de wellicht lagere graad van verfransing in de families waartoe de leerlingen behoorden. De grootste aanhang had de beweging er trouwens in de Kempen en in het Maasland, niet in de taalgrens Taalgrens
Het begrip ‘taalgrens’ verwijst in het algemeen naar een grens die twee bevolkingsgroepen die een verschillende taal spreken van elkaar scheidt en in het bijzonder naar de grens tussen he... Lees meer
streek. Een gelijkaardige bedenking moet men maken voor de andere provincies. In stedelijke colleges met uitsluitend of hoofdzakelijk een externaat, was een bepaald deel van de scholierenpopulatie afkomstig uit Franstalige families, die niet in aanmerking kwamen voor medewerking aan de beweging. Daardoor hadden ook de West-Vlaamse AKVS'ers de indruk dat het merendeel van hun makkers – dat wil zeggen van wie ervoor in aanmerking kwam, namelijk de Nederlandstaligen – meewerkten aan de beweging.

Een andere manier om de grote impact van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging in de jaren 1920 te laten aanvoelen is een vergelijking te maken met het aantal leden van enkele andere Vlaamse jeugdbewegingen in diezelfde periode. In 1923-1924 had het AKVS meer leden dan de Socialistische Jonge Wacht (SJW) in Vlaanderen (4934) en dan de Katholieke Arbeidersjeugd Katholieke Arbeidersjeugd
De Katholieke Arbeidersjeugd (KAJ) was een jongerenvereniging van de christelijke arbeidersbeweging en tegelijk een gespecialiseerde Katholieke Actiebeweging, opgericht in 1924 door de pr... Lees meer
(KAJ) (2700). Wel was de SJW veel sterker in (het meer geïndustrialiseerde) Oost-Vlaanderen en zijn plaatselijke afdelingen waren er groter van omvang. De Vlaamse Kajotters stonden in 1923-1924 nog maar aan het begin van hun werking: in 1933 telden ze al 20.000 leden. De Vlaamse scholierenbonden van het officieel onderwijs telden op hun hoogtepunt (in 1929) maar een tiende van het aantal AKVS-leden (500) en bonden (25) dan 5 jaar eerder het AKVS. Zelfs als men er rekening mee houdt dat – over heel België genomen – het aantal leerlingen in het katholiek middelbaar onderwijs rond 1930 het viervoudige was van dat in het openbaar onderwijs, was de relatieve impact van het AKVS veel sterker dan die van het Algemeen Vlaamsch Studentenverbond Algemeen Vlaamsch Studentenverbond
Het Algemeen Vlaamsch Studentenverbond (AVS) (1928-1934) was een overkoepelende organisatie van Vlaamsgezinde scholierenverenigingen in de diverse voortgezette opleidingen van het rijkson... Lees meer
.

Radicalisering en revolte (1923-1925)

Terwijl tot circa 1923 de beweging grotendeels in een brede bedding stroomde die gevoed werd door diverse ideologische bronnen, koos een nieuwe generatie studentenleiders die pas na de oorlog in Leuven was aangekomen (onder leiding van Berten Catry Catry, Berten
Berten (Albert) Catry (1896-1941) was een Vlaams-nationalistische studentenleider tijdens het interbellum en fungeerde als beheerder van De Vlaamsche Vlagge (1875-1933) en van Jong Diets... Lees meer
, Tony Herbert Herbert, Tony
Tony Herbert (1902-1959) was een aanvankelijk radicaal Vlaams-nationalistische en vanaf medio jaren 1930 Belgischgezinde ingenieur en textielindustrieel met autoritaire opvattingen. Hij ... Lees meer
, Frans Uytterhoeven, Jozef Sels Sels, Jozef
Jozef Sels (1900-1974) was een dokter in Lier. Hij engageerde zich in de katholieke Vlaamse studentenbeweging en de Vlaams-nationalistische plaatselijke politiek, en werd ondervoorzitter ... Lees meer
, Mathieu Croonenberghs Croonenberghs, Mathieu
Advocaat Mathieu Croonenberghs (1904-1976) was tijdens het interbellum een van de pioniers van het Vlaams-nationalisme in Limburg. Hij kwam tijdens de Tweede Wereldoorlog terecht in de co... Lees meer
en Antoon Ampe Ampe, Antoon
Antoon Ampe (1901-1975) was AKVS-voorzitter in 1924-1925 toen het AKVS formeel koos voor het Vlaams-nationalisme. Hij verliet Leuven voor Gent tijdens het conflict met de Leuvense rector ... Lees meer
) voor een nieuwe oriëntering. Zij had alle vertrouwen verloren in de realisatie van het minimumprogramma en de parlementaire strijd zoals Frans van Cauwelaert die voerde en koos voor een anti-Belgisch, katholiek Vlaams-nationalisme, dat losstond van concrete partijpolitiek, puur principieel zou zijn en zich zou afkeren van alle compromissen.

In 1922-1923 bracht Herbert namens de leiding van het AKVS verschillende gouwrapporten samen over de toestand van het nationalisme in de bonden. Ze leerden dat er in Oost- en West-Vlaanderen geen onoverkomelijke problemen zouden ontstaan indien het AKVS openlijk zou kiezen voor het Vlaams-nationalisme, al zou in Oost-Vlaanderen wel verzet komen van de seminaristen. In Brabant en Antwerpen zou dan een scheuring dreigen omdat wellicht een minderheid van de bonden niet zou meemarcheren op die weg. Limburg zou zich als geheel afscheuren van Leuven en opnieuw – zoals vroeger – onder leiding komen van een seminaristenbestuur dat de beweging zou leiden vanuit Luik, zij het dat een enkele bond er wel bij het AKVS zou aangesloten blijven. Kiezen voor het Vlaams-nationalisme zou dus een groot risico inhouden voor de eenheid van de beweging.

Toch zette het hoofdbestuur op de landdag in Gent in de zomer 1923 resoluut de anti-Belgische katholiek-Vlaams-nationalistische koers door, en propageerde die ook vanaf 1923-1924 systematisch in het tijdschrift De Blauwvoet. Een plechtige beginselverklaring bleef evenwel voorlopig nog uit, omdat Antwerpen en Limburg die in december 1923 nog inopportuun vonden, maar intussen verspreidde de Oost-Vlaamse gouwvoorzitter Herbert in zijn bonden al een leidraad voor de studie van het katholiek Vlaams-nationalisme, uitgaande van het gouwstandpunt dat ‘het welzijn van Vlaanderen het hoogste belang uitmaakte na zijn godsdienstig-zedelijk herworden’, en werkte de West-Vlaamse gouwvoorzitter Ampe in dezelfde richting, al kwam in deze gouw de anti-Belgische stuwing niet enkel van het bestuur, maar ook van seminaristen die er studievergaderingen belegden over dat thema.

Deze radicale koers wekte ook weerstand, vooral vanuit Antwerpen, Brabant en Limburg. Er ontstond ongenoegen over de steeds verdergaande onafhankelijke opstelling van ouderen en kerkelijk gezag, en over de uitgesproken Vlaams-nationalistische oriëntering gekoppeld aan het praktische politieke optreden inzake de boycot van Gent. Maar het hoofdbestuur ging niet in op de protesten van de bonden en verzweeg ze bovendien systematisch in De Blauwvoet. De oppositie verhief wel uitdrukkelijk haar stem in de Antwerpse gouwraad, en op de Antwerpse gouwdag in Westerlo met Pasen 1924. Daar kwam in de discussie het probleem van het gezag van de bisschop als nieuw element naar voren want de seminaristen van het aartsbisdom hadden van Désiré Mercier verbod gekregen de gouwdagen bij te wonen. De conclusie was in Westerlo dezelfde als op de Brabantse gouwdag in Aarschot: dat het nationalisme wel mocht worden bestudeerd in de bonden, maar dat de beweging als geheel een stellingname moest vermijden.

In het derde trimester van 1923-1924 groepeerden enkele oppositieleden zich in Leuven in een ‘geheim’ ‘Kringeske’ (met Louis Kiebooms Kiebooms, Louis
Louis Kiebooms (1903-1992) was een journalist en politicus. Hij was hoofdredacteur van de Gazet van Antwerpen, kamerlid voor de Christelijke Volkspartij en burgemeester van Wilrijk. Hij w... Lees meer
, Rik Hellemans, Pieter Génard Génard, Pieter
Pieter Génard (1830-1899) was stadsbibliothecaris en stadsarchivaris van Antwerpen. Zijn Vlaamsgezindheid reflecteerde zich in zijn keuze om zijn gedichten, toneelstukken, artikels en bro... Lees meer
, Karel Pillaert en Albert Lacquet). Maar dat bleef niet lang geheim en al snel werden de leden ervan door de leidende nationalistische strekking bestempeld als agenten van Van Cauwelaert. Ook Limburgse seminaristen protesteerden tegen de eenzijdigheid van De Blauwvoet, waarop ze zich niet meer wilden abonneren, en ze spraken af met de Leuvense opposanten om protesten te orkestreren vanuit de bonden. Maar de oppositie slaagde er niet in het bestuur een andere koers te doen kiezen.

De nationalistische strekking werd kort daarna bij de Vlaamse studenten te Leuven zo dominant dat ook de leden van het Kringeske het gevoel kregen er niets tegen te kunnen beginnen. Dat kwam doordat in mei 1924 een conflict uitbrak tussen de Vlaamse studenten in Leuven en rector Paulin Ladeuze Ladeuze, Paulin
Paulin Ladeuze (1887-1940) was een priester, hoogleraar en tussen 1909 en 1940 rector van de Leuvense universiteit. Onder externe druk richtte hij tussen 1911 en 1935 naast Franstalige oo... Lees meer
. Na het Groot-Nederlands Studentencongres Groot-Nederlandse Studentencongressen
De Groot-Nederlandse Studentencongressen waren bijeenkomsten van Vlaamse en Nederlandse studenten, gericht op het versterken van de onderlinge banden - vanuit de overtuiging dat Vlamingen... Lees meer
en een grootse hulde aan de gevangen activist August Borms Borms, August
August Borms (1878-1946) speelde een prominente rol in de activistische collaboratie tijdens de Eerste Wereldoorlog en groeide nadien uit tot hét symbool van de amnestiebeweging, die een ... Lees meer
in Leuven was daar op 3 mei de Vlaamse student Berten Vallaeys Vallaeys, Berten
Berten Vallaeys (1898-1975) groeide in de jaren 1920 uit tot een martelaar van de Vlaamsgezinde studentenbeweging, toen hij tijdens een handgemeen tussen Vlaamse en Waalse studenten werd ... Lees meer
door een Waals student neergeschoten. Verbodsmaatregelen van rector Ladeuze werden aangevoeld als gericht tegen de Vlaamse studenten en het conflict escaleerde, met gevechten 'tegen de Walen' en wegzendingen van de Vlaamse studentenleiders Paul-Felix Beeckman Beeckman, Paul-Felix
Paul-Felix Beeckman (1900-1978) was als student actief in het Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond en het KVHV. Later engageerde hij zich binnen het VNV. Na de Tweede Wereldoorlog... Lees meer
en Gerard Romsée Romsée, Gerard
Lees meer
. Zoals andere weggestuurden werden ze als ‘martelaars’ beschouwd en kregen de eretitel ‘geslacht van het offer’. In mei verbood de Brugse bisschop Gustave Waffelaert scholieren deel te nemen aan amnestie-manifestaties voor activisten, in de zomervakantie riep bisschop Martinus-Hubertus Rutten de Limburgse parochiepriesters op tot waakzaamheid tegen het Vlaams-nationalisme. Maar de Leuvense studentenrevolte had vele Vlaamse studenten definitief voor een radicale Vlaamsgezinde opstelling doen kiezen, ook inzake AKVS-beleid. Daardoor stond de AKVS-landdag in Lier in september 1924 geheel in het teken van het katholieke Vlaams-nationalisme, dat als een principiële stellingname werd voorgesteld en niet als een politiek programma.

Het ingrijpen van de kerkelijke overheid (1925-1927)

Het schooljaar 1924-1925 bracht een keerpunt in de geschiedenis van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging, omdat de ontknoping van de Leuvense revolte uitgroeide tot een direct conflict met de bisschoppen. In februari 1925 besloten de Leuvense actievoerders via de verspreiding van 2000 affiches in alle Vlaamse kerken op te roepen tot de boycot van de jaarlijks kerkomhaling ten voordele van de Katholieke Universiteit, zolang die instelling ‘een oorlogsmachine zou blijven tegen Vlaanderen’. Die stap deed de bisschoppen direct ingrijpen. In een herderlijke brief die in de kerken werd voorgelezen veroordeelden ze ‘de opstandige studenten’ en gaven in een open brief rector Paulin Ladeuze de opdracht streng op te treden tegen de oproerkraaiers.

Inzake het AKVS was het Martinus-Hubertus Rutten – de meest Vlaamsgezinde van de bisschoppen, die ook het meest de traditie van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging waardeerde – die het eerst en het scherpst reageerde. In april 1925 gaf hij de Limburgse seminaristen de opdracht de leiding te nemen van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging, die volgens hem ‘noodzakelijk bleef’, en de gouw los te scheuren van het Leuvense AKVS-bestuur. In de zomer van 1925 verbood Désiré Mercier zowel de scholieren als seminaristen uit Antwerpen en Brabant de Brugse landdag bij te wonen, en de Gentse bisschop Emile Seghers verbood zijn seminaristen nog erelid te zijn van het AKVS. Maar dat belette het AKVS-hoofdbestuur niet in augustus 1925, op de landdag in Brugge die tegelijk ook de viering was van 50 jaar De Vlaamsche Vlagge, plechtig het katholieke Vlaams-nationalisme als grondprincipe van de AKVS-werking te proclameren.

Op hun jaarlijkse conferentie in augustus 1925 bespraken de bisschoppen de onrustwekkende opgang van het Vlaams-nationalisme. Ze hoorden een alarmerend rapport van rector Ladeuze over de aantrekkingskracht ervan op de Leuvense studenten. En ze waren des temeer bezorgd gezien het politieke klimaat van dat ogenblik. De socialisten hadden net een grote verkiezingsoverwinning behaald en in juni 1925 met een deel van de katholieken de rooms-rode coalitieregering- Prosper Poullet Poullet, Prosper
Hoewel hij afkomstig was uit een Franstalig aristocratisch milieu, realiseerde de katholieke burggraaf Prosper Poullet (1886-1937) mee de eentaligheid van Vlaanderen en leidde hij de eers... Lees meer
- Emile Vandervelde Vandervelde, Emile
Emile Vandervelde (1866-1936) was een socialistische partijleider en politicus die een vooraanstaande rol speelde in de Vlaamse vraagstukken van zijn tijd. Lees meer
gevormd. Er bestond vrees voor het uiteenvallen van de katholieke partij Katholieke partij
De katholieke partij, later CVP (vanaf 1945) en CD&amp;V (vanaf 2001) speelde een cruciale rol in de geschiedenis van de Vlaamse beweging. De partij had een belangrijk aandeel in onder m... Lees meer
en voor het voordeel dat de socialisten konden halen uit een verzwakking van die partij ten gevolge van een verdere opgang van het Vlaams-nationalisme. Hoewel enkele bisschoppen nog steeds – zoals in 1920 – voorstander bleven van de traditionele Vlaamse beweging – anders dan Mercier die ook daartegen gekant was – zorgde de afkeer van het Vlaams-nationalisme ervoor dat de bisschoppen op één lijn kwamen.

In september 1925 kon de Brugse bisschop Gustave Waffelaert er zijn collega's toe bewegen in een gemeenschappelijk herderlijk schrijven het Vlaams-nationalisme te veroordelen. Het bracht immers, zo vonden de bisschoppen, verdeeldheid bij de katholieken, het ondermijnde de Belgische eenheid en het leidde onvermijdelijk tot een geest van opstandigheid tegen het gezag. In het bisdom Brugge werd de brief anders dan elders waar hij enkel voor de clerus bedoeld was, gepresenteerd als een richtlijn voor alle gelovigen, ook voor de studerende jeugd, en werden alle uitingen van Vlaams-nationalisme op straf van doodzonde verboden, ook het lezen van Vlaams-nationalistische bladen.

De Blauwvoet en De Vlaamsche Vlagge leken bedreigd. In de aanvankelijke paniek besloot De Vlaamsche Vlagge-redactie de titel te veranderen in Het Pennoen Het Pennoen (1925-1926)
Het Pennoen was een ‘oefenblad’ voor katholieke Vlaamsgezinde scholieren in West-Vlaanderen, waarvan in het schooljaar 1925-1926 3 nummers verschenen die werden beschouwd als de 51ste jaa... Lees meer
(1925-1926) om zo het verbod te omzeilen. In de volgende maanden groeide echter bij velen, ook priesters, verzet tegen de veroordeling, en zochten overal katholieke Vlaams-nationalisten naar argumenten om aan te tonen dat de bisschoppen hun boekje te buiten waren gegaan. Die argumenten verschenen ook in AKVS-bladen en de veroordeling verloor na korte tijd haar uitwerking. In zekere zin had ze zelfs een averechts effect want in de jaren 1925-1928 nam de medewerking van scholieren uit de West-Vlaamse colleges aan het veroordeelde blad De Vlaamsche Vlagge snel toe en bereikte een nooit gekende hoogte.

Toen bisschop Waffelaert in zijn vastenbrief van februari 1927 nogmaals het Vlaams-nationalisme veroordeelde was het effect opnieuw klein. Het zelfvertrouwen van het AKVS bleef in West-Vlaanderen zo groot dat het kort daarna openlijk alle superviserende bevoegdheid opeiste over alle studentenwerking in de provincie, ook de puur godsdienstige. Dat bracht Waffelaert ertoe in de zomer van 1927 geen doctrinaire veroordeling meer uit te vaardigen maar eenvoudig disciplinair op te treden. Hij verbood de scholieren vergaderingen bij te wonen die geleid werden door universiteitstudenten. Die maatregel had meer effect, want op veel plaatsen werden in plaatselijke bonden, op bevel van proosten of parochiegeestelijkheid de studenten buitengezet uit de bondsvergaderingen.

In die periode kwamen er in de andere bisdommen van het Vlaamse land nieuwe bisschoppen aan het roer: in 1926 Ernest-Joseph van Roey Van Roey, Ernest-Joseph
Ernest-Joseph van Roey (1926-1961) was Kardinaal-Aartsbisschop van Mechelen. Hij aanvaardde geleidelijk de onvermijdelijkheid van een eentalig Vlaanderen en bestreed het Vlaams-nationalis... Lees meer
in het aartsbisdom, in 1927 Honoré Coppieters Coppieters, Honoré
Honoré Coppieters (1874-1947) was vanaf 1927 bisschop van Gent. Hij verzette zich tegen het activisme en 'buitensporigheden van het Vlaams-nationalisme', maar steunde de Vlaamse taaleisen... Lees meer
in Gent en Louis-Joseph Kerkhofs Kerkhofs, Louis-Joseph
Louis-Joseph Kerkhofs (1878-1962) was bisschop van Luik van 1927 tot 1961. Hij stond welwillend tegenover de Vlaamse Beweging, maar verzette zich tegen het Vlaams-nationalistisme. Hij ste... Lees meer
in Luik. Coppieters nam onmiddellijk een duidelijk standpunt in. Zoals vroeger Rutten in Limburg stond ook hij als Vlaamsgezind bekend, zij het niet Vlaams-nationalistisch, en hij kwam al in de zomer van 1927 na een onderhoud met een AKVS-afvaardiging tot het besluit dat de AKVS-landdag in Sint-Niklaas ‘in dienst zou staan van het nationalisme, meer nog van het separatisme’. Voor hem was het AKVS te ver gegaan. Toen een jaar later de inrichting van de Katholieke Actie (KA) voor studerenden aan de orde kwam concludeerde hij onmiddellijk dat er in zijn Vlaams bisdom geen scheiding mocht bestaan tussen katholieke en Vlaamse actie. De nieuw op te richten KA-vereniging voor collegeleerlingen zou de vorm moeten aannemen van een bisschoppelijke katholieke studentenbeweging, die de oude plaatselijke bonden zou loshaken van het AKVS en overnemen. Coppieters volgde hiermee het Limburgse model. Daar bleef Ruttens opvolger Kerkhofs de koers van zijn voorganger volgen, zodat tussen 1927 en 1932 haast alle nog afzijdige bonden er bij de bisschoppelijke Limburgse studentenbeweging aansloten. Toen het AKVS na jaren in april 1931 nog eens een gouwdag hield in Limburg, verbood Kerkhofs – met succes – scholieren, seminaristen en studenten eraan deel te nemen.

In het aartsbisdom – dat toen de provincies Antwerpen en Brabant omvatte – bewandelde Van Roey meer de wegen van geleidelijkheid. Hij steunde de groeiende interne oppositie tegen het AKVS-beleid, onder meer door seminarieprofessor Karel Cruysberghs Cruysberghs, Karel
De Antwerpse priester Karel Cruysberghs (1891-1976) speelde als algemeen proost van het Jeugdverbond voor Katholieke Actie een rol als bemiddelaar in het conflict met het AKVS eind jaren ... Lees meer
en zijn seminaristen carte blanche te geven om samen te werken met het Kringeske aan de redactie van het tijdschrift De Student, dat de niet-nationalistische stroming in de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging propageerde. In 1927 voelde het Kringeske zich eindelijk sterk genoeg om in een perspolemiek in De Standaard de evolutie van het AKVS sinds het begin van de jaren 1920 aan te klagen. Deze aanpak was erop gericht stilaan meer en meer plaatselijke bonden uit eigen beweging te doen afhaken van de Leuvense AKVS-leiding. De seminaristen hadden vooral invloed in Brabant, wat tot uiting kwam in januari 1928 toen het Brabantse AKVS-gouwbestuur het principe verkondigde van goede samenwerking tussen seminaristen en studenten.

De schaduw van de katholieke actie (1928-1932)

Toen in 1928 officieel het Jeugdverbond voor Katholieke Actie Jeugdverbond voor Katholieke Actie
Lees meer
(JVKA) werd opgericht, en de studerende jeugd werd opgeroepen eraan mee te werken, ontstond er een nieuwe situatie. Het bestuur van het AKVS wilde als organisatie enkel aansluiten mits het zijn nationalistisch standpunt kon behouden, maar dat wilde Van Roey niet accepteren. In november 1928 vroeg hij dat de plaatselijke bonden een proost zouden aanstellen en als bond zouden aansluiten bij het JVKA. In de praktijk leidde dat ertoe dat de meeste bonden gewoon konden doorwerken, terwijl een aantal ervan zowel bij het JVKA als bij het AKVS aangesloten was. Zo bleef precies in Antwerpen en Brabant de traditionele Katholieke Vlaamse Studentenbeweging, zonder bisschoppelijk te worden, het langst bestaan, en duurde het ook nog jaren voor een uitgebouwde Katholieke Actie (KA)-structuur voor studerenden tot stand zou komen.

Ook in het bisdom Brugge was de KA intussen gestart, maar in tegenstelling tot de andere bisdommen volledig los van het AKVS. Op die manier hoopte Karel Dubois, die als proost belast werd met de opbouw van een Katholieke StudentenActie Katholieke StudentenActie
De Katholieke Studentenactie (KSA) was een (jeugd)beweging rond Katholieke Actie. Ze was gericht op scholieren en beschouwde zichzelf als een erfgenaam van de Katholieke Vlaamse Studenten... Lees meer
(KSA), een openlijk conflict met die beweging te vermijden. Al bleven de disciplinaire bisschoppelijke maatregelen tegen Vlaams-nationalistische priesters, seminaristen, studenten en scholieren onverminderd van kracht toch oefende in de West-Vlaamse colleges het anti-Belgische Vlaams-nationalisme grote aantrekkingskracht uit. In de zomer van 1928 had De Vlaamsche Vlagge meer abonnees en meer ingezonden stukjes dan ooit tevoren sinds de oorlog, en overmoediger dan voorheen werd de haat tegen België aangewakkerd ter gelegenheid van de Bormsverkiezing Bormsverkiezing
De Bormsverkiezing – de verkiezing van de onverkiesbare, in de gevangenis verblijvende ex-activist August Borms tot Kamerlid bij tussentijdse verkiezingen in 1929 – was een politiek feit ... Lees meer
in december 1928, van de Gezelle Gezelle, Guido
Guido Gezelle (1830-1899) was een Vlaamse priester die de Vlaamse volkstaal verdedigde binnen het algemeen Nederlands. Hij verwierf grote bekendheid als lyrisch dichter van religieuze nat... Lees meer
feesten in 1930 en de viering van het Belgisch eeuwfeest in datzelfde jaar.

Het was pas met het aantreden in december 1929 van de hulpbisschop-coadjutor (met recht van opvolging) Henri Lamiroy, dat het corrigeren van politieke opvattingen bij de diocesane clerus en het zuiveren van de bisschoppelijke colleges van alle Vlaams-nationalistische agitatie krachtdadig werd aangepakt. Met succes. In een sfeer van repressie, conspiratie en verklikking werden de nationalistische priesters als zodanig ontmaskerd en gesanctioneerd, en de ene na de andere nationalistische verzetshaard in de colleges opgerold.

In het begin van de jaren 1930 legde Lamiroy, die in 1931 Gustave Waffelaert na diens overlijden volwaardig als bisschop was opgevolgd, aan Dubois een verruiming op van diens aanvankelijk ‘zuiver kerkelijk strijdende’ KSA. Die moest nu alle maatschappelijke problemen kunnen behandelen vanuit kerkelijk standpunt. In 1932 maakte Dubois de nieuwe koers bekend en veroordeelde tegelijk – in naam van de bisschop – openlijk het AKVS. De reden daarvoor was enerzijds dat het een doel nastreefde dat voor katholieken onaanvaardbaar was want in strijd met de vaderlandsliefde, namelijk de vernietiging van België. Anderzijds volgde het verbond een verkeerde methode, namelijk zich verzetten tegen het gezag, wantrouwen zaaien tegen de kerkelijke overheid, ervoor pleiten te gaan studeren aan de Rijksuniversiteit Gent terwijl katholieken in Leuven thuishoorden. En wat vooral als problematisch werd ervaren, was dat het zich het recht toe-eigende zelf de grenzen te bepalen van het kerkelijk leergezag, wat uitsluitend de bisschop toekwam. Naast de KSA – die weliswaar ‘zuiver kerkelijk strijdend’ bleef, maar dan zeer breed geïnterpreteerd – was er nu geen plaats meer voor het AKVS.

Maar die KSA bestond uit nieuw opgerichte bonden. De oude studentenbonden waren in West-Vlaanderen gewoon aan hun plaatselijk lot overgelaten en hadden na hun afscheuren van de Leuvense AKVS-leiding geen koepelorganisatie meer. Om dat op te vangen zouden ze vanaf 1933 worden gebundeld in een nieuwe kerkelijk goedgekeurde ‘Vlaams strijdende’ koepel, het Jong Volksche Front Jong Volksche Front
Het Jong Volksche Front was een West-Vlaamse Vlaamse studentenbeweging, die met bisschoppelijke goedkeuring de vroegere plaatselijke bonden van het Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenve... Lees meer
(JVF) van Albert de Clerck De Clerck, Albert
Albert de Clerck (1914-1974) behoorde tot de eerste lichting CVP-parlementairen. Als bevoegde minister zette hij zich in het bijzonder in voor de middenstand. Verder was De Clerck een van... Lees meer
. Het JVF wilde een nieuwe synthese ontwikkelen van kerkelijke trouw, Vlaamsgezindheid en nieuwe orde, slaagde erin een zeker elan te geven aan de bonden, maar werd in zijn ontplooiing geremd door zijn ondergeschiktheid aan de KSA, die het onder meer niet toeliet zelf een uniform te hebben uit vrees dat dit het JVF te veel aantrekkingskracht en uitstraling zou geven.

Het idee van een ‘zuiver kerkelijk strijdende’ KA-organisatie voor de studerende jeugd, dat Dubois al sinds 1928 voorstond, werd pas in 1932 in het aartsbisdom bijgetreden en uitgewerkt door de met dat doel benoemde KA-proost Joz. Cleymans. Pas vanaf toen werd er begonnen met het stichten van nieuwe KA-bonden, zonder dat de oude Vlaamse studentenbonden toelating kregen hetzij er zich bij aan te sluiten, hetzij zich in een nieuwe organisatie te bundelen. Ze moesten ofwel lid blijven van het AKVS, ofwel zich beperken tot een werking in de schaduw van de eigen klokkentoren.

Tegenover de toenemende druk van kerkelijke zijde kon het AKVS-bestuur twee wegen volgen: die van het compromis en de verzoening of die van de principiële lijn en de harde confrontatie. Van 1928 tot 1931 maakte het hoofdbestuur geen duidelijke keuze tussen beide, door enerzijds pragmatisch te werk te gaan voor de organisatie van gouwdagen en gewone werking, en anderzijds in De Blauwvoet op te roepen tot onverbiddelijk verzet en geheime werking.

Het nieuwe AKVS-bestuur dat aantrad in 1930-1931 onder leiding van Albert de Bie koos voor verzoening met de kerkelijke autoriteiten en een terugkeer naar een brede vormingsbeweging zonder voor een van de richtingen te kiezen van het zich intussen versplinterende Vlaams-nationalisme. Die zwenking kwam te laat. Ze ging wel gepaard met een opleving in het aartsbisdom, maar de intussen al volledig uitgebouwde bisschoppelijke studentenbeweging in Limburg en Oost-Vlaanderen liet geen echte verzoening of terugkeer naar een vroegere toestand meer toe, terwijl in West-Vlaanderen Lamiroy juist in 1930-1931 korte metten wilde maken met het AKVS. De gecorrigeerde koers werd ook niet doorgezet het jaar nadien.

Het einde van de traditie (1932-1935)

Vanaf 1931-1932 was er in het rest-AKVS een dubbele vernieuwing zichtbaar. Enerzijds was er een steeds sterker wordende ideologisering die leidde tot interne verdeeldheid en de facto een einde maakte aan de traditionele karakteristieken van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging in het AKVS. Anderzijds was er de herontdekking van een neoromantisch jeugdbewegingsleven met trektochten, kamperen en gitaren aan het kampvuur, zoals dat op datzelfde moment in andere jeugdbewegingen in Vlaanderen ook doorbrak. De twee ontwikkelingen stonden deels haaks op elkaar. De ideologisering leidde tot scheuring en ondergang, de jeugdbewegingsinitiatieven konden dat niet verhinderen, en in de mate dat de jeugdbeweging in financiële problemen raakte, versnelde dit zelfs het uiteenvallen van de beweging.

De ideologisering voltrok zich langs drie lijnen. Ten eerste werd definitief gekozen voor confrontatie met de KA. Er werd gesteld dat de Kerk Kerk
De verhouding tussen Kerk en Vlaamse beweging vertoont historisch een tweevoudig beeld. Enerzijds waren de godsdienstige en de Vlaamsgezinde overtuiging innig verstrengeld en vormde de cl... Lees meer
over de Vlaamse beweging slechts onrechtstreeks gezag kon uitoefenen, dat het AKVS ‘als jeugdorgaan der Vlaams-nationale beweging’ dus ook slechts onrechtstreeks aan het kerkelijk gezag onderworpen was en zich dus niet ‘uit gehoorzaamheid’ hoefde te plooien voor de bisschoppen. Ten tweede stonden de AKVS-leiders helemaal open voor de toen in de studentenwereld groeiende belangstelling voor het alternatief van een ‘rechtse revolutie’, die een einde moest maken aan de heersende Europese cultuurcrisis, en de samenleving zou bevrijden van het materialistische liberalisme en de ideeën van de Franse Revolutie. Ze zagen daar een taak liggen voor jonge intellectuelen en studenten die via werkgemeenschappen en volkshogescholen in contact moesten treden met de gewone man. Zo zouden zij het proletariaat kunnen omvormen tot ‘volk’. Ten derde werd het anti-belgicisme van het Vlaams-nationalisme steeds meer gecombineerd met een keuze voor Groot-Nederland Groot-Nederland
Groot-Nederland is een politiek en cultureel begrip dat respectievelijk staat voor een staatkundige vereniging van België of Vlaanderen met Nederland en de culturele en taalkundige samen... Lees meer
, of Dietsland. Het in 1931 door Joris van Severen Van Severen, Joris
Joris van Severen (1894-1940) is vooral bekend als de oprichter en leider van het fascistisch geïnspireerde Verdinaso (Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen). Medio jaren 1930 verru... Lees meer
opgerichte Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen
Het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen (Verdinaso) (1931-1941) was een fascistisch geïnspireerde beweging onder leiding van Joris van Severen, die een staats- en maatschappijherv... Lees meer
(Verdinaso) combineerde die inspiratiebron met de vorige, en wilde een rechts-radicale Dietse volksstaat tot stand brengen. Dat sprak de meest idealistische of radicale studenten, die vaak ook in plaatselijke bonden het been stijf hielden tegen kerkelijke druk, bijzonder aan.

Terwijl die ideologisering zich vooral in 'Leuven' afspeelde, was er aan de basis in de lokale bonden een grote behoefte aan een neoromantische beleving van het jong-zijn. Die kon trouwens gemakkelijk met de droom van een rechtse Nieuwe Orde worden verzoend. omdat ook in de mythe van het jong-zijn ‘de gemeenschap’ centraal stond, en het individualisme er evenmin een plaats in had. De juiste woorden en beelden die de cultus van ‘de nieuwe jeugd’ kracht bijzetten, kwamen van de dertiger Ernest van der Hallen Van der Hallen, Ernest
Ernest van der Hallen (1898-1948) was een romantische katholiek-Vlaamse auteur, redacteur van Boekengids en Lectuurrepertorium, later bibliotheekinspecteur. Hij was een mentor van de jeug... Lees meer
, die onder meer in Brieven aan een jonge vriend (1932), zijn heimwee naar een nieuwe gemeenschap trefzeker wist te doen aansluiten bij het gevoel van de toen aantredende jonge generatie. In de praktijk resulteerde het nieuwe jeugdgevoel in meer kampen, trektochten en activiteiten in de ‘gezonde Kempense buitenlucht’, in de uitbouw van een jeugdherbergnetwerk, het invoeren van de groene ‘wandelkiel’ als AKVS-uniform, en vooral in het bouwen – op een bouwkamp door studenten zelf – van een eigen AKVS-huis de ‘Burcht Wijngaardberg’ in Nijlen. Dat die droom geen werkelijkheid werd, was vooral het gevolg van de groeiende tegenstellingen in de Vlaams-nationalistische studentenkringen.

Het Leuvense Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond
Lees meer
(KVHV) probeerde vanaf 1933 onder Piet Meuwissen Meuwissen, Piet
Piet Meuwissen (1909-1968) hervormde in 1932-34 als preses het Leuvense KVHV, steunde het AKVS bij de bouw van het Studentenhuis in Nijlen en streefde naar een verzoening tussen de Vlaams... Lees meer
het op een akkoordje te gooien met de KA-proosten om de toelating te krijgen vanuit Leuven een nieuwe Katholieke Vlaamse Studentenbeweging te starten die de plaatselijke bonden van vooral collegeleerlingen zou overkoepelen, de taak van AKVS zou overnemen en voor de Kerk acceptabel zou zijn. Er werden daartoe met de AKVS-gouwvoorzitters van West-Vlaanderen en Limburg onderhandelingen gevoerd. Radicale AKVS-leiders wilden dat natuurlijk tegengaan en ontsloegen daarom in de loop van 1932-1933 zowel de algemene AKVS-voorzitter als de gouwvoorzitter van West-Vlaanderen.

Maar de radicale AKVS'ers waren zelf verdeeld in aanhangers van de Jong Nederlandsche Gemeenschap Jong Nederlandsche Gemeenschap
De Groot-Nederlandse en rechts-radicale Jong Nederlandsche Gemeenschap bestond van 1931 tot 1935 en was de laatste poging van priester Robrecht de Smet om impact te hebben in de Vlaamse e... Lees meer
en van het Verdinaso Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen
Het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen (Verdinaso) (1931-1941) was een fascistisch geïnspireerde beweging onder leiding van Joris van Severen, die een staats- en maatschappijherv... Lees meer
. De eersten verdachten de laatsten er – terecht – van dat ze het AKVS wilden inschakelen in het Verdinaso. Door dit wantrouwen kon in de zomer van 1933 geen algemeen aanvaardbare kandidaat-voorzitter gevonden worden. Een harde kern vertrouwde kortstondig de leiding toe aan een driemanschap, maar riep al een maand later de Antwerpse rechtenstudent Edgar Boonen Boonen, Edgar
Edgar Boonen (1912-1993) speelde vooral een rol in de Vlaamse beweging van 1933 tot 1940 als ‘leider‘ van het AKVS, waarvan hij de autonomie wist te bewaren, om een Volksdietse koers te v... Lees meer
uit als 'leider' van het AKVS. Dat gebeurde met steun van de Dinaso's die hoopten dat Boonen, die zelf Dinaso-sympathieën had, ertoe zou bijdragen het AKVS snel te laten opslorpen door de Dinaso-jeugd. Toen eind augustus 1933 leider Boonen zich daar echter tegen verzette omdat hij wilde vasthouden aan de 'autonomie' van de studentenbeweging, kwam het tot een conflict met de radicale en best georganiseerde vleugel van het Vlaams-nationalisme.

Begin september gaf de Verdinaso-leiding haar leden bevel zich terug te trekken uit het AKVS. Plots bleek een zeer groot aantal studenten die tot dusver de werking hadden rechtgehouden in stilte Dinaso's te zijn geweest. De uittreders probeerden zoveel mogelijk leden mee te trekken naar de Dinasojeugd. Boonen, gesteund door de Antwerpse gouwvoorzitter Emiel Valkaert Valkaert, Emiel
Emiel Valkaert (1912-1979) speelde een belangrijke rol als organisatieleider van het AKVS dat in de jaren 1930 had af te rekenen met veroordeling door de bisschoppen en concurrentie van d... Lees meer
, raakte van zijn kant meer aangewezen op steun door de groep rond de Jong-Nederlandsche Gemeenschap. De vraag rees of het AKVS niet ontbonden moest worden.

In West-Vlaanderen slorpte het nieuwe Jong Volksche Front Jong Volksche Front
Het Jong Volksche Front was een West-Vlaamse Vlaamse studentenbeweging, die met bisschoppelijke goedkeuring de vroegere plaatselijke bonden van het Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenve... Lees meer
vanaf 1933 alle plaatselijke studentenbonden op, en telde het AKVS in 1934 nog maximum 120 sympathisanten. In Limburg, Brabant en Antwerpen waren er nog telkens 3 bonden aangesloten en in Oost-Vlaanderen nog één. De Blauwvoet had maar 300 abonnees meer. Tegen die achtergrond was het in december 1933 gelanceerde nieuwe AKVS-maandblad De Witte Kaproen Witte Kaproen
De Witte Kaproen was een flamingantisch strijdblad dat van 1910 tot 1921 in Gent werd uitgegeven door Alfons Sevens. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verscheen het niet. Van 1918 tot 1921 n... Lees meer
– oplage 1000 exemplaren – tot mislukking gedoemd. Het viel stil in december 1934. Toen legde ook Limburgse gouwvoorzitter Theo Luykx Luykx, Theo
Historicus Theo Luykx (1913-1977), in politiek-ideologisch opzicht een overtuigde Vlaams-nationalist, was als hoogleraar aan de Gentse universiteit een van de grondleggers van de eigenti... Lees meer
er het bijltje bij neer.

Maar ideologisch verscherpte de opstelling. Om de Dietse en volkse oriëntering sterker te profileren veranderde de vereniging in maart 1935 haar naam tot Algemeen Katholiek Dietsch Studentenverbond Algemeen Katholiek Diets Studentenverbond
Het Algemeen Katholiek Dietsch Studentenverbond (AKDS, 1935-1937) was de organisatorische voortzetting van het intussen sterk gereduceerde AKVS en een erfgenaam van de Katholieke Vlaamse ... Lees meer
(AKDS), en eind 1937 opnieuw tot Dietsch Jeugdverbond Dietsch Jeugdverbond
Het Dietsch Jeugdverbond (1937-1941) was de organisatorische voortzetting van het Algemeen Katholiek Dietsch Studentenverbond (AKDS). De beweging richtte zich niet meer enkel naar katholi... Lees meer
(DJV). Die profilering ging samen met de grotere invloed van de Jong-Nederlandse groep in de leiding en van een aantal oud-Verdinasoleden onder meer Wies Moens Moens, Wies
Lees meer
, die na de afkondiging van de Nieuwe Marsrichting die formatie verlaten hadden, en in het AKVS waren binnengehaald. Ze vormden de organisatie en haar tijdschrift om tot de verzamelplaats en uitdrukking van één bepaalde politieke stroming, de Volksdietse, ideologisch te situeren tussen het Verdinaso en het Vlaamsch Nationaal Verbond Vlaamsch Nationaal Verbond
Het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) (1933-1945) was een rechts-radicale Vlaams-nationalistische partij die tijdens de Tweede Wereldoorlog collaboreerde met de Duitse nationaalsocialistis... Lees meer
(VNV).

Een laatste poging in de zomer van 1935 van Van der Hallen om een algemene Vlaams-nationalistische en volkse jeugdbeweging op katholieke grondslag tot stand te brengen, mislukte toen bleek dat dit enkel zou kunnen onder de vleugels van het VNV. Leider Boonen wees dat af onder invloed van enerzijds de zuivere Volksdietsers, en van anderzijds de behoeders van een 'autonome' studentenbeweging. Zoals twee jaar eerder in het conflict met het Verdinaso, was het resultaat opnieuw dat een aantal kadermensen het al zo uitgedunde AKDS verliet, en anderen er door de leider wegens VNV-sympathieën werden uitgegooid. In een bittere brief aan Boonen betreurde Van der Hallen op 4 november 1935 diens beslissing en onderstreepte dat er door zijn houding ‘het weinig glorieuze eindpunt gezet werd achter de vijfenzestigjarige studentenbeweging, wellicht het mooiste wat Vlaanderen sedert een paar eeuwen heeft gekend’.

De erfgenamen

Vergeleken met de bloeitijd van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging in de jaren 1920, waarvan toen het AKVS de typische organisatorische uitdrukkingsvorm was, kan men vanaf halfweg de jaren 1930 enkel nog spreken van erfgenamen.

Het tijdschrift, de naam en het archief gingen met de laatste getrouwen naar het Algemeen Katholiek Dietsch Studentenverbond (AKDS)/Dietsch Jeugdverbond (DJV), dat echter, na het introduceren van het leidersbeginsel, het loslaten van de structurele band met de Leuvense studentenbeweging, het de jure laten vallen van de katholieke signatuur én van de gerichtheid op de studentenwereld met de naamsverandering in 1937, en het verlies van nagenoeg alle contact met de intussen autonoom voortbestaande katholieke Vlaamse studentenbonden, als een compleet nieuwe organisatie moet worden beschouwd, die andere karakteristieken had dan de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging. Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog bestond het DJV in Vlaanderen nog maar uit een tiental groepen naast één in Amsterdam, en telde het minder dan 200 leden. Al pretendeerden het DJV en de naoorlogse Vlaams-nationalistische jeugdbewegingen de ware hoeders te zijn van de erfenis van Albrecht Rodenbach, ze stonden structureel en ideologisch verder af van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging dan vele andere groepen.

Dat waren chronologisch op de eerste plaats de bisschoppelijke studentenbewegingen in Limburg en Oost-Vlaanderen, die van meet af aan de meerderheid van de plaatselijke bonden wisten aan te trekken, en een beleid voerden dat in grote mate de voortzetting was van de beweging uit de eerste jaren na de Eerste Wereldoorlog. Ze namen alle elementen van de oude Katholieke Vlaamse Studentenbeweging over, behalve de autonomie tegenover de Kerk. De verslagen van de plaatselijke werking in hun bladen, hadden net zo goed in De Blauwvoet kunnen staan. De Limburgse beweging telde in 1938 58 plaatselijke bonden en 2094 leden, de Oost-Vlaamse circa 2600 leden. Een nieuw aspect, de KA won daarin wel geleidelijk aan belang, en in de jaren 1930 ontdekten deze jeugdverenigingen – net zoals het AKVS in de laatste jaren – ook het jeugdbewegingsleven. Uit dit alles groeide tijdens en na de oorlog, onder de naam KSA-Jong-Vlaanderen Katholieke StudentenActie
De Katholieke Studentenactie (KSA) was een (jeugd)beweging rond Katholieke Actie. Ze was gericht op scholieren en beschouwde zichzelf als een erfgenaam van de Katholieke Vlaamse Studenten... Lees meer
, geleidelijk een nieuwe synthese: een scholierenbeweging met drie pijlers: de Vlaamse beweging, de KA, en de jeugdbeweging, én met het besef de onrechtstreekse voortzetting te zijn van de oude studentenbeweging.

Het West-Vlaamse Jong Volksche Front (JVF) uit de jaren 1930 was een echt tijdsverschijnsel, al groepeerde het in 1935-1936 wel 65 plaatselijke bonden. Structureel leek het bijna een kopie van de West-Vlaamse AKVS-gouwbond, behalve dat het uitdrukkelijk ondergeschikt was aan de KA-leiding, maar inhoudelijk startte het van meet af aan in een nieuwe sfeer met een nieuwe ideologische oriëntering, waarin katholicisme, Nieuwe Orde en Vlaamsgezindheid de basispijlers werden. Het JVF overleefde de oorlog niet, en nadien kwamen de nog steeds bestaande plaatselijke bonden in KSA-Jong Vlaanderen terecht.

De meest duidelijke erfgenamen waren echter de onafhankelijk gebleven plaatselijke bonden in de Antwerpse Kempen, die na hun afscheuring van het AKVS in de jaren 1930 zelfstandig bleven bestaan buiten alle KA om, zoals in het interbellum ook na de oorlog vooral met steun van seminaristen. Ze bleven lange tijd geïsoleerd werken zonder overkoepelende organisatie, in hoofdzaak terend op de traditie van de eigen bond. Pas in 1954 kwam er een bundeling onder de naam Kempische Rodenbachbonden Kempische Rodenbachbonden
De Kempische Rodenbachbonden was een organisatie die in 1954 werd gesticht ter overkoepeling van de nog bestaande of weer opgerichte scholieren- en studentenbonden in de Antwerpse Kempen... Lees meer
(KRB), een organisatie die tot 1970 bleef bestaan, maar de grote wendingen van eind de jaren 1960 niet heeft overleefd, al werd de traditie op plaatselijk vlak volgehouden zoals bleek in 1987 toen de Retiese bond Willen is Kunnen zijn 75-jarige bestaan vierde.

Al deze bonden en verenigingen beriepen er zich op de erfenis van Rodenbach te hebben overgenomen, aangepast en ingepast in nieuwe kaders en nieuwe ideologische contouren. Alle hadden ze behalve bekommernis om de vorming van de eigen leden ook grote aandacht voor inzet in de bredere maatschappij. Tot het einde van de jaren 1960 was die bekommernis hoofdzakelijk gericht op deelname aan de Vlaamse beweging. In de schokken die de Leuvense studentenrevoltes van 1966 en 1968 in het Vlaamse jeugdlandschap veroorzaakten, kreeg die bekommernis in KSA een andere dimensie, namelijk van werken aan een nieuwe open en meer democratische samenleving, waarin de continuïteitsgedachte met de oude studentenbeweging geleidelijk aan tussen de plooien verdween.

Literatuur

– M. Cordemans, Dr. August Laporta en De Student, 1959.
– L. en L. Vos-Gevers, Dat volk moet herleven. Het studententijdschrift De Vlaamsche Vlagge 1875-1933, 1976.
– L. en L. Vos-Gevers, De identiteit van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging, in: Huldeboek André Demedts, 1977, pp. 127-136.
– L. Vos, Bloei en ondergang van het A.K.V.S. Geschiedenis van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging 1914-1935, 1982, 2 dln.
– L. Gevers, Honderd jaar katholieke studerende jeugd 1884-1984. De geschiedenis van de Hasseltse Jonge Klauwaarts, 1986.
– L. Gevers, Bewogen Jeugd. Ontstaan en ontwikkeling van de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging (1830-1894), 1987.
– L. Gevers, “Eens zal de wereld zijn wat wij willen dat zij weze.” Albrecht Rodenbach en de Katholieke Vlaamse Studentenbeweging, in: B. Vermeulen (red.), Omtrent Albrecht Rodenbach. Historisch-literaire schetsen en essays, Roeselare, 2006, pp. 13-29.
– L. Vos, Idealisme en Engagement. De roeping van de katholieke studerende jeugd in Vlaanderen (1920-1990), 2011.
– L. Vos, Strijd om de studerende jeugd (1925-1935). Waarom het AKVS ten onder ging,  in: WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging, jg. 74, 2015, nr. 4, pp. 124-157.
– L. Vos. Jeugdbewegingen in België: historische krachtlijnen, in: D. Leyder, F. Simon en L. Vos (red.). Sporentocht. Het archief van de jeugdbewegingen in België. Archief en Bibliotheekwezen in België, 2016, LXXXVII, 1-4, pp. 25-56.

Suggestie doorgeven

1998: Louis Vos / Lieve Gevers

2023: Lieve Gevers / Louis Vos

Inhoudstafel