Katholieke partij

Begrip
Emmanuel Gerard (2023, herwerking), Emmanuel Gerard (1998)

De katholieke partij, later CVP (vanaf 1945) en CD&V (vanaf 2001) speelde een cruciale rol in de geschiedenis van de Vlaamse beweging. De partij had een belangrijk aandeel in onder meer de eerste taalwetten vóór 1914, de eentaligheid van Vlaanderen in het interbellum en de staatshervormingen vanaf 1970.

Alternatieve term
Katholiek
Christendemocratie (na 1945)
Christendemocraat
Leestijd: 57 minuten

De politieke partijen in het algemeen en de katholieke partij in het bijzonder hebben gedurende ruim 150 jaar grote veranderingen ondergaan. De ontwikkeling van het kiesstelsel en het regeringssysteem enerzijds en de evolutie van grote maatschappelijke spanningsvelden anderzijds verleenden de partijen geleidelijk aan het karakter van gestroomlijnde, nationaal gestructureerde en gedisciplineerde organisaties, die in de Belgische context een enorme impact verwierven in het dagelijkse beleid (particratie). De katholieke partij worstelde zeer lang met de problemen van tucht en organisatie. Er waren spanningen tussen kerkleiders en politici over de oriëntering van de partij, plaatselijke reflexen waren lange tijd veel sterker dan nationale, en de sociale heterogeniteit van de katholieke wereld zorgde met de voortschrijdende democratisering voor scherpe tegenstellingen. De katholieke partij bleef lang gekenmerkt door de losse samenhang van verschillende elementen: de parlementsleden, aangeduid als de rechterzijde, het verenigingsleven in al zijn vormen, en de pers, met de Kerk als achterliggende armatuur. De scheidslijn tussen de katholieke ‘partij’ en de (verzuilde) katholieke ‘wereld’ was niet altijd scherp te trekken. Een moderne partijorganisatie kwam er pas vanaf 1936 met het Blok der Katholieken van België en definitief in 1945 met de Christelijke Volkspartij (CVP). Deze kenmerken zijn belangrijk om te begrijpen hoe de Vlaamse kwestie in de partijen in het algemeen en in de katholieke partij in het bijzonder werd gesteld en opgelost: ze maakten verscheidenheid en tegenstrijdigheid in de standpunten mogelijk. De taalkwestie en de Vlaams-Waalse verhoudingen waren overigens niet alleen externe problemen die om een standpunt vroegen, maar evenzeer factoren die mee de vormgeving van de katholieke partij, later Christelijke Volkspartij hebben bepaald. In deze bijdrage staan die beide aspecten staan centraal met het accent op de bovenlokale politieke ontwikkelingen. Aan de Kerk Kerk
De verhouding tussen Kerk en Vlaamse beweging vertoont historisch een tweevoudig beeld. Enerzijds waren de godsdienstige en de Vlaamsgezinde overtuiging innig verstrengeld en vormde de cl... Lees meer
, de katholieke Vlaamse studentenbeweging Katholieke Vlaamse studentenbeweging
De Katholieke Vlaamse Studentenbeweging was de georganiseerde deelname van de katholieke studerende jeugd aan de Vlaamse beweging. Ze leverde daartoe met haar grote aanhang van ca. 1875 t... Lees meer
en de christelijke arbeidersbeweging Christelijke arbeidersbeweging
In de christelijke arbeidersbeweging heeft steeds een uitgesproken belangstelling voor de Vlaamse kwestie bestaan. De groeiende invloed van deze beweging, in het kielzog van de democratis... Lees meer
, die de evolutie van de katholieke partij mee hebben bepaald, worden aparte lemmata gewijd. Bij lezing van dit artikel zal men er ten slotte rekening mee houden dat de term christendemocratie pas sinds 1968 wordt gehanteerd voor de partij als geheel en voordien enkel betrekking had op een deel, in het bijzonder de christelijke arbeidersbeweging.

Van het unionisme tot aan de katholieke machtsovername in 1884

In de periode van de vroege partijvorming na 1830, toen de katholieke en liberale strekking zich begonnen te profileren, toonden de eerste flaminganten grote aarzeling om zich voor een of andere partij uit te spreken. Ze verkozen boven of buiten de partijen te staan. Hun voorkeur ging daarom naar de unionistische strekking, die in de jaren 1840 echter steeds meer vereenzelvigd raakte met de katholieken. Het onderscheid tussen de katholieke en de liberale partij Liberale partij
De verhouding tussen de liberale partij en het partijpolitieke liberalisme in België enerzijds, en de Vlaamse beweging anderzijds levert een gevarieerd en ingewikkeld beeld op dat evoluee... Lees meer
was met betrekking tot de Vlaamse kwestie overigens niet heel groot, hoewel de katholieken – zoals Pierre de Decker De Decker, Pierre
Lees meer
en zijn regering – meer dan de liberalen geneigd waren aan het Nederlands een plaats(je) toe te kennen in het openbare leven. De unionisten of katholieken toonden meer sympathie voor de Vlaamse kwestie, zoals blijkt uit de houding van de pers tegenover het petitionnement Petitionnement
Het Vlaams petitionnement (1840) was een politieke actie waarbij taalminnaars uit Antwerpen, Gent en Leuven voor de eerste maal een ‘Vlaams’ eisenprogramma formuleerden. Dit petitionnemen... Lees meer
van 1840, de wet op het middelbaar onderwijs Middelbaar onderwijs
De geschiedenis van het middelbaar onderwijs is nauw verweven met die van de Vlaamse beweging. Tot diep in de 20ste eeuw bleef de middelbare school een grotendeels Franstalig bastion van ... Lees meer
en de wet op het notariaat van 1857. Volgens historicus Lode Wils Wils, Lode
Lode Wils (1929) is een emeritus hoogleraar eigentijdse geschiedenis. Hij publiceerde voornamelijk over het katholieke flamingantisme en is een van de belangrijkste geschiedschrijvers van... Lees meer
heeft zich vanaf dat moment een sneeuwbaleffect voorgedaan, waarbij de liberale partij zich meer van de Vlaamse beweging distantieerde omdat ze daarin een klerikaal wapen zag, en de katholieke partij de banden met Vlaamse beweging nauwer aanhaalde. De clerus toonde trouwens bijzondere belangstelling voor de volkstaal, die ook de taal van de predicatie was en meer garanties bood voor het behoud van religieuze tradities dan het Frans. Bij de lagere geestelijkheid en in de katholieke colleges ontwikkelde zich een Vlaamse en volksgezinde subcultuur. De dominantie van de katholieke partij in Vlaanderen en de Vlaamse dominantie in de katholieke partij zorgden al zeer vroeg voor het beeld van een katholiek Vlaanderen versus een liberaal en socialistisch Wallonië.

Na het einde van het unionisme en de vorming van het liberaal ministerie in 1857 moesten de flaminganten kleur bekennen. De katholieke partij van haar kant kon gedurende dertien jaar oppositie de Vlaamse kaart uitspelen. Het doctrinaire beleid van de liberale regering, die bovendien op Wallonië steunde, lokte de vorming van een breed oppositiefront uit waarin katholieken, radicale liberalen en flaminganten elkaar terugvonden. Een leidende rol in deze nieuwe ‘unie van opposities’ was weggelegd voor de Antwerpse Meetingpartij Meetingpartij
De Meeting (1862-1914) was een Antwerpse politieke formatie die ontstond uit een coalitie van flaminganten, progressieve liberalen en katholieken. Ze liet zich kenmerken door een uitgespr... Lees meer
, die in 1862 tot stand kwam. Hoewel de Meeting een plaatselijke reactie was op de plannen van de regering die Antwerpen tot militaire vesting wilde uitbouwen en daardoor haar expansie dreigde te beletten, vond de idee van een brede Vlaamse en democratische partij ook elders in Vlaanderen weerklank. Naarmate de meeste Antwerpse grieven werden ingewilligd, ging de clerico-liberale strijd echter als een splijtzwam werken en viel de Meeting geleidelijk samen met de katholieke partij. De blijvende betekenis van deze episode lag in de integratie van Vlaamsgezinde en vooruitstrevende tendensen in de katholieke partij. Met Jan de Laet De Laet, Jan Jacob
Antwerpenaar Jan J. de Laet (1815-1891) was een liberale en flamingantische letterkundige. Ook ijverde hij als Kamerlid van de Meetingpartij voor het stemmen van taalwetten. Lees meer
en Edward Coremans Coremans, Edward (1835-1910)
Advocaat Edward Coremans (1835-1910) was politicus voor de Meetingpartij en voorzitter van de Nederduitsche Bond. Gedurende 42 jaar was Coremans als kamerlid een leidende figuur van de Vl... Lees meer
bezorgde de Meeting de katholieke partij decennialang de meest strijdbare flaminganten in de Kamer. Uit het initiatief van beide Kamerleden ontstonden de eerste taalwetten: op de strafrechtspleging (1873) en op de centrale besturen (1878) (zie Taalpolitiek en -wetgeving Taalpolitiek en -wetgeving
Situaties van taalonderdrukking vindt men wereldwijd. Daarom besteedt deze bijdrage eerst aandacht aan gehanteerde taalpolitieke strategieën. Ook in België verzette een gedomineerde taalg... Lees meer
).

Dertig jaar katholiek bewind

In 1884 kwam de katholieke partij voor dertig jaar aan de macht. Onder haar bewind kwam er een beperkte en beheerste democratisering van de instellingen, onder druk van het opkomende socialisme. Door de invoering van het mannelijk algemeen meervoudig stemrecht vertienvoudigde in 1894 het aantal kiezers. De sociale kwestie en de opkomende democratie zorgden in de katholieke partij voor belangrijke mutaties. Er ontstond een christendemocratische stroming en in Vlaanderen eiste ook de Vlaamsgezinde burgerij meer zeggenschap op (zie Christelijke arbeidersbeweging Christelijke arbeidersbeweging
In de christelijke arbeidersbeweging heeft steeds een uitgesproken belangstelling voor de Vlaamse kwestie bestaan. De groeiende invloed van deze beweging, in het kielzog van de democratis... Lees meer
). De Fédération des Cercles Catholiques, het verbond van kiesverenigingen voor de cijnselite, werd geconfronteerd met concurrerende organisaties, die de nieuwe kiezers een stem wilden geven. Die organisaties waren de Belgische Boerenbond Belgische Boerenbond
De Boerenbond is een beroepsorganisatie van en voor landbouwers die tot ver in de 20ste eeuw sterke banden had met de Kerk en de katholieke partij, zich van meet af sterk engageerde in de... Lees meer
(1890, aanvankelijk terughoudend op electoraal vlak), de Belgische Volksbond (1891) en de Vlaamsche Katholieke Landsbond Vlaamsche Katholieke Landsbond
Lees meer
(1891). Op sommige plaatsen was er een wederzijdse ondersteuning van Vlaamsgezinde en sociale actie. Sommige flaminganten, meestal afkomstig uit de kleine burgerij, beschouwden de sociale beweging als een hefboom in hun strijd tegen de verfranste notabelen. De samenwerking tussen de katholieke flaminganten en de opkomende christendemocratie hield grote beloften in, maar kende vóór 1914 slechts een onvolkomen verwezenlijking. Ze was sterker aanwezig op het lokale vlak dan op het nationale niveau. Daar bleef ze beperkt tot enkele figuren zoals de ingenieur-architect Joris Helleputte Helleputte, Joris
Joris Helleputte (1852-1925) heeft bijna een halve eeuw lang gewogen op de Belgische samenleving: als neogotisch architect, als gangmaker van sociale organisaties, inzonderheid de Belgisc... Lees meer
. Deze flamingant, hoogleraar aan de Leuvense universiteit, was ook stichtend voorzitter van zowel de Boerenbond (1890) als de Volksbond (1891). Een echte vervlechting kwam er alleen in het daensisme Daensistische beweging
Daensistische beweging is de verzamelnaam voor een geheel van feiten, opvattingen, organisaties, personen en strijdmiddelen die tijdens de late 19de en de vroege 20ste eeuw een onderdeel... Lees meer
, maar dat evolueerde uiteindelijk buiten de katholieke partij. Over het algemeen kan men stellen dat de conservatieve en Franstalige burgerij ook na de uitbreiding van het stemrecht in 1894 de touwtjes stevig in handen hield. Christendemocraten en flaminganten konden slechts druppelsgewijs doorstoten tot het parlement.

Toch bracht de katholieke regeringsmeerderheid, anders dan de liberalen voordien, een grotere belangstelling op voor de volkstaal in Vlaanderen, waar ook haar politiek steunpunt was gelegen. Opvallend waren de talrijke bestuurlijke en wetgevende maatregelen over het taalgebruik, zeker in de periode 1884-1900. De regering paste eindelijk de bestuurstaalwet van 1878 toe en versnelde daarmee de vernederlandsing van de gemeentelijke administraties (zie Bestuur Bestuur
Het taalgebruik in het bestuur is een centraal aspect van de Belgische taalkwestie. Het omvat het proces van het afdwingen van taalrechten voor Vlamingen evenals de bestuurstaalwetgeving ... Lees meer
). Munten, bankbiljetten en postzegels kregen Vlaamse opschriften, er kwamen een Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde
De Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (KANTL, 1886) is een instelling die zich in de loop van haar geschiedenis heeft ingezet zowel voor taalculturele, -wetenschappeli... Lees meer
, tweetalige opschriften aan de ministeries, en ook het Staatsblad werd tweetalig. De vernederlandsing van het strafgerecht werd voortgezet, eedformulieren werden tweetalig. Na de invoering van het algemeen meervoudig stemrecht, die een stem gaf aan een massa Fransonkundige kiezers, werden de twee talen gelijkgesteld voor de tekst van de wet en de koninklijke besluiten (zie Gelijkheidswet Gelijkheidswet
De gelijkheidswet van 1898 stelde het Nederlands voor officiële publicaties gelijk aan het Frans. De wet werd vanuit de Vlaamse beweging breed ondersteund, en leidde, na de Waalse afwijzi... Lees meer
). In één geval werd zelfs de eentaligheid van Vlaanderen erkend (Burgerwacht). Het initiatief voor de wetgeving kwam in de regel niet van de regering (het eerste regeringsontwerp in de taalkwestie dateert van 1929), maar van parlementsleden. Een actieve rol was weggelegd voor de gekozenen van de Antwerpse Meetingpartij en de Kamerleden van de katholieke Vlaamse Bond van het arrondissement Brussel Brussel
In de geschiedenis van de Vlaamse beweging speelde Brussel een unieke rol vanwege haar hoofdstedelijke functies, economische aantrekkingskracht en als symbool van verfransing, die zich v... Lees meer
(onder anderen Juliaan de Vriendt De Vriendt, Juliaan
Juliaan De Vriendt (1842-1935) was een pedagogisch en uitvoerend kunstschilder, die van 1894 tot 1900 kamerlid was voor de katholieke partij. In 1895 legde hij een wetsvoorstel neer voor ... Lees meer
).


De Gelijkheidswet van 15 april 1989 voert het Nederlands in als officiële taal van België, op gelijke voet met het Frans. De indieners van het wetsvoorstel, waaronder Juliaan de Vriendt en Edward Coremans, worden hier geëerd. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph22751)
De Gelijkheidswet van 15 april 1989 voert het Nederlands in als officiële taal van België, op gelijke voet met het Frans. De indieners van het wetsvoorstel, waaronder Juliaan de Vriendt en Edward Coremans, worden hier geëerd. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph22751)

Ook al deden verschillende regelingen nog denken aan een faciliteitenstelsel voor Fransonkundigen, het taalregime in Vlaanderen steunde meer en meer op de gelijkheid van de talen. Door de regering en zelfs door sommige flaminganten werd tweetaligheid Tweetaligheid
Lees meer
trouwens als een ideaal voor heel België, inclusief Wallonië, beschouwd. Dat beleid lokte precies vanwege zijn vervlaamsend effect vanaf de symbolisch belangrijke Gelijkheidswet van 1898 sterker Waals verzet uit (zie Waalse beweging Waalse beweging
De Waalse beweging ontstond op het einde van de 19e eeuw en heeft zijn wortels in een culturele, politieke en taalkundige dimensie. Ze was verdeeld in verschillende stromingen, waarvan de... Lees meer
). Naarmate de taalwetgeving vorderde, werd de vraag naar het – voor elke partij onduidelijke – eindpunt dwingender gesteld en werd de tegenstand tegen elke nieuwe taalwet sterker. Zowel de diagnose als de remedies voor de Vlaamse kwestie ondergingen in die jaren belangrijke wijzigingen. Pas aan de vooravond van de oorlog werd de regionale eentaligheid het enige streefdoel van de Vlaamse beweging.

De katholieke partij had, zeker in Vlaanderen, duidelijk sympathie voor de Vlaamse kwestie. Toch bleven de meeste politici overtuigd van de superioriteit van het Frans en hadden ze om die reden moeite om te raken aan twee kapitale domeinen, het onderwijs Onderwijs
Lees meer
en het leger Leger
Lees meer
. De katholieke regeringsmeerderheid heeft tien jaar lang geworsteld met het wetsvoorstel-Coremans op de vernederlandsing van het vrije en officiële middelbaar onderwijs (1900). Het verzet kwam vooral van sommige onderwijscongregaties en van de bisschoppen, die vanaf 1906 geleid werden door de Mechelse en Fransgezinde aartsbisschop Désiré Mercier Mercier, Désiré
Désiré Mercier (1851-1926) was van 1906 tot 1926 de kardinaal-aartsbisschop van het aarts­bisdom Mechelen. Hij was een vurig propagandist van het Belgisch patriottisme en leefde tijdens ... Lees meer
.

Na 1906 begon de conservatieve status-quo barsten te vertonen. De dreigende nederlaag over het wetsvoorstel-Coremans – dat pas in 1910 werd goedgekeurd – en de scherpere competitie voor parlementaire mandaten sinds de invoering van de evenredige vertegenwoordiging, dwongen de katholieke flaminganten tot betere organisatie. In 1907 namen de oud-hoogstudentenbonden het initiatief tot de herstichting van de Katholieke Vlaamsche Landsbond. Het was de bedoeling de strijd aan te binden met de oude kiesverenigingen. In het verlengde daarvan kwam in 1912 de weliswaar kortstondige Katholieke Vlaamse Kamergroep tot stand. Daarnaast kwam een christelijke arbeidersbeweging Christelijke arbeidersbeweging
In de christelijke arbeidersbeweging heeft steeds een uitgesproken belangstelling voor de Vlaamse kwestie bestaan. De groeiende invloed van deze beweging, in het kielzog van de democratis... Lees meer
tot ontwikkeling, deels buiten en zelfs tegen de Belgische Volksbond. Ze streefde naar meer autonomie, ook op het politieke vlak, en putte haar elan voor een deel uit Vlaamsgezind ongenoegen. Ten slotte werd de brug tussen Vlaamse beweging en sociale beweging, die al rond 1890 was gelegd, maar vrij zwak was gebleven, versterkt door de ontwikkeling van een sociaaleconomische fundering voor de Vlaamse beweging. De katholieke Vlaamse studentenbeweging legde na de eeuwwende steeds meer de klemtoon op de sociale aspecten van de Vlaamse strijd. Zo konden jonge intellectuelen en leiders van de groeiende arbeidersbeweging elkaar vinden in een gemeenschappelijk programma van ‘volksontwikkeling’. Toonaangevend voor die nieuwe generatie waren de gewezen studentenleider Frans van Cauwelaert Van Cauwelaert, Frans
Frans van Cauwelaert (1880-1961) was een Vlaamsgezinde katholieke politicus, die een hoofdrol speelde in de vernederlandsing van het openbare leven in Vlaanderen. Van Cauwelaert lag in 19... Lees meer
, die in 1910 door de Meeting naar de Kamer werd gestuurd, en Hendrik Heyman Heyman, Hendrik
Hendrik Heyman (1879-1958) engageerde zich in de christelijke vakbeweging en in de katholieke partij. Hij was onder meer de voorzitter van het Algemeen Christelijk Vakverbond (ACV) en va... Lees meer
, de Vlaamsgezinde onderwijzer die in 1914 voorzitter van het Algemeen Christelijk Vakverbond Algemeen Christelijk Vakverbond
Het Algemeen Christelijk Vakverbond (1912) is de overkoepelende organisatie van het christelijk syndicalisme in België. Lees meer
werd. De samenwerking tussen beide groepen zou intiemer worden tijdens de Eerste Wereldoorlog Eerste Wereldoorlog
De Vlaamse beweging is fundamenteel getekend door de Eerste Wereldoorlog. De oorlog maakte een verregaande democratisering onafwendbaar, met wezenlijke gevolgen voor het politieke draagv... Lees meer
, in confrontatie met het activisme Activisme
Het begrip activisme verwijst naar de fractie van flaminganten die tijdens de Eerste Wereldoorlog bereid was om politiek of anderszins samen te werken met de Duitse bezetter en financiële... Lees meer
, waarin het katholieke aandeel overigens relatief klein was. Op het eind van de oorlog formuleerde Van Cauwelaert, samen met de liberale flamingant Julius Hoste (jr.) Hoste, Julius (jr.)
Julius Hoste jr. (1884-1954) was een Vlaamsgezinde liberaal die actief was in de pers en de politiek. Hij behoort tot de kopstukken van de Vlaamse beweging. Lees meer
, zijn bekende Vlaamse minimumprogramma Minimumprogramma
Het Minimumprogramma was de benaming voor het eisenpakket dat de Belgisch-loyale flaminganten, in het bijzonder inzake taalwetgeving, in de periode tussen de beide wereldoorlogen nastreef... Lees meer
, dat onmiddellijk op de steun van de christendemocraten kon rekenen. De integrale vernederlandsing van het bestuur, het onderwijs, het gerecht Gerecht
Lees meer
en het leger in Vlaanderen werd het gemeenschappelijk streefdoel van katholieke flaminganten en Vlaamse christendemocraten.

Democratisering en vervlaamsing na de Eerste Wereldoorlog

Het einde van de ‘Grote Oorlog’ leidde tot fundamentele veranderingen in de Belgische politiek. Door de overeenkomst van Loppem versterkten liberalen en socialisten hun positie als volwaardige partners in een regering van nationale unie. Met de invoering van het mannelijk algemeen enkelvoudig stemrecht werd een nieuwe stap gezet in de democratisering van het openbare leven. De weerslag ervan was sterk voelbaar in de katholieke partij. Na meer dan dertig jaar verloor ze de volstrekte meerderheid in het parlement, hoewel ze tussen de twee wereldoorlogen met uitzondering van 1936 de grootste nationale partij bleef en permanent deel uitmaakte van de regering. Zoals tevoren bleef haar positie beduidend sterker in Vlaanderen dan in Wallonië, waar ze slechts de tweede plaats bekleedde na de socialisten. Tegelijk versterkten arbeiders, boeren en flaminganten hun positie. De arbeiders maakten zich los uit het vooroorlogse paternalisme, wezen de Belgische Volksbond af en stichtten in 1921 het Algemeen Christelijk Werkersverbond Algemeen Christelijk Werknemersverbond
Het Algemeen Christelijk Werkersverbond werd gesticht op 17 juli 1921 en in 1991 herdoopt als ACW Koepel van Christelijke Werknemers. In 2014 werd de organisatie omgevormd tot Beweging.ne... Lees meer
(ACW), waarvan het zwaartepunt eveneens in Vlaanderen lag. Ten slotte zorgde de schoolvrede voor toenemende interne spanningen in de katholieke partij, vooral met betrekking tot de Vlaamse en de sociale kwestie. Dat zou bij verkiezingen herhaaldelijk aanleiding geven tot het optreden van concurrerende katholieke lijsten.

De tegenstellingen binnen de katholieke partij waren behoorlijk scherp, doordat de samenwerking tussen christendemocratie en Vlaamse beweging nu een realiteit werd. De leidende rol was weggelegd voor Frans van Cauwelaert Van Cauwelaert, Frans
Frans van Cauwelaert (1880-1961) was een Vlaamsgezinde katholieke politicus, die een hoofdrol speelde in de vernederlandsing van het openbare leven in Vlaanderen. Van Cauwelaert lag in 19... Lees meer
. Hij streefde naar een bundeling van de standsorganisaties en de Vlaamsgezinde burgerij in een Vlaams-katholieke partij. Zijn instrumenten waren het dagblad De Standaard De Standaard (1914-)
Het eerste nummer van het dagblad De Standaard verscheen op 4 december 1918. De krant was gedurende vele decennia hét blad bij uitstek van de katholieke Vlaamse beweging in al haar varian... Lees meer
(1914-…)
, dat begon te verschijnen vanaf 4 december 1918 en waarin ook de Antwerpse arts Alfons van de Perre Van de Perre, Alfons
Lees meer
een belangrijk aandeel had, de Katholieke Vlaamsche Landsbond Katholieke Vlaamse Landsbond (1919-1964)
De Katholieke Vlaamsche Landsbond (1919-1955) was de federatie van de Katholieke Vlaamsche Arrondissementsbonden, die als drukkingsgroep streed voor de vernederlandsing van Vlaanderen met... Lees meer
(KVL) en de Katholieke Vlaamse Kamergroep, die werden heropgericht respectievelijk voor en na de parlementsverkiezingen van november 1919. Het streefdoel was de realisatie van het Vlaamse minimumprogramma Minimumprogramma
Het Minimumprogramma was de benaming voor het eisenpakket dat de Belgisch-loyale flaminganten, in het bijzonder inzake taalwetgeving, in de periode tussen de beide wereldoorlogen nastreef... Lees meer
. Van Cauwelaert kon evenwel niet verhinderen dat de Vlaamse frontbeweging zich na de oorlog voortzette in een eigen partij, Het Vlaamsche Front Het Vlaamsche Front
Het Vlaamsche Front was een Vlaams-nationalistische partij, die werd opgericht in 1919 en ook bekend stond onder de couranter gebruikte officieuze benaming Frontpartij. Gesticht als een ... Lees meer
, dat opkwam voor zelfbestuur.


Al tijdens de eerste parlementsverkiezingen na de oorlog werpen sommige afdelingen van de katholieke partij het minimumprogramma van Frans van Cauwelaert in de strijd: ‘de volledige gelijkheid op taalgebied tussen Vlamingen en Walen’, 1919. (KADOC, kcb000379)
Al tijdens de eerste parlementsverkiezingen na de oorlog werpen sommige afdelingen van de katholieke partij het minimumprogramma van Frans van Cauwelaert in de strijd: ‘de volledige gelijkheid op taalgebied tussen Vlamingen en Walen’, 1919. (KADOC, kcb000379)

Tegenover de Vlaams-democratische krachten bevond de oude Fédération des Cercles Catholiques zich in het defensief, zeker in Vlaanderen. Haar zwaartepunt lag voortaan in Brussel en Wallonië, hoewel ze ook steunpunten behield in de grote Vlaamse steden, vooral Antwerpen en Gent, maar ook in Kortrijk, Brugge, Mechelen, Leuven en Hasselt. Haar voorzitter van 1919 tot 1936 was trouwens een Antwerpenaar, oud-minister Paul Segers Segers, Paul
Paul Segers (1870-1946) was een katholiek politicus, die zijn betekenis voor de Vlaamse beweging vooral ontleende aan de wet-Segers-Franck op het taalgebruik in het vrij middelbaar onderw... Lees meer
. Met hem kon de Federatie tot 1936 de schijn ophouden een echte nationale organisatie te zijn. Met betrekking tot de Vlaamse kwestie heeft de Federatie zonder twijfel een remmende rol gespeeld, hoewel men in haar schoot tevergeefs zal zoeken naar de wallingantische reflexen die men wel bij de Waalse liberalen en socialisten terugvond.

Democratisering en vervlaamsing lieten zich vooral voelen bij de twee parlementsverkiezingen na de oorlog. In 1919 traden de kersverse Katholieke Vlaamse Verbonden – de arrondissementele vertakkingen van de vernieuwde KVL – krachtig op om het Vlaamse minimumprogramma op te leggen aan de uittredende parlementsleden of eigen kandidaten naar voren te schuiven. Ze werden gesteund door de organisaties van arbeiders en boeren. Het resultaat was een grondige wijziging in de samenstelling van de tot 73 man gereduceerde katholieke Kamerfractie. Een veertigtal Vlaamse gekozenen traden op uitnodiging van Van Cauwelaert toe tot de Katholieke Vlaamse Kamergroep. De Kamergroep, die in een deels overlappende, deels concurrerende positie tegenover de rechterzijde kwam te staan, zou tijdens het interbellum een belangrijke motor van de taalwetgeving worden. De vernieuwing werd voortgezet bij de parlementsverkiezingen van november 1921, door de veralgemeende toepassing van de standenvertegenwoordiging. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van april 1921 – de eerste sinds 1911 – hadden de Vlaamse katholieken intussen ook hun posities in de plaatselijke besturen versterkt.

In 1921 probeerden de Fransgezinde conservatieven in Vlaanderen, die zich van de eerste schok hadden hersteld, hun krachten te bundelen en weerwerk te leveren. De strijd concentreerde zich in Antwerpen, waar het duel Van Cauwelaert-Segers een voor de Vlaamse beweging symbolisch karakter kreeg. Na de gemeenteraadsverkiezingen van april scheurde de katholieke partij er in tweeën: de groep-Van Cauwelaert vormde met de socialisten het schepencollege, de groep-Segers kwam met de liberalen in de oppositie terecht. De conservatieven, gesteund door koning Albert I van Saksen-Coburg, Albert I
Koning Albert I (1875-1934) werd aan de vooravond van en tijdens de Eerste Wereldoorlog geconfronteerd met een radicaliserende Vlaamse beweging. De communautaire kwestie groeide daardoor ... Lees meer
, probeerden de benoeming van Van Cauwelaert tot burgemeester van Antwerpen Antwerpen
Lees meer
tegen te houden, maar de regering moest wijken voor de druk van de Vlaamse katholieken, die daarmee een belangrijke morele overwinning boekten. Segers reageerde met een eigen ‘nationaal-katholieke’ lijst op bij de parlementsverkiezingen van november, daarin nagevolgd door gelijkgezinden in vele andere Vlaamse arrondissementen. Hij hoopte vooral dat de katholieke kiezers Van Cauwelaerts coalitie met de socialisten zouden afstraffen. De strijd werd echter beslecht in het voordeel van Van Cauwelaert. Daarmee was de politieke rol van het katholieke ‘ franskiljonisme Franskiljon
'Franskiljon' is in het traditionele flamingantische discours de benaming van een voorstander en bevorderaar van de verfransing in Vlaanderen. Het begrip kenmerkt iemand die overtuigd is ... Lees meer
’ in Vlaanderen grotendeels uitgespeeld.

Christendemocratie en Vlaamse beweging vielen echter ook na 1918 niet volledig samen. Dat bleek uit de keuze van de arbeiders en de boeren voor een nationale partijstructuur. In augustus 1921 werd het Katholiek Verbond van België opgericht. Dat verbond, ook Katholieke Unie genoemd, groepeerde de Fédération des Cercles Catholiques, het ACW, de Boerenbond en de middenstandsorganisatie. Voor de KVL was daarin geen plaats. Maar de Katholieke Unie was weinig meer dan een nationaal contactorgaan en de zogenaamde standenvertegenwoordiging, die ook lokaal werd toegepast, belette niet dat de katholieke partij in de tussenoorlogse periode en vooral in de jaren 1920 werd gekenmerkt door een tegenstelling tussen een Vlaamsgezinde en democratische vleugel met als steunpunt Vlaanderen en een conservatieve en veeleer Fransgezinde vleugel met als steunpunten Brussel en Wallonië.

Het zou in dit verband echter anachronistisch zijn om de katholieke partij als een unitair-Belgische partij te bestempelen. In feite liet de zwak gearticuleerde partijstructuur juist toe dat de verschillende groepen en regio’s een grote mate van autonomie behielden. Het gebrek aan partijtucht gaf ruime vrijheid aan de groepen binnen de partij en ook aan de Vlaams-Waalse fractievorming. Pogingen van de Katholieke Unie, in 1933, om een reëel gezag te verwerven botsten op die Vlaams-Waalse dualiteit, die in 1936 institutionele erkenning zou krijgen. Dat alles gaf aan de katholieke partij in deze periode een vrij chaotisch karakter. Het was in wezen een confessionele formatie, die politiek gesproken alleen kon overleven door een verregaande soepelheid in haar structuur en programma te accepteren. De bisschoppen bleven de katholieke partij in het openbaar verdedigen als ‘het echte en enige bolwerk van onze godsdienstige vrijheden’ (zie Kerk Kerk
De verhouding tussen Kerk en Vlaamse beweging vertoont historisch een tweevoudig beeld. Enerzijds waren de godsdienstige en de Vlaamsgezinde overtuiging innig verstrengeld en vormde de cl... Lees meer
).

Opvallend is dat de Vlaamsgezinde en democratische krachten niet onmiddellijk konden doorstoten naar de regering. Daar speelden namelijk andere toegangs- en selectiemechanismen. Bij de kabinetsformatie en de aanstelling van ministers hield de koning een belangrijke vinger in de pap. Zijn voorkeur ging naar de conservatieve katholiek-liberale coalitie, met tenoren van de Société Générale in de coulissen. Koning Albert deed bovendien herhaaldelijk een beroep op extra-parlementariërs, meestal figuren uit de financiële wereld. De regering-Theunis (1921-1925) was een asymmetrische afspiegeling van de katholiek-liberale meerderheid, en dat gold ook nog in zekere mate voor de tweede regering- Jaspar Jaspar, Henri
Henri Jaspar (1870-1939) was een Brusselse katholieke politicus die een oplossing wilde voor de Vlaamse kwestie. Lees meer
(1927-1931). Enkel de katholiek-socialistische regering- Poullet Poullet, Prosper
Hoewel hij afkomstig was uit een Franstalig aristocratisch milieu, realiseerde de katholieke burggraaf Prosper Poullet (1886-1937) mee de eentaligheid van Vlaanderen en leidde hij de eers... Lees meer
- Vandervelde Vandervelde, Emile
Emile Vandervelde (1866-1936) was een socialistische partijleider en politicus die een vooraanstaande rol speelde in de Vlaamse vraagstukken van zijn tijd. Lees meer
(1925-1926) maakte daarop een uitzondering, maar precies daarom werd ze ook zo krachtig bestreden en viel ze al na elf maanden. Door deze onvolkomen machtsverwerving slaagden de Vlaamse katholieken er niet in een overtuigend succes te boeken op het vlak van de taalwetgeving, de bestuurlijke taalwet van 1921 uitgezonderd (zie Bestuur Bestuur
Het taalgebruik in het bestuur is een centraal aspect van de Belgische taalkwestie. Het omvat het proces van het afdwingen van taalrechten voor Vlamingen evenals de bestuurstaalwetgeving ... Lees meer
; Taalpolitiek en -wetgeving Taalpolitiek en -wetgeving
Situaties van taalonderdrukking vindt men wereldwijd. Daarom besteedt deze bijdrage eerst aandacht aan gehanteerde taalpolitieke strategieën. Ook in België verzette een gedomineerde taalg... Lees meer
). De zogenoemde Nolf-barak in 1923, die als een halfslachtige oplossing voor het vraagstuk van de vernederlandsing van de Gentse universiteit werd beschouwd (zie Hoger onderwijs in Gent Hoger onderwijs in Gent
Met de vernederlandsing in 1930 als hoogtepunt is de Gentse universiteit een belangrijk strijdpunt geweest in de Vlaamse beweging. Van het Latijn uit 1817 tot het Engels van vandaag: het ... Lees meer
), zorgde integendeel voor een diepe malaise en het vertrek van een jongere generatie uit de rangen van de katholieke partij. Pas vanaf 1927, en eerst voluit met de regering- Renkin Renkin, Jules
Jules Renkin (1862-1934) was een katholieke, christendemocratisch geïnspireerde politicus, die verschillende ministerposities bekleedde en vooral naam maakte als minister van Koloniën. H... Lees meer
in 1931, slaagden de Vlaamse katholieken erin hun positie in de regering te versterken met figuren als Hendrik Heyman Heyman, Hendrik
Hendrik Heyman (1879-1958) engageerde zich in de christelijke vakbeweging en in de katholieke partij. Hij was onder meer de voorzitter van het Algemeen Christelijk Vakverbond (ACV) en va... Lees meer
, Albert Carnoy Carnoy, Albert
De Leuvense hoogleraar taalkunde Albert Carnoy (1878-1961) was een vooraanstaand plaatsnaamkundige. Als parlementslid en minister had hij oog voor de Vlaamse eisen. Lees meer
, Emiel van Dievoet Van Dievoet, Emiel
Lees meer
, Philip van Isacker Van Isacker, Philip
Philip van Isacker (1884-1951) was een Vlaamsgezind historicus, advocaat, katholiek minister en bankier. Hij drukte mee de democratisering en vervlaamsing van de katholieke partij en van ... Lees meer
, Gustaaf Sap Sap, Gustaaf
Gustaaf Sap (1886-1940) was een invloedrijk en controversieel katholiek politicus, die op verschillende momenten in zijn leven een ministerpost bekleedde en vanaf 1929 tot zijn overlijden... Lees meer
, Jules van Caenegem Van Caenegem, Jules
Jules van Caenegem (1880-1942) was ingenieur, onderwijzer en minister van Openbare Werken. Al medestichter van het VEV maakte hij zich sterk voor een Vlaamse meerderheidspositie in het be... Lees meer
en Edmond Rubbens Rubbens, Edmond
Edmond Rubbens (1894-1938) was onder meer advocaat, volksvertegenwoordiger, lesgever, ACW-voorzitter en minister. In de loop van zijn leven verdedigde hij verschillende Vlaamsgezinde stan... Lees meer
. Met uitzondering van Sap en Van Dievoet waren allen christendemocraten in de beperkte betekenis die daar toen aan werd gegeven, namelijk vertegenwoordigers van de christelijke arbeidersbeweging. Met de socialisten in de oppositie was het ACW onmisbaar in de regering en het liet zich geen ministers opdringen.

Het onvermogen van de Vlaamse katholieken om op korte termijn het Vlaamse minimumprogramma te realiseren droeg bij tot de opgang van de Frontpartij, hoewel de taalkwestie niet de enige reden was voor het groeiende succes van deze eerste Vlaams-nationalistische partij. Ook het effect van de schoolvrede en verzet tegen de klerikale machtsposities speelden een rol. Aanvankelijk waren de scheidslijnen tussen zogenaamde minimalisten Minimalisten
De zogenaamd minimalistische flaminganten probeerden het eisenprogramma voor de Vlaamse beweging, dat tijdens de Eerste Wereldoorlog onder de leiding van Frans van Cauwelaert was tot stan... Lees meer
en maximalisten Maximalisten
‘Maximalisten’ was de benaming die de Vlaams-nationalisten zich tussen beide wereldoorlogen gaven. Ze gebruikten de term om zich te onderscheiden van de gematigdere Vlaamsgezinden die het... Lees meer
niet zo scherp. Het onderscheid tussen de vernederlandsing van Vlaanderen, zoals vervat in het minimumprogramma, en zelfbestuur was voor velen niet wezenlijk, maar slechts gradueel. Bovendien waren de katholieken noch de Fronters tuchtvol georganiseerd, zodat plaatselijk diverse contacten konden plaatsvinden. Het duurde tot 1925 voor er een duidelijk onderscheid tussen beide kampen ontstond. De veroordeling van het Vlaams-nationalisme in september van dat jaar door de Belgische bisschoppen speelde daarin een beslissende rol.

De Bormsverkiezing Bormsverkiezing
De Bormsverkiezing – de verkiezing van de onverkiesbare, in de gevangenis verblijvende ex-activist August Borms tot Kamerlid bij tussentijdse verkiezingen in 1929 – was een politiek feit ... Lees meer
van december 1928 en het daaropvolgend succes van de Vlaams-nationalisten in mei 1929 veroorzaakten een schok in regeringskringen, vooral bij de liberalen en de Waalse katholieken. De Vlaamse katholieken hebben die kentering aangewend om het Vlaamse minimumprogramma door te drukken. Daarbij was het optreden van de christelijke arbeidersbeweging van doorslaggevend belang. Niet alleen vormden haar mandatarissen de meest actieve kern van de Katholieke Vlaamse Kamergroep, het ACW zelf slaagde er in maart 1929 ook in om zowel Vlamingen als Walen achter een zogenoemd taalstatuut te scharen dat de eentaligheid van Vlaanderen, respectievelijk Wallonië erkende. Om tegemoet te komen aan de bekommernis van de Walen werd niet langer vastgehouden aan de noodzaak van tweetalige ambtenaren in de centrale besturen, zoals nog in de taalwet van 1921 was voorzien. Over het probleem van de taalminderheden Taalminderheden
Lees meer
dat vanaf dat ogenblik acuut werd, kozen de Vlaamse katholieken voor een radicaal standpunt: alleen aan de taalgrens Taalgrens
Het begrip ‘taalgrens’ verwijst in het algemeen naar een grens die twee bevolkingsgroepen die een verschillende taal spreken van elkaar scheidt en in het bijzonder naar de grens tussen he... Lees meer
konden die erkenning krijgen.

Vlaamse concentratie in de jaren 1930?

De belangrijke taalwetten die in de periode 1930-1935 werden gerealiseerd, waren een succes voor de Vlaamse katholieken, maar de overwinning smaakte bitter. Er was Intussen immers al veel verzet tegen de taalwettenpolitiek ontstaan. Een belangrijke stroming in Vlaanderen wilde verder gaan en de bakens verzetten. Drie ontwikkelingen bedreigden de positie van Van Cauwelaert. Ten eerste de transformatie van het Vlaams-nationalisme, dat na een periode van verwarring dankzij het Vlaamsch Nationaal Verbond Vlaamsch Nationaal Verbond
Het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) (1933-1945) was een rechts-radicale Vlaams-nationalistische partij die tijdens de Tweede Wereldoorlog collaboreerde met de Duitse nationaalsocialistis... Lees meer
(VNV) nieuw enthousiasme bij de jongeren kon wekken; ten tweede het aantreden van een nieuwe generatie intellectuelen, die de taalwettenpolitiek verfoeide zonder zich daarom openlijk nationalistisch te durven noemen; ten derde de contestatie van zijn leiderschap door Gustaaf Sap Sap, Gustaaf
Gustaaf Sap (1886-1940) was een invloedrijk en controversieel katholiek politicus, die op verschillende momenten in zijn leven een ministerpost bekleedde en vanaf 1929 tot zijn overlijden... Lees meer
. Sap had zich na de oorlog aan de zijde van Van Cauwelaert geschaard, maar was aanvankelijk vooral in beslag genomen geweest door zijn zakelijke ondernemingen. Pas in 1928, nadat hij aan de leiding van de banken van de Boerenbond opzij was gezet, ging hij zich toespitsen op de politiek. Zijn zakelijke ervaringen met de Boerenbond-groep leverden bijkomende munitie voor zijn kritiek op Van Cauwelaert en diens politiek, die hij als weinig beginselvast afwees. Het instrument van Sap werd het dagblad De Standaard, waarover hij op het einde van de jaren 1920 de controle wist te verwerven.

De generatie intellectuelen die in de jaren 1930 haar opwachting maakte, zag in een verdere en consequente vervlaamsing van het openbaar leven kansen tot maatschappelijke promotie, zeker nu de reikwijdte van de staat in de economische sfeer toenam. Ze verwierf met het weekblad Nieuw Vlaanderen Nieuw Vlaanderen (1934-1944)
Nieuw Vlaanderen (1934-1944) had als uitgangspunt de eentaligheid van Vlaanderen. Door zijn federalistische stellingname midden jaren 1930 was het blad radicaler dan de katholieke partij ... Lees meer
(1934-1944)
en met de heroprichting van het Katholiek Vlaams Oud-Hoogstudentenverbond Katholiek Vlaams Oud-Hoogstudentenverbond
Lees meer
(1936) een eigen spreekbuis en slaagde erin met figuren als Gaston Eyskens Eyskens, Gaston
Gaston Eyskens (1905-1988) was een Vlaamsgezinde katholieke econoom en politicus, die onder andere eerste minister was ten tijde van de Koningskwestie en aan de basis lag van de eerste st... Lees meer
en Leo Delwaide Delwaide, Leo
Leo Delwaide (1897-1978) was advocaat en politicus voor achtereenvolgens de katholieke partij en de Christelijke Volkspartij. Als burgemeester van Antwerpen (1940-1944) speelde hij tijden... Lees meer
greep te krijgen op de KVL. Deze generatie toonde zich voorstander van een publiekrechtelijk statuut voor Vlaanderen, dat wil zeggen een of andere vorm van federalisme Federalisme
Sinds het begin van de 20ste eeuw behoort federalisme tot het programma van eerst de Waalse en vervolgens ook de Vlaamse beweging. Vanaf 1970 is de transformatie van België van unitaire t... Lees meer
, en meende daarmee een platform te hebben gevonden om Vlaamse katholieken en katholieke nationalisten te verenigen. Federalisme werd het leidmotief van de door Nieuw Vlaanderen in augustus 1935 gelanceerde beweging die ijverde voor een Vlaamsche Concentratie Vlaamsche Concentratie
Vlaamsche Concentratie (1935-±1940) was de naam voor de idee en de beweging die streefde naar de hergroepering van alle katholieke Vlamingen. Lees meer
. Bij dat initiatief speelde niet alleen een Vlaamsgezind motief in de traditionele zin van het woord, maar evenzeer de wil om de samenleving op andere grondslagen te hervormen. Volksgemeenschap werd een modieus begrip met alle autoritaire en corporatieve Corporatisme
Het corporatisme was in het interbellum, vooral in de crisisjaren 1930, een wijdverspreid, maar tegelijk vaag alternatief maatschappelijk en politiek model. Na de Tweede Wereldoorlog zou ... Lees meer
connotaties die dat in de jaren 1930 inhield (zie Rechts-radicalisme Rechts-radicalisme
De rechts-radicale traditie begon toen het Vlaams-nationalisme in het interbellum koos voor Nieuwe Orde en collaboratie. Na de oorlog evolueerde radicaal-rechts in Vlaanderen van nostalgi... Lees meer
).


<p>De regering-Van Zeeland werd geconfronteerd met een stevige oppositie. Karikatuur van tekenaar Eugeen Hermans in het katholieke weekblad <em>Hooger Leven</em>, 24 oktober 1936.</p>

De regering-Van Zeeland werd geconfronteerd met een stevige oppositie. Karikatuur van tekenaar Eugeen Hermans in het katholieke weekblad Hooger Leven, 24 oktober 1936.

De strijd tussen de oude en de nieuwe generatie werd aangewakkerd door de voor de katholieken desastreuze parlementsverkiezingen van mei 1936. Nu de socialisten Socialistische partij
De socialistische partij werd in België in 1885 opgericht als de Belgische Werkliedenpartij (BWP), veranderde in 1945 haar naam in Belgische Socialistische Partij (BSP) en viel in 1978 u... Lees meer
als sterkste partij uit de bus waren gekomen en de Waalse katholieken door Rex Rex
Rex was een Belgische politieke partij (1935-1940) en een collaboratiebeweging in Franstalig België (1940-1944). Lees meer
waren verslagen, pleitten velen voor een of andere vorm van samenwerking tussen de katholieke Vlamingen en het zegevierende VNV. De inhoud van deze Vlaamse concentratie kon sterk variëren, maar veronderstelde op zijn minst een vorm van Vlaamse autonomie in de katholieke partij. De malaise werd aangewakkerd doordat de katholieke partij toetrad tot de tweede regering- Van Zeeland Van Zeeland, Paul
Toen hoogleraar en bankier Paul van Zeeland (1893-1973) tussen 1935 en 1937 aan het hoofd stond van de Belgische regering, werden onder andere de taalwet in rechtszaken en een amnestiewet... Lees meer
, een nieuwe regering van nationale unie, waarin de socialisten als gevolg van de algemene werkstaking van juni 1936 een toonaangevende rol speelden. De groep-Van Cauwelaert, het ACW en de Boerenbond kozen voor deze coalitie omdat die in hun ogen de meeste kansen op politieke stabiliteit bood. Door het VNV, De Standaard en de groep-Nieuw Vlaanderen werd deze coalitie met de socialisten daarentegen als een keuze tegen Vlaanderen bestempeld. De vrees voor een linkse dominantie leidde trouwens tot een snelle verschuiving van de Vlaamsche Concentratie naar een rechtse of anticommunistische alliantie, waarin ook Rex een plaats kreeg. Dat gebeurde onder de indruk van de linkse verkiezingsoverwinningen in Spanje en Frankrijk en de impact van de Spaanse burgeroorlog. Als zodanig was de Vlaamsche Concentratie slechts de uiting van een algemene polarisatie tussen links en rechts in heel Europa.

Het dreigende succes van het blok Rex-VNV, na het akkoord dat beide partijen begin oktober afsloten, dwong de Katholieke Unie op 11 oktober 1936 tot een overhaaste hervorming en de erkenning van de Vlaams-Waalse dualiteit. Aan Vlaamse zijde werd de Katholieke Vlaamse Volkspartij (KVV) opgericht, aan Franstalige zijde de Parti Catholique Social (PCS). Samen vormden ze het Blok der Katholieken van België Blok der Katholieken van België
Lees meer
. In feite werd alleen een Vlaams en een Franstalig ‘directorium’ opgericht, zonder dat de aard van de toekomstige partijstructuur werd vastgelegd. De vaagheid waarmee dat gebeurde, gaf het Vlaamse directorium de gelegenheid om met het VNV te onderhandelen over een Vlaamse concentratie, maar versterkte tegelijk de machtsstrijd tussen oude en nieuwe generatie. Het Beginselakkoord KVV-VNV Beginselakkoord KVV-VNV
Het beginselakkoord KVV-VNV werd ondertekend door vertegenwoordigers van de Katholieke Vlaamsche Volkspartij (KVV) en het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) op 8 december 1936. Het moest ee... Lees meer
dat op 8 december 1936 werd ondertekend, bleek uiteindelijk niet gedragen te worden door de leidende krachten binnen de twee partijen en werd al snel afgeschoten. Het stond trouwens haaks op de gouvernementele realiteit van dat ogenblik. De groep-Van Cauwelaert, het ACW en de Boerenbond trokken aan het langste eind. Ze kregen een flinke steun in de rug toen de Belgische bisschoppen in hun Kerstbrief van 1936 niet alleen het communisme, maar ook de rechtse dictatuur veroordeelden, en aartsbisschop Ernest-Joseph van Roey Van Roey, Ernest-Joseph
Ernest-Joseph van Roey (1926-1961) was Kardinaal-Aartsbisschop van Mechelen. Hij aanvaardde geleidelijk de onvermijdelijkheid van een eentalig Vlaanderen en bestreed het Vlaams-nationalis... Lees meer
enkele maanden later uitdrukkelijk het rexisme afkeurde. De allianties die naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 1938 tussen afdelingen van de KVV, van het VNV en soms van Rex in verschillende Vlaamse steden en gemeenten werden afgesloten, waren slechts gelegenheidsakkoorden, die niet meer de geest van de concentratie weerspiegelden.


Verkiezingsaffiche van de Katholieke Vlaamsche Volkspartij, 1939. (Universiteitsbibliotheek Gent)
Verkiezingsaffiche van de Katholieke Vlaamsche Volkspartij, 1939. (Universiteitsbibliotheek Gent)

Toch markeerde 1936 een belangrijk keerpunt. De dubbelformule KVV-PCS creëerde een tweehoofdige leiding. In de KVV werden de laatste restanten van de Fédération des Cercles Catholiques weggeveegd. Een nieuw Katholiek Vlaams Burgersverbond nam haar plaats in. Inzake Vlaamse problematiek leidde de druk van de federale stroming tot een verdieping van het minimumprogramma in de richting van culturele autonomie, een begrip dat pour le besoin de la cause met veel nationalistische lyriek werd omgeven. Met behulp van dat concept slaagde de KVV erin opnieuw Vlaamse jongeren aan te trekken. De creatie van Jeugdfront Jeugdfront
Jeugdfront was een politieke jongerenorganisatie in Vlaanderen, gesticht op 5 september 1937, en aanleunend bij de Katholieke Vlaamsche Volkspartij (KVV). Lees meer
, dat trouwens doordrongen bleef van een vage concentratiemystiek, was daarvan het bewijs. Het ‘steriele anti-Belgicisme’ – de uitdrukking is van de Leuvense studentenleider Piet Meuwissen Meuwissen, Piet
Piet Meuwissen (1909-1968) hervormde in 1932-34 als preses het Leuvense KVHV, steunde het AKVS bij de bouw van het Studentenhuis in Nijlen en streefde naar een verzoening tussen de Vlaams... Lees meer
– werd door Jeugdfront verruild voor een constructieve Vlaamsgezinde opstelling. Die kentering was mede mogelijk gemaakt door de onafhankelijkheidspolitiek en de krachtige steun daarvoor van Leopold III van Saksen-Coburg, Leopold III
Leopold III (1901-1983) werd aan de vooravond van en tijdens de Tweede Wereldoorlog het boegbeeld van een autoritaire stroming in de Belgische politiek. Zijn controversiële houding en mee... Lees meer
. Deze jongere generatie zou versterkt uit de Tweede Wereldoorlog Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog werd in Vlaanderen getekend door de onvoorwaardelijke collaboratie van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). De samenwerking met de bezetter en de bestraffing erva... Lees meer
komen.

Bezetting

Het Blok der Katholieken van België, dat nauwelijks uit de steigers was gekomen, werd door de Duitse bezetter het zwijgen opgelegd. De ruggengraat van de katholieke partij bleef evenwel intact door de continuïteit van de standsorganisaties en de Katholieke Actie.

In de zomer van 1940, toen velen overtuigd waren dat de oorlog voorbij was, voelden nochtans ook verschillende prominente katholieken de drang om iets te ondernemen, al was het maar uit reactie op initiatieven van de politieke tegenstanders, zoals het beruchte manifest van de leider van de Belgische Werkliedenpartij (BWP) Hendrik de Man De Man, Hendrik
Lees meer
. Ook in katholieke milieus werden plannen gesmeed om het economische, sociale en politieke leven te hervatte in het kader van een ‘Nieuwe Orde’. Er was zelfs een doodgeboren poging om een Vlaamse concentratie tot stand te brengen. Een ontmoeting tussen een afvaardiging van de Katholieke Vlaamsche Volkspartij en personaliteiten van het VNV in juli 1940, bleef zonder gevolgen. De Eenheidsbeweging-VNV zou het zonder de katholieken moeten doen.

Collaboratie Collaboratie
Collaboratie verwijst naar de samenwerking met de bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog, in casu van het Vlaams-nationalisme en een deel van de Vlaamse beweging. Lees meer
' dekt diverse vormen van landverraad in oorlogstijd, maar was een rekbaar begrip op een ogenblik dat velen van oordeel waren dat de oorlog was afgelopen en dat de krijgsgevangen koning in Laken zelf aanwijzingen gaf om een zekere activiteit te hervatten. In 1940-1941 was een belangrijk deel van het Belgische establishment bereid toegevingen te doen aan de bezetter. Het is echter duidelijk dat de openlijke wijze waarop het VNV voor collaboratie koos de katholieken afschrikte. Samenwerking met het VNV werd ten strengste afgeraden door kardinaal Van Roey. De aartsbisschop was wel voorstander van een aanwezigheidspolitiek, die als een politiek van het ‘minste kwaad’ werd beschouwd. De katholieken mochten zich niet compromitteren, maar zich evenmin laten wegdrukken. Zo werkten Paul-Willem (P.W.) Segers Segers, Paul-Willem
Paul-Willem Segers (1900-1983) was secretaris van het ACW en achtereenvolgens KVV- en CVP-politicus, die na de Tweede Wereldoorlog verschillende ministerposities bekleedde. Hij was betrok... Lees meer
en August Cool Cool, August
August Cool (1903-1983) was een syndicalist. Van 1946 tot 1964 was hij voorzitter van het Algemeen Christelijk Vakverbond. Lees meer
, de leiders van de christelijke arbeidersbeweging, mee aan de stichting van een eenheidsvakbeweging (de Unie van Hand- en Geestesarbeiders Unie van Hand- en Geestesarbeiders
Tijdens de Duitse bezetting in 1940-1945 probeerden Belgische vakbonden, zoals het Christelijk Vakverbond (ACV) en het Belgisch Vakverbond (BVV), hun positie te behouden. Onder druk van D... Lees meer
-UHGA) en streefden katholieke ondernemers, zoals Léon Bekaert Bekaert, Léon
Lees meer
, naar een plaats in de nieuwe economische ordening. Al deze figuren bleven loyaal aan België België
Geen Vlaamse beweging zonder België. Het is ook onmogelijk om België te begrijpen zonder de geschiedenis van de Vlaamse beweging erbij te betrekken. Tussen het ontstaan van een culturele ... Lees meer
en aan Leopold III, maar legden in de gegeven omstandigheden wel een sterke nadruk op de ontplooiingskansen van de ‘Vlaamse volksgemeenschap’.

Opvallender dan deze aanwezigheidspolitiek in de coulissen, was het publieke optreden van talrijke katholieke mandatarissen en ambtenaren, die na mei 1940 op post waren gebleven. Het betrof hoge functionarissen, zoals enkele secretarissen-generaal, maar vooral burgemeesters en schepenen. De lokale mandatarissen die zich ondanks de zuivering van de gemeentelijke besturen konden handhaven of aanbleven na de vorming van de agglomeraties van Brussel, Gent, Antwerpen en Brugge, hadden het uiteraard steeds moeilijker om zich niet met de bezetter te compromitteren of de publieke opinie van het tegendeel te overtuigen. Voor sommigen betekende dat na de oorlog het einde van hun politieke loopbaan. Leo Delwaide, oorlogsburgemeester van Groot-Antwerpen, verdween na de bevrijding gedurende enkele jaren van het politieke toneel, maar kwam uiteindelijk terug. P.W. Segers, schepen van Groot-Antwerpen, kon zich niet zonder moeite handhaven na de bevrijding. Uitzonderlijk was het geval van Leo Vindevogel Vindevogel, Leo
Leo Vindevogel (1888-1945) was een Vlaamsgezinde katholieke politicus, die tijdens de bezetting oorlogsburgemeester van Ronse was en daarvoor na de oorlog ter dood veroordeeld werd. Zijn... Lees meer
, die voor de oorlog een opgemerkte rol had gespeeld aan de zijde van Gustaaf Sap. Als oorlogsburgemeester van Ronse stak hij zijn sympathie voor Duitsland niet onder stoelen of banken. Hij zou wegens hulp aan de vijand en verklikking in 1945 worden terechtgesteld. Was er hier en daar ongetwijfeld een geval van collaboratie, dan bevonden de meesten van de mandatarissen zich toch in de grijze zone van de accommodatie (zie Oorlogsburgemeesters Oorlogsburgemeesters
De term ‘oorlogsburgemeesters’ verwijst naar de collaborerende burgemeesters die tijdens de Tweede Wereldoorlog werden benoemd en de hoeksteen vormden van de machtsgreep van het Vlaamsch ... Lees meer
). Dat zou de opstelling van de Christelijke Volkspartij (CVP) over de repressie Repressie
Lees meer
en de Koningskwestie Koningskwestie
Constitutioneel, politiek en maatschappelijk vraagstuk rond de persoon en de houding van koning Leopold III tijdens de Tweede Wereldoorlog. Lees meer
beïnvloeden.


Antwerps oorlogsburgemeester Leo Delwaide onderhoudt goede contacten met de bezetter en laat zijn diensten meewerken aan de Jodenvervolging. Hier overhandigt hij SS-generaal Eggert Reeder een kunstmap tijdens de Rubensherdenking in november 1940. (CegeSoma, 11_10 HR Soma)
Antwerps oorlogsburgemeester Leo Delwaide onderhoudt goede contacten met de bezetter en laat zijn diensten meewerken aan de Jodenvervolging. Hier overhandigt hij SS-generaal Eggert Reeder een kunstmap tijdens de Rubensherdenking in november 1940. (CegeSoma, 11_10 HR Soma)

Naarmate de bezetting vorderde en de krijgskansen keerden, nam ook het aantal besloten vergaderingen toe waarin de toekomst van de katholieke partij werd voorbereid. Een hernieuwd Belgisch patriottisme en de vrees voor het communisme beheersten die gesprekken. Een heel eigen plaats bekleedde de beweging van Tony Herbert Herbert, Tony
Tony Herbert (1902-1959) was een aanvankelijk radicaal Vlaams-nationalistische en vanaf medio jaren 1930 Belgischgezinde ingenieur en textielindustrieel met autoritaire opvattingen. Hij ... Lees meer
. De Kortrijkse industrieel Herbert, een van de stichters van het VNV die al aan het einde van de jaren 1930 het Vlaams-nationalisme vaarwel had gezegd, kwam vrij snel na het begin van de bezetting tot de overtuiging dat Duitsland de oorlog zou verliezen. Hij ijverde ervoor om tegenover de collaboratie van het Vlaams-nationalisme een nieuwe synthese tussen Vlaanderen en België tot stand te brengen. Daarbij hield hij evenwel vast aan een autoritair en corporatief maatschappijmodel. Zijn invloed was groot, onder andere op jongeren uit het Jeugdfront, en hij slaagde erin een netwerk van contacten over heel Vlaanderen en zelfs in Wallonië uit te bouwen. Hij en zijn beweging zouden een belangrijke stempel drukken op de CVP in wording. Dat nieuwe patriottisme kon evenwel niet beletten dat zich aan Waalse katholieke zijde uit reactie tegen de Duitse Flamenpolitik Flamenpolitik
Met het begrip ‘Flamenpolitik’ wordt verwezen naar de politiek die de Duitse bezetter voerde ten aanzien van de Vlaamse beweging tijdens de Eerste en de Tweede Wereldoorlog. Sommige aute... Lees meer
en de assertieve houding van de Vlamingen in het begin van de bezetting een houding van revanche ontwikkelde, die onder andere zou leiden tot de kortstondige — want weinig succesvolle — Union démocratique belge.

Van de Tweede Wereldoorlog tot aan het Schoolpact

De Christelijke Volkspartij (CVP), die in 1945 werd opgericht als erfgenaam van de vooroorlogse katholieke partij, was schatplichtig aan de jaren 1930. De hervormingsbeweging die toen schuchter was ingezet, werd nu consequent voortgezet. De CVP erkende geen georganiseerde standen meer in haar schoot, wees het confessionele etiket af en steunde op een uitgewerkt politiek programma met het personalisme als uitgangspunt. Op één punt stond ze nochtans haaks op de katholieke partij in de jaren voor 1940. In tegenstelling tot het Blok der Katholieken van België, dat de Vlaams-Waalse dualiteit had erkend, was de CVP nationaal en werd ze geleid door unitaire bestuursorganen (daarom zullen wij ter aanduiding van die partij tot aan de splitsing van 1968 enkel gebruik maken van de afkorting CVP). In plaats van de tweehoofdige leiding kwam één nationale voorzitter, August de Schryver De Schryver, August
Lees meer
. In het nationaal comité, dat de spil van de partij was, waren Vlamingen en Walen nochtans wel paritair vertegenwoordigd. De Vlamingen verloren hier het voordeel van hun meerderheidspositie in de unitaire partij. De Vlaamse en Waalse ‘vleugels’ van het nationaal comité – elk met een eigen voorzitter – stelden bovendien weinig voor: ze konden apart vergaderen, maar hadden een louter organisatorische taak. Ook de parlementsfracties waren voortaan unitair. Niet alleen de standsgroepen verdwenen, ook de Katholieke Vlaamse Groepen van Kamer en Senaat werden opgeheven. De Vlaamse katholieken verloren daardoor een uitdrukkingsmiddel dat gedurende het interbellum een belangrijk instrument van de Vlaamse taalstrijd was geweest, maar ze vormden wel de meerderheid in de fracties van Kamer en Senaat. De Katholieke Vlaamse Landsbond vond geen tweede adem meer. In tegenstelling tot de periode voor 1940, kreeg de partij een sterker Vlaamsgezind profiel dankzij figuren als De Schryver en Eyskens die beslissende posities innamen en dankzij de steun van het Vlaamse ACW onder leiding van P.W. Segers.


August Edmond de Schryver aan het woord tijdens een CVP-verkiezingsmeeting, Oostende, 8 februari 1946. (KADOC, kfa002384)
August Edmond de Schryver aan het woord tijdens een CVP-verkiezingsmeeting, Oostende, 8 februari 1946. (KADOC, kfa002384)

Was er voor 1940 in veel opzichten slechts een vaag onderscheid tussen katholieke ‘partij’ en katholieke ‘wereld’, en beschikte de partij over een al even vaag politiek programma en een gecontesteerd leiderschap, dan ontstond na de bevrijding met de CVP voor het eerst een zelfstandig georganiseerde partijstructuur, waarin van hoog tot laag een vorm van discipline werd geëist. Besluitvorming en standpuntbepaling werden nu gekanaliseerd door nationale congressen en bestuursorganen. Ook de zelfstandigheid van de parlementsfracties werd beperkt en de lokale autonomie verdween. Het was een tendens die ook in de socialistische partij zichtbaar was en in de jaren 1960 zou uitmonden in de zogenaamde particratie, een politiek systeem waarin de partijen de grondwettelijke instellingen overvleugelen.

In het Kerstprogramma van de CVP van 1945 stond het Belgische vaderland opnieuw centraal. Dat paste in de nationale heropbouw en de algemene sfeer van patriottisme na de bevrijding. Het federalisme werd principieel veroordeeld. Daartegenover werd gepleit voor cultureel, sociaaleconomisch en politiek regionalisme. Op politiek vlak stelde het Kerstprogramma een tweevoudige oplossing voor. Het vroeg op het nationale plan de gelijkwaardige behandeling van Vlamingen en Walen in de centrale besturen en ‘de aanpassing van het taalregime te Brussel aan de rol, die de hoofdstad daadwerkelijk moet vervullen tegenover de twee landstreken’. Verder pleitte het voor deconcentratie (uitbreiding van de beslissingsmacht van de provinciale, gewestelijke en plaatselijke agenten van de centrale overheid) en decentralisatie (uitbreiding der bevoegdheden van de ondergeschikte besturen). Deconcentratie en decentralisatie, die gedurende ruim twee decennia de sleutelwoorden van het CVP-programma zouden blijven, werden gekoppeld aan een herwaardering van de provincies. Het is in de optiek van nationale verzoening dat de Luikse CVP-volksvertegenwoordiger Pierre Harmel Harmel, Pierre
De Franstalige christendemocraat Pierre Harmel (1911-2009) was nauwelijks acht maanden premier van België, maar meermaals minister. Hij werd ook voorzitter van de Senaat. Het Centrum van ... Lees meer
in 1946 zijn wetsvoorstel zou indienen tot oprichting van een centrum voor de studie van het Vlaams-Waalse vraagstuk. Het was een reactie op de ‘nieuwe incivieken’ van het Waals congres, die in oktober 1945 hun sympathie voor aanhechting bij Frankrijk hadden gedemonstreerd. Het Centrum-Harmel Centrum Harmel
Het Centrum Harmel is de benaming van een politiek studiecentrum dat drie jaar na de Tweede Wereldoorlog werd opgericht om een regeling uit te dokteren voor de wrijvingen tussen de taalg... Lees meer
ging in 1950 van start.

Het eenheidskarakter van de CVP werd zowel op het sociale vlak als in nationaal opzicht in de hand gewerkt door de vrees voor het communisme en de polarisatie rond de terugkeer van koning Leopold III. Het stichtingscongres van de CVP vond plaats in augustus 1945 ten tijde van de zogenaamde volksfrontregering, toen de katholieken voor de eerste maal sinds 1884 in de oppositie zaten. Als gevolg van deze polarisatie behaalde de CVP bij de parlementsverkiezingen van februari 1946 een zeer hoge score: 42,5% van de stemmen en 92 van de 202 zetels in de Kamer. In de Senaat bleef ze slechts één zetel van de volstrekte meerderheid verwijderd. De CVP-score was uiteraard ook te danken aan de herschikking van het partijpolitieke landschap en meer bepaald aan het verdwijnen van Rex en het VNV. In Vlaanderen haalde de partij een ruime volstrekte meerderheid.


Na de Tweede Wereldoorlog stonden de katholieke zuil en partij open voor de integratie van gewezen collaborateurs, die in belangrijke mate gelovigen waren. Deze strategie bood uitzicht op het behalen van de absolute meerderheid in het parlement. Haar politieke vertegenwoordigers pleitten daarom krachtig voor verzachting van de bestraffing door het gerecht. De liberale partij stelde zich op als kampioen van het Belgische nationalisme en klaagde deze situatie tijdens de verkiezingen van 1946 fel aan. (Collect
Na de Tweede Wereldoorlog stonden de katholieke zuil en partij open voor de integratie van gewezen collaborateurs, die in belangrijke mate gelovigen waren. Deze strategie bood uitzicht op het behalen van de absolute meerderheid in het parlement. Haar politieke vertegenwoordigers pleitten daarom krachtig voor verzachting van de bestraffing door het gerecht. De liberale partij stelde zich op als kampioen van het Belgische nationalisme en klaagde deze situatie tijdens de verkiezingen van 1946 fel aan. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhps5024))

De meeste Vlaamsgezinden rekenden nu op de CVP voor de behartiging van de Vlaamse belangen, ook die van de gestrafte collaborateurs. En inderdaad zorgde de CVP-overwinning voor een grotere zelfzekerheid aan Vlaamsgezinde zijde, zoals bleek uit de reactie op de dynamitering van de IJzertoren IJzertoren
De IJzertoren is een Vlaamsgezind monument in Diksmuide, dat in 1928-1930 werd opgericht als eerbetoon aan de Vlaamse soldaten die sneuvelden aan het IJzerfront tijdens de Eerste Wereldoo... Lees meer
in maart 1946. Dat was nog meer het geval toen de CVP in maart 1947 toetrad tot een regering met de socialisten. De omslag van de internationale conjunctuur door de Koude Oorlog en het vertrek van de communisten uit de regering schiepen vanaf dat ogenblik een klimaat dat gunstiger was voor traditionele nationale waarden. Desondanks – of misschien precies daardoor – manifesteerde zich in de Vlaamse beweging vrij snel opnieuw de tweespalt tussen een gematigde en radicale strekking. Vlaams-nationalisten, in het bijzonder zij die door de repressie waren getroffen, begonnen zich te roeren en vonden de CVP te mak. Een belangrijk moment in dit proces was het herverschijnen van het dagblad De Standaard van de familie Sap. In de krant werd niet alleen de repressie aangeklaagd, maar ook de collaboratie vergoelijkt. In dit kader moet de verruimingspolitiek van 1949 begrepen worden. Om te verhinderen dat een nieuwe Vlaams-nationalistische formatie de meerderheidsstrategie van de CVP in de Koningskwestie zou doorkruisen, streefde P.W. Segers, voorzitter van de Vlaamse vleugel, naar een politieke verruiming. Hij werd daarin gesteund door vooraanstaande nationalisten en door De Standaard, die in de CVP de enige waarborg zagen voor het herstel van de Vlaamse beweging. De CVP was het ‘schild en zwaard van Vlaanderen’, naar een uitdrukking van gewezen VNV-senator Bert d’Haese D'Haese, Bert
Bert D’Haese (1889-1982) was tijdens de Eerste Wereldoorlog betrokken bij het activisme en engageerde zich tijdens het interbellum in het Vlaams-nationalisme. Na de Tweede Wereldoorlog wa... Lees meer
. Drie gewezen topambtenaren uit de bezettingstijd werden, niet zonder tegenstand, in de Senaatsfractie opgenomen: Victor Leemans Leemans, Victor
Victor Leemans (1901-1971) was een politiek en sociaaleconomisch theoreticus, die het gedachtegoed van de revolutie van rechts introduceerde in de Vlaamse beweging. Tijdens de Tweede Were... Lees meer
, Emiel de Winter en Jos Custers Custers, Jos
Lees meer
. De laatste was ook secretaris geweest van het vooroorlogse Katholiek Vlaams Oud-Hoogstudentenverbond Katholiek Vlaams Oud-Hoogstudentenverbond
Lees meer
, dat het federalisme als streefdoel had gesteld. De verruiming leidde niet tot een Vlaamse radicalisering van de CVP, maar stichtte wel verwarring in Vlaams-nationalistische milieus, die pas in 1954 met de Volksunie Volksunie
Tussen 1954 en 2001 bepaalde de Volksunie (VU) als Vlaams-nationalistische partij mee de politieke evolutie in België, van unitaire staat tot federaal koninkrijk. Ze groeide uit tot de tw... Lees meer
(VU) een afgevaardigde naar het parlement zouden sturen.

In juni 1950 veroverde de CVP de volstrekte meerderheid en kwam ze alleen aan de macht. Ze bracht Leopold III terug op de troon, maar moest tenslotte zwichten voor een linkse en vooral Waalse revolte. De ontknoping van de Koningskwestie leidde tot een sterke profilering zowel van de Vlaamse als van de Waalse beweging Waalse beweging
De Waalse beweging ontstond op het einde van de 19e eeuw en heeft zijn wortels in een culturele, politieke en taalkundige dimensie. Ze was verdeeld in verschillende stromingen, waarvan de... Lees meer
en bracht het federalisme weer op de voorgrond. De constructieve Belgische opstelling van vele Vlaamsgezinden na de bevrijding kreeg een geweldige opdoffer. In de CVP zelf lokte de Koningskwestie een streven naar meer Vlaamse autonomie uit. Op het congres van maart 1951 werd de bevoegdheid van de vleugels in het nationaal comité uitgebreid tot het ‘onderzoek van politieke vraagstukken in het licht van de toestanden die eigen zijn aan hun gebieden, dit met het doel verslag uit te brengen bij het nationaal comité’. In feite veranderde er niets. De vleugels maakten tot 1961 geen gebruik van deze politieke bevoegdheid.


Voorstanders van Leopold III manifesteren voor de terugkeer van de koning, 1950. (Archief Koninklijk Paleis)
Voorstanders van Leopold III manifesteren voor de terugkeer van de koning, 1950. (Archief Koninklijk Paleis)

De CVP kon de Vlaamse verbittering na de afloop van de Koningskwestie min of meer kanaliseren door meer Vlaamse ministers aan te stellen, door enkele belangrijke taalgrieven op te lossen en door een verzachting van de gevolgen van de repressie te verkrijgen. Maar haar meerderheid was precair. In mei 1952 diende minister van Binnenlandse Zaken Ludovic Moyersoen Moyersoen, Ludovic
Ludovic Moyersoen (1904-1992) was een Vlaamsgezinde en Belgisch-loyale CVP-politicus, die onder andere Kamerlid was en verschillende ministerposten bekleedde. Lees meer
in de Senaat een wetsontwerp in dat de herziening beoogde van de bestuurstaalwet van 1932. Hij bracht daarmee een alternatief voor de publicatie van de talentelling van 1947, waarvan de resultaten wegens hun controversiële karakter nog geen officiële bevestiging hadden gekregen. Het ontwerp bakende de taalgrens af en regelde het taalstatuut van de Brusselse Brussel
In de geschiedenis van de Vlaamse beweging speelde Brussel een unieke rol vanwege haar hoofdstedelijke functies, economische aantrekkingskracht en als symbool van verfransing, die zich v... Lees meer
agglomeratie, die voortaan negentien in plaats van zestien gemeenten zou omvatten. Hier voerde het een volledige administratieve tweetaligheid Tweetaligheid
Lees meer
in ter vervanging van het stelsel van 1932. Het regeringsontwerp kon niet op de onverdeelde steun van de CVP rekenen. De beperkte faciliteiten Faciliteiten
Al sinds de eerste taalwet (1873) voorzag de wetgever in faciliteiten. Deze tegemoetkomingen gaven aanleiding tot tegengestelde interpretaties door Nederlandstaligen en Franstaligen, zo ... Lees meer
regeling voor de Franstaligen in de randgemeenten lokte minder protest uit bij de Vlamingen dan de veralgemening van de tweetaligheid in de Brusselse agglomeratie bij de Franstaligen. Bij de stemming in de Senaat op 16 juli 1953 stemden alle Vlaamse CVP-leden voor, maar een meerderheid van de Waalse CVP-leden stemde tegen. Het ontwerp raakte niet in de Kamer.

Omstreeks die tijd bracht ook het debat over de grondwetsherziening, dat door de regering in juni 1953 werd ingeleid naar aanleiding van de plannen voor Europese integratie, de Vlaams-Waalse betrekkingen op de voorgrond. De CVP wees in het parlement en op haar congres van november 1953 het federalisme, dat door sommige Waalse socialisten was voorgesteld, radicaal van de hand en gaf aan gehecht te zijn aan de unitaire structuur van het land. Maar om de eenheid te versterken wenste de partij wel een herziening van het statuut van Brussel en maatregelen in de richting van deconcentratie en decentralisatie. In dat laatste perspectief pleitte ze ook voor culturele autonomie, die via een gewoon wetgevend initiatief kon worden gerealiseerd. Een wetsvoorstel in die zin werd in mei 1954 door de jonge volksvertegenwoordiger Renaat van Elslande Van Elslande, Renaat
Renaat van Elslande (1916-2000) was een redacteur en katholiek politicus. Hij zetelde 32 jaar in de Kamer en vervulde meerdere ministerfuncties. Lees meer
ingediend.

Na de parlementsverkiezingen van april 1954 werd een linkse regering van socialisten en liberalen gevormd en kwam de CVP gedurende vier jaar in de oppositie terecht. Hoewel deze periode gedomineerd werd door de schoolstrijd, groeide in CVP-rangen de aandacht voor de Vlaamse problematiek. De verklaring daarvoor lag in de eerste plaats in het ontbreken van een Vlaamsgezinde reflex bij de regering- Van Acker Van Acker, Achille
Achille van Acker (1898-1975) was een socialistische politicus uit Brugge, die in het begin van zijn carrière een tijdlang lid was van de Frontbeweging. Na de Tweede Wereldoorlog bekleedd... Lees meer
. Een van de eerste handelingen van de regering was namelijk de officiële publicatie, op 10 juni 1954, van de resultaten van de talentelling van 1947. Daardoor werden aan de agglomeratie Brussel drie nieuwe gemeenten toegevoegd – zonder de waarborgen van tweetaligheid uit het wetsontwerp-Moyersoen – en werd een beperkt tweetalig regime, voorzien in de wet van 1932, ingevoerd in vier randgemeenten. De groeiende Vlaamse gevoeligheid had verder te maken met het eerste — weliswaar geringe — succes van de Volksunie, die sinds 1954 één Kamerlid telde. Bij de CVP-leiding leefde namelijk de vrees voor de heropstanding van een Vlaams-nationalistische zweeppartij.

De levensbeschouwelijke links-rechts polarisatie rond Leopold III en de schoolkwestie bleken een obstakel voor de zogenaamde deconfessionalisering die de CVP in 1945 had aangekondigd. De partij bleef het sluitstuk van een breed katholiek netwerk en de jaren 1950 kenmerkten zich zelfs als een hoogtepunt van verzuiling, een begrip dat trouwens in die jaren in gebruik kwam. De scherpe tegenstelling tussen katholieken en niet-katholieken verklaart waarom de Brugse bisschop Emiel Jozef Desmedt De Smedt, Emiel Jozef
Emiel Jozef de Smedt (1909-1995) was een bisschop van Brugge die de Vlaamse zaak genegen was. Hij speelde een belangrijke rol bij de splitsing van de Leuvense universiteit. Lees meer
bij de parlementsverkiezingen van juni 1958 het stemmen voor de linkse ‘antigodsdienstige’ partijen én voor de Volksunie als ‘zwaar zondig’ bestempelde en de keuze voor de CVP een ‘gewetensplicht’ noemde. Dat was de laatste publieke bisschoppelijke interventie bij verkiezingen, want na het Schoolpact van november 1958 raakte de Belgische samenleving in een versneld tempo geseculariseerd.

De scheiding der wegen

De periode 1958-1972 vormt een dynamische eenheid, waarin als gevolg van de confessionele pacificatie en de druk van de nieuwe regionale partijen aan weerszijden van taalgrens de unitaire Christelijke Volkspartij (CVP) in tweeën scheurde. In vier opeenvolgende parlementsverkiezingen verloor de CVP bijna een miljoen kiezers en zakte de partij van 46% van de stemmen in 1958 naar 30% in 1971. De CVP-fractie in de Kamer werd gereduceerd van 104 leden in 1958 tot 67 in 1971, op een totaal van 212. Op het einde van die periode was het aantal Kamerleden van de Volksunie (VU) opgelopen tot 21 en telde het kartel Front démocratique des Francophones Démocrate féderaliste indépendant
Lees meer
(FDF)- Rassemblement Wallon Rassemblement Wallon
Lees meer
(RW) niet minder dan 24 zetels.

In de jaren 1958-1961 kwam het probleem van de Vlaams-Waalse betrekkingen in een stroomversnelling. Een belangrijke verklaring daarvoor was de nieuwe politieke constellatie na de afsluiting van het Schoolpact, waarmee een lange strijd over het onderwijs tussen katholieken en niet-katholieken werd beëindigd. Dat maakte een einde aan het levensbeschouwelijke dwangbuis waarin de traditionele partijen sinds decennia gevangen zaten. Twee elementen wakkerden de Vlaams-Waalse tegenstelling aan. Enerzijds zorgden de kolencrisis en de verdere aftakeling van de Waalse economie aan Waalse zijde voor groeiende onrust die zou uitmonden in de grote staking van de winter 1960-1961 en de stichting van de Mouvement populaire wallon. Anderzijds mobiliseerde het naderen van een nieuwe talentelling de Vlaamse beweging voor de vastlegging van de taalgrens.

De talentelling zorgde bij de CVP voor een groeiende nervositeit. Het Vlaams Aktiekomitee voor Brussel en Taalgrens Vlaams Aktiekomitee Brussel en Taalgrens
Lees meer
(VABT) speelde daarbij een cruciale rol. Bestaande uit bijna alle Vlaamse cultuur- en strijdverenigingen oefende het door zijn overwegend katholieke samenstelling vooral druk uit op de Vlaamse vleugel van de CVP. De VU, die bij de parlementsverkiezingen van juni 1958 haar enige Kamerzetel had behouden, was als partij geen lid van het VABT, maar er bestond wel een sterke individuele vervlechting tussen beide organisaties via andere samenstellende groeperingen. Dat zorgde voor bijkomende druk op de CVP, die via het VABT in feite geconfronteerd werd met een politieke tegenstrever.


Manifestanten tijdens de Tweede Mars op Brussel, 14 oktober 1962. (KADOC, kfb002364)
Manifestanten tijdens de Tweede Mars op Brussel, 14 oktober 1962. (KADOC, kfb002364)

De CVP-besluitvorming over deze kwestie liep niet van een leien dakje. Na lange besprekingen in een commissie kwam ten slotte het zogenaamde taalcompromis van de CVP tot stand. In dat beruchte vergelijk, waarmee de partij ‘een einde wilde stellen aan de laatste taalgeschillen’, werden maatregelen voorgesteld over de centrale besturen, de taalgrens, de Brusselse agglomeratie en de randgemeenten Vlaamse Rand
De Vlaamse Rand omvat de negentien gemeenten grenzend aan Brussel of aan een faciliteitengemeente. De relatie tot Brussel leidt er tot specifieke uitdagingen. Lees meer
. Het werd na vinnige debatten met 283 voor, 82 tegen bij 35 onthoudingen goedgekeurd op het congres van Charleroi van maart 1960. In de centrale besturen zou een tweetalig kader naast twee eentalige kaders opgericht worden. De talentelling zou afgeschaft worden en de taalgrens vastgelegd volgens de besluiten van het Centrum-Harmel. Met betrekking tot de negentien gemeenten van de Brusselse agglomeratie werd de tweetaligheid gevraagd van de administratie, zowel naar binnen als naar buiten. In acht Vlaamse randgemeenten en in enkele Waalse randgemeenten zouden faciliteiten voor de anderstaligen ingevoerd worden. Die bestuurlijke faciliteiten werden nu echter ruimer opgevat dan in het wetsontwerp-Moyersoen en waren dezelfde als voorzien in de taalgrensgemeenten (dat was in feite het gevolg van de publicatie van de talentelling door de regering-Van Acker in 1954; sindsdien was in vier randgemeenten namelijk het beperkt tweetalig stelsel, voorzien in de wet van 1932, van kracht). Ze werden bovendien aangevuld met faciliteiten op onderwijsvlak, namelijk de mogelijkheid van anderstalige lagere scholen.

De oprichting door de Vlaamse CVP-fracties van Kamer en Senaat van een contactcommissie, de zogenaamde Groep der Acht Groep van Acht
De Groep van Acht bestond uit vier CVP-Kamerleden en vier CVP-Senatoren. Ze werd in 1960 opgericht om de Vlaamse actie beter te concerteren, zowel binnen de Vlaamse vleugel van de CVP, al... Lees meer
, wees op groeiende spanningen tussen de Waalse en de Vlaamse vleugel en op de vrees van de Vlaamse vleugel voor de druk die uitging van het VABT. Einde 1960 aanvaardde premier Gaston Eyskens de Vlaamsgezinde eis om de talentelling uit te stellen, om zo de steun van de Vlaamse christelijke arbeidersbeweging te winnen voor zijn herschikte regering en haar soberheidsprogramma na de Congo-crisis. De communautaire verhoudingen werden dan weer aangevuurd door de daaropvolgende staking tegen de eenheidswet.

De parlementsverkiezingen van maart 1961 — met winst voor de Volksunie, de coalitiewissel van de CVP die met de Belgische Socialistische Partij (BSP) een zogenaamd travaillistisch kabinet vormde, en de groeiende openheid op levensbeschouwelijk vlak — schiepen gunstige voorwaarden voor een verdere escalatie van de taalkwestie. De regering- Lefèvre Lefèvre, Theo
Theo Lefèvre (1914-1973) was een advocaat en politicus voor de Christelijke Volkspartij. Hij zetelde in de Kamer en was minister en premier in een periode van belangrijke wetgevende initi... Lees meer
- Spaak Spaak, Paul-Henri
Paul-Henri Spaak (1899-1972) was een Franstalige socialistische politicus die een rol speelde in talrijke communautaire kwesties. Lees meer
beloofde direct werk te maken van de taalproblemen. Onder druk van de Vlaamse vleugel van de CVP werd het ministerie van Cultuur, dat pas in 1958 was gecreëerd, taalkundig gesplitst, waarmee een bescheiden begin werd gemaakt van culturele autonomie.

De Vlaamse vleugel van het nationaal comité opteerde in de tweede helft van 1961 voor een grotere autonomie bij de behandeling van Vlaams-Waalse problemen en steunde daarvoor op het bewuste artikel van de statuten dat in 1951 was ingelast, maar nooit toegepast. Het was de start van een feitelijke verwijdering van de twee taalvleugels van de CVP. De Vlaamse vleugel van de CVP probeerde zich daarmee zo goed mogelijk te wapenen voor de komende confrontatie in regering en parlement en tegelijk de druk van de buitenparlementaire Vlaamse beweging op te vangen. Die slaagde er in 1961-1962 in de massa te mobiliseren voor twee indrukwekkende Marsen op Brussel Marsen op Brussel
De Mars(en) op Brussel waren twee flamingantische massabetogingen die in Brussel op 22 oktober 1961 en 14 oktober 1962 werden georganiseerd. Lees meer
. De verhouding tussen de CVP en de Vlaamse beweging werd echter alsmaar problematischer, omdat het VABT steeds meer de spreekbuis werd van de radicalen en dus in feite van de Volksunie. De Vlaamse CVP en ook de Vlaamse katholieke sociale organisaties namen massaal deel aan de eerste Vlaamse mars op Brussel van 22 oktober 1961. Maar de afwijzing van de faciliteiten Faciliteiten
Al sinds de eerste taalwet (1873) voorzag de wetgever in faciliteiten. Deze tegemoetkomingen gaven aanleiding tot tegengestelde interpretaties door Nederlandstaligen en Franstaligen, zo ... Lees meer
tijdens de betoging zorgde voor wrevel bij de CVP, die zich gebonden achtte door haar congresbesluiten. Op het CVP-congres van 1-3 december 1961 in Oostende werden de administratieve faciliteiten in de randgemeenten vooral door de inspanningen van de contactcommissie herleid tot loketfaciliteiten. De onderwijsfaciliteiten bleven behouden, ondanks fel Vlaamsgezind verzet. De relatie met de buitenparlementaire Vlaamse beweging bekoelde verder. Als reactie op de groeiende kritiek nam de CVP ten slotte afstand van de tweede Vlaamse mars op Brussel, die doorging op 14 oktober 1962.

In de parlementaire debatten over de taalontwerpen van minister van Binnenlandse Zaken Arthur Gilson Gilson, Arthur
De Franstalige christendemocratische advocaat Arthur Gilson (1915-2004) was als minister van Binnenlandse Zaken in 1962 verantwoordelijk voor het officieel vastleggen van de taalgrens en ... Lees meer
stelde de Vlaamse CVP zich krachtig op. Het eerste ontwerp regelde de afbakening van de taalgrens (met de overheveling van Komen-Moeskroen Komen-Moeskroen
Beide gemeenten, Komen en Moeskroen, zijn nu gelegen in de provincie Henegouwen, maar behoorden tot 1963 tot de provincie West-Vlaanderen. De overheveling hebben ze te danken aan de resul... Lees meer
naar Wallonië en van de Voerstreek Voeren
Lees meer
naar Vlaanderen) en liep uit in de wet van 8 november 1962. Dat lokte alles bij elkaar weinig tegenstand uit. Dat was echter niet het geval met het tweede ontwerp, waarin het onder meer ging om de afbakening en het taalstatuut van Brussel. Vooral de randgemeenten zorgden hier voor een moeilijk te doorbreken impasse. Toen de kabinetsraad op 6 juni 1963 een compromisvoorstel uitwerkte, dat onder andere voorzag in de aanhechting van zes Vlaamse randgemeenten bij het tweetalige arrondissement Brussel, stelden de Vlaamse CVP-parlementsfracties, geleid door het contactcomité, hun veto. Na een fausse sortie van het kabinet en een kort conclaaf op Hertoginnedal Hertoginnedal-besprekingen
Lees meer
bereikte de regeringstop op 5 juli 1963 een nieuw compromis. De zes Vlaamse randgemeenten werden ondergebracht in een afzonderlijk administratief arrondissement en kregen een apart faciliteitenregime, dat overigens een beperking inhield van de tweetaligheid die in vier van die bewuste gemeenten op grond van de taalwetgeving van 1932 en de talentelling van 1947 al bestond. Dit compromis werd op 12 juli 1963 door de Kamer goedgekeurd. Jos de Saeger De Saeger, Jos
Jos de Saeger (1911-1998) voerde als CVP-politicus in Mechelen en als minister van Openbare Werken een beleid van economische expansie en ijverde als partijleider voor een verregaande fed... Lees meer
wees de verworvenheden aan Vlaamse zijde aan als reden voor de aanvaarding van het akkoord. Daarmee bedoelde hij onder andere de vernederlandsing van het bedrijfsleven Bedrijfsleven
Onder impuls van intellectuelen, ondernemers en gesalarieerde kaders verkreeg de Vlaamse beweging een economische oriëntatie. De uitbouw van een Vlaams bedrijfsleven behelsde een politiek... Lees meer
en de versterkte tweetaligheid van de Brusselse agglomeratie.


<p>Het tijdschrift <em>Pourquoi Pas?</em> neemt Premier Theo Lefèvre en Minister van Binnenlandse zaken Gilson op de korrel die met de invoering van de taalgrens de splitsing van België in de hand werkt, 1962. (ADVN, VY1961)</p>

Het tijdschrift Pourquoi Pas? neemt Premier Theo Lefèvre en Minister van Binnenlandse zaken Gilson op de korrel die met de invoering van de taalgrens de splitsing van België in de hand werkt, 1962. (ADVN, VY1961)

De nieuwe taalwetgeving vormde slechts het voorspel van een meer omvattende grondwetsherziening waartoe de regering-Lefèvre-Spaak zich had verbonden (zie Staatshervorming Staatshervorming
Tussen 1970 en vandaag werden zes staatshervormingen doorgevoerd die België omvormden van een unitaire in een federale staat met drie gewesten, het Vlaamse, het Waalse en het Brussels Hoo... Lees meer
). Om de rondetafelconferentie Rondetafelconferentie
De rondetafelconferentie waren besprekingen gehouden in 1964-1965 door de drie traditionele partijen met betrekking tot de hervormingen der instellingen. Een aantal bepalingen zouden de ... Lees meer
van januari 1964 daarover voor te bereiden, congresseerde de CVP in december in Brussel. De partij bereikte eensgezindheid over een aantal grondlijnen van de staatsinrichting. Ze bleef vasthouden aan de beginselen van de culturele autonomie, de deconcentratie en de decentralisatie en wenste de harmonisatie van de gewestelijke belangen te bekomen in de regering en in het parlement. Aan het principe van de eenheidsstaat werd dus niet geraakt. Om de Waalse minorisatievrees weg te nemen, aanvaardde de CVP evenwel het voorstel om waarborgen in de grondwet in te schrijven.

De jaren 1965-1972, ten slotte, brachten de definitieve breuk tussen de beide vleugels van de CVP. De partij was zwaar onder de indruk van de verkiezingsnederlaag van 1965. Voortaan stond ze niet uitsluitend bloot aan de druk van een Vlaamse concurrent, de VU, maar ondervond ze ook de zweepslag van het Rassemblement Wallon in wording. De Waalse beweging, die tevoren vooral de linkerzijde had beroerd, oefende na 1965 een groeiende aantrekkingskracht uit op de Waalse katholieken. Niemand minder dan de katholieke oud-premier Jean Duvieusart werd voorzitter van het RW.

Zoals in 1936 bracht de zware verkiezingsnederlaag van 1965 de CVP ertoe de autonomie van de vleugels te vergroten. Dat gebeurde op het congres van Luik in december. Voortaan konden beide vleugels nagenoeg alle politieke problemen behandelen. De gevolgen lieten zich onmiddellijk voelen, meer bepaald in de kwestie-Leuven, die het kristallisatiepunt werd van de communautaire tegenstellingen (zie Hoger onderwijs in Leuven Hoger onderwijs in Leuven
De Franstalige Katholieke Universiteit Leuven werd vanaf 1910 geleidelijk vernederlandst. De strijd voor ‘Leuven Vlaams’ leidde in 1968 tot een splitsing, het ontstaan van twee autonome L... Lees meer
). De Vlaamse beweging eiste de overheveling van de Franstalige sectie van de universiteit naar Wallonië. In hun fameuze mandement van mei 1966 bepaalden de bisschoppen echter dat de universiteit een en ondeelbaar in Leuven moest blijven, wat zorgde voor felle beroering onder professoren en studenten. Jan Verroken Verroken, Jan
Jan Verroken (1917-2020) was een politicus voor de Christelijke Volkspartij. Hij was volksvertegenwoordiger en burgemeester van Oudenaarde en speelde een belangrijke rol in de totstandkom... Lees meer
, de voorzitter van de Vlaamse CVP-Kamerfractie, diende daarop een wetsvoorstel in betreffende het taalgebruik in het hoger onderwijs, waarin het beginsel streektaal-onderwijstaal vooropstond. Op het nationaal comité van 9 juni 1966 hekelden de Franstalige leden deze eenzijdige Vlaamse beslissing, die volgens hen onaanvaardbaar en bovendien in strijd met de nationale statuten van de partij was. In de Kamer stemde de Franstalige CVP-groep tegen de inoverwegingneming van het voorstel, waardoor het werd begraven.


<p>Cartoonist Pil (Joe Meulepas) stelde vast dat de afstand tussen de Vlaamse en Franstalige CVP-‘vleugels’ stilaan onoverbrugbaar werd. Uit: <em>Pilkuren</em>, 1969. (ADVN, VB2520)</p>

Cartoonist Pil (Joe Meulepas) stelde vast dat de afstand tussen de Vlaamse en Franstalige CVP-‘vleugels’ stilaan onoverbrugbaar werd. Uit: Pilkuren, 1969. (ADVN, VB2520)

Het taalbestand van twee jaar dat de regering- Vanden Boeynants Vanden Boeynants, Paul
De rechts-conservatieve christendemocraat Paul vanden Boeynants (1919-2001) werd twee keer premier, in 1966-1968 en in 1978-1979. Tegelijk drukte hij zijn stempel op het bestuur van de st... Lees meer
bij haar aantreden had ingesteld om tot taalpolitieke pacificatie te komen, bleek evenmin bestand tegen de Leuvense kwestie. Die veroorzaakte haar val en leidde meteen tot de breuk in de CVP. Aanleiding vormden, begin 1968, de expansieplannen van de Franstalige afdeling van de Leuvense universiteit. Deze plannen voorzagen in het behoud van een Franstalige universiteit in Leuven.

Op 6 februari 1968 interpelleerde Verroken in de Kamer met de bedoeling van de regering een duidelijk standpunt te vernemen over de kwestie-Leuven. Hij sprak namens de Vlaamse CVP-fractie en zonder overleg met zijn Franstalige collega’s. Omdat de Vlaamse CVP-ministers geen vrede konden nemen met het ontwijkend antwoord van premier Vanden Boeynants, namen ze ontslag, wat onmiddellijk de val van het kabinet tot gevolg had. De vergadering van het nationaal comité van 8 februari 1968 verliep woelig. De Franstaligen hekelden de unilaterale beslissing van de Vlaamse Kamerleden en noemden die in strijd met de nationale partijstatuten. Het vertrouwen in de Vlaamse vleugel van de CVP was volgens de Franstaligen definitief verbroken. Het was de laatste officiële bijeenkomst van het nationaal comité. De unitaire Belgische CVP behoorde tot het verleden.

Bij de parlementsverkiezingen van maart 1968 trokken de Vlaamse CVP en de Parti Social Chrétien (PSC) afzonderlijk naar de kiezers. Uittredend premier Vanden Boeynants poogde in Brussel nog de eenheid van de partij te bewaren met de tweetalige lijst VDB, maar kon niet verhinderen dat ook in zijn kiesarrondissement een aparte PSC-lijst werd ingediend. De verkiezingsprogramma’s van de CVP en de PSC liepen vooral wat de communautaire problematiek betreft sterk uiteen. Enkele standpunten van de PSC-lijst konden voor de Vlaamse vleugel van de partij niet door de beugel: behoud van de Franstalige afdeling van de Leuvense universiteit in Leuven, terugkeer van de Voerstreek naar de provincie Luik en uitbreiding van de tweetalige agglomeratie Brussel. Hoewel de CVP en de PSC voluit de communautaire kaart speelden, konden ze een derde opeenvolgende verkiezingsnederlaag niet vermijden, ondanks het succes van de VDB-lijst in Brussel. De versterkte positie van de regionale partijen en de radicalisering van CVP, respectievelijk PSC moesten noodgedwongen leidden tot een verdere escalatie van de communautaire problematiek.


In 1968 trok de Vlaamse CVP voor het eerst zelfstandig naar de kiezer, met een verkiezingsprogramma waarin onder meer de eisen ‘Leuven Vlaams’ en ‘Werk in eigen streek’ waren opgenomen. (KADOC, kcb000687)
In 1968 trok de Vlaamse CVP voor het eerst zelfstandig naar de kiezer, met een verkiezingsprogramma waarin onder meer de eisen ‘Leuven Vlaams’ en ‘Werk in eigen streek’ waren opgenomen. (KADOC, kcb000687)

Nochtans bleven de christendemocraten (die naam werd voortaan gemeengoed voor de Vlaamse CVP, de PSC bleef zich christelijk-sociaal noemen) zowel in het noorden als het zuiden vasthouden aan de uitgangspunten van 1945. Geen van beide partijen was voorstander van het federalisme. Dat bleek uit de regeringsverklaring van premier Gaston Eyskens na de parlementsverkiezingen van maart 1968. Daarin waren zowel de provinciale decentralisatie als de culturele autonomie ingeschreven. Weliswaar had de culturele autonomie in de loop van de jaren een zekere verdieping gekregen en moest die nu gestalte krijgen in cultuurraden met normatieve bevoegdheid, maar dat was in de ogen van de CVP  geen federale maatregel. De CVP beschouwde de grondwetsherziening van 1970 dan ook als een grote operatie decentralisatie. De culturele autonomie, die grondwettelijk werd vastgelegd, bleef ondergeschikt aan de nationale overheid. Ook de gewestvorming werd vanuit hetzelfde perspectief benaderd. Er was nochtans een anomalie. De introductie van een aantal beperkingen en procedures, zoals de pariteit Vlamingen-Franstaligen in de ministerraad of de alarmbelprocedures, die door de Vlaamsgezinden als grendels werden beschouwd, waren schatplichtig aan een federaal denken. Ze werden evenwel door de CVP geminimaliseerd.

De bezorgdheid om de eenheid van het land bleek ook uit de lotgevallen van de partij zelf. Velen wilden een definitieve breuk vermijden. Aan weerszijden van de taalgrens was er een strekking die de verdediging van de christen-sociale waarden belangrijker achtte dan de communautaire belangen. De ontwikkeling van de CVP en de PSC tussen 1968 en 1972 verliep deels afzonderlijk, deels via een nationale, overkoepelende structuur met behoud van een nationale voorzitter. De verhoudingen verscherpten echter opnieuw met de verkiezing van Wilfried Martens Martens, Wilfried
Lees meer
tot voorzitter van de CVP in het voorjaar van 1972 en de resolutie van het CVP-congres van oktober 1972 dat een nieuwe grondwetsherziening nodig was. Toen de regering-Eyskens viel over de Voerstreek en op 24 november 1972 nationaal partijvoorzitter Robert Houben Houben, Robert
Robert Houben (1905-1992) was een belangrijk figuur binnen de katholieke partij: kabinetsmedewerker en -chef, directeur van het studiecentrum, voorzitter en minister van Volksgezondheid e... Lees meer
zijn ontslag aanbood, viel de samenwerking definitief in duigen.

De ‘onafwendbare’ federalisering van het land

Tussen 1970 en 1995 werd België op soms chaotische wijze omgevormd tot een federale staat. In diezelfde periode kende het Belgische partijenstelsel een verdere fragmentering door de taalkundige splitsing van de liberalen en socialisten, en de komst van groene en extreemrechtse partijen. Het aandeel van de CVP verminderde trapsgewijs, mede als gevolg van de ontzuiling van de samenleving. Hoewel de staatshervorming in haar verschillende fasen steeds de goedkeuring vereiste van een bijzondere meerderheid in het parlement, heeft de (Vlaamse) CVP als grootste Belgische partij, die al die tijd deel uitmaakte van de regering en met uitzondering van het kortstondige kabinet-Edmond Leburton steeds de premier leverde, daarin een belangrijk aandeel gehad. Aan de staatshervorming zijn de namen verbonden van Gaston Eyskens Eyskens, Gaston
Gaston Eyskens (1905-1988) was een Vlaamsgezinde katholieke econoom en politicus, die onder andere eerste minister was ten tijde van de Koningskwestie en aan de basis lag van de eerste st... Lees meer
, Leo Tindemans Tindemans, Leo
De Vlaamse christendemocraat Leo Tindemans (1922-2014) leidde vier Belgische regeringen. Hij werd nadien CVP-voorzitter en later ook minister van Buitenlandse Zaken. Als minister van Geme... Lees meer
, Wilfried Martens Martens, Wilfried
Lees meer
en Jean-Luc Dehaene Dehaene, Jean-Luc
Lees meer
. Als beleidspartij heeft de CVP gezocht naar de oplossing van hangende problemen, waarbij ze de invloed onderging van soms tegengestelde krachten in eigen schoot. Precies daardoor was een coherente filosofie op de nieuwe staatsstructuren wel eens zoek. Opvallend was de wisselende houding tegenover een tweeledig dan wel een drieledig federalisme.


Premier Gaston Eyskens verklaart in de Kamer dat de Belgische staat ‘door de gebeurtenissen is achterhaald’, 1970. (ADVN, VFA10864/13)
Premier Gaston Eyskens verklaart in de Kamer dat de Belgische staat ‘door de gebeurtenissen is achterhaald’, 1970. (ADVN, VFA10864/13)

Zoals aangegeven werd de grondwetsherziening van 1970 door velen in de CVP als een operatie decentralisatie beschouwd, als de realisatie van principes die al in 1945 waren vooruitgeschoven en dus in zekere zin als een eindpunt. Maar zoals al herhaaldelijk in de geschiedenis van de partij het geval was geweest, was dit voor een jongere generatie te weinig en te laat. De bakens waren intussen verzet. In de jaren 1970 evolueerde de CVP langzaam in federalistische richting, hoewel de term federalisme zelf zeer spaarzaam werd gebruikt. Drie factoren waren verantwoordelijk voor die evolutie. Vooreerst de conclusies die sommigen trokken uit de grondwetsherziening van 1970. Als de Vlaamse meerderheid in een unitaire staat niet voluit kan spelen, dan wilden de Vlamingen niet alleen de beperkende effecten ondergaan van in wezen federalistische technieken zoals pariteit in de ministerraad, alarmbelprocedures enzovoort, maar dan eisten ze ook het volle genot van het autonomiebeginsel dat in deze technieken besloten lag. Bovendien kwam er in 1972 een definitief einde aan de nationale structuur van CVP-PSC, nadat een jaar eerder ook de liberale partij was uiteengevallen. Dat zorgde voor een klimaat voor communautair opbod. Ten slotte liet de wisseling van generaties zich voelen. Symbolisch was de verkiezing, in 1972, van Wilfried Martens tot voorzitter van de CVP. Tien jaar eerder had de jonge Martens op een congres van de Vlaamse Volksbeweging Vlaamse Volksbeweging
De Vlaamse Volksbeweging (VVB) was een Vlaams-nationalistische drukkingsgroep, die werd opgericht in 1952 en tot het begin van de jaren 1970 een breder publiek mobiliseerde voor Vlaamsge... Lees meer
al het zogenaamde unionistische federalisme verdedigd, een term die nu stilaan ingang zou vinden in de CVP.

Hoever de standpunten al waren opgeschoven, blijkt uit de CVP-congresresoluties van september 1976. De klemtoon verschoof van twee gemeenschappen naar drie gewesten en van decentralisatie naar federalisme door aan de gewestelijke instellingen autonome bevoegdheid op een groot aantal terreinen toe te kennen. Het Egmontpact Gemeenschapspact
Het Egmontpact of Egmontakkoord maakt samen met de Stuyvenbergakkoorden deel uit van het zogenaamde Gemeenschapspact, dat de definitieve pacificatie van de communautaire problemen tot doe... Lees meer
, dat in mei 1977 tijdens de kabinetsformatie door de voorzitters van de zes regeringspartijen werd afgesloten, weerspiegelde die opties. Toch stond de CVP verdeeld tegenover dat pact. Voor de enen bevatte het te veel en voor anderen te weinig. Te veel voor de traditionele vleugel wegens de reële federalisering van het land (hoewel het begrip federalisme in de tekst niet werd gebruikt), te weinig voor de radicale Vlamingen, wegens de regeling voor Brussel, dat als een volwaardig gewest werd behandeld. Hier werden vooral de afbouw van de pariteitsregel en het inschrijvingsrecht voor Franstaligen uit de rand als zeer nadelig geviseerd. De werkwijze die werd gevolgd bij het afsluiten van het Egmontpact, dat als een schoolvoorbeeld van particratie kan worden genoemd, gaf premier Leo Tindemans de gelegenheid om het akkoord op te blazen. Op 11 oktober 1978 diende hij in volle Kamerzitting het ontslag van zijn regering in, wat meteen de dood betekende van het Egmontpact. Dat creëerde een diepe malaise in de CVP, die nog werd versterkt toen Martens, die zich verregaand in het pact had geëngageerd, premier werd en Tindemans, die bij de Europese verkiezingen van juni 1979 een monsterscore behaalde, partijvoorzitter. Personen en opvattingen kwamen tegenover elkaar te staan. Tindemans situeerde zichzelf in de traditie van Frans van Cauwelaert en Gaston Eyskens en voelde zich nauw verbonden met de grondwetsherziening van de 1970. Martens vertegenwoordigde een nieuwe generatie, die in een consequent doorgedreven federalisme de enige oplossing voor de communautaire problematiek zag.


Eind 1979 organiseerde de CVP, onder leiding van Vlaamsgezinde boegbeelden als onder meer Wilfried Martens en Leo Tindemans, een congres dat de krijtlijnen voor een nieuwe, fundamentele stap in de staatshervorming moest schetsen. Om de verontruste groep partijleden, die gehecht waren aan een zo groot mogelijke eenheid van België, gerust te stellen, werd uitdrukkelijk geafficheerd dat het de definitieve staatshervorming moest zijn en niet een stap in het desintegratieproces van de staat. (ADVN, VFB2137)
Eind 1979 organiseerde de CVP, onder leiding van Vlaamsgezinde boegbeelden als onder meer Wilfried Martens en Leo Tindemans, een congres dat de krijtlijnen voor een nieuwe, fundamentele stap in de staatshervorming moest schetsen. Om de verontruste groep partijleden, die gehecht waren aan een zo groot mogelijke eenheid van België, gerust te stellen, werd uitdrukkelijk geafficheerd dat het de definitieve staatshervorming moest zijn en niet een stap in het desintegratieproces van de staat. (ADVN, VFB2137)

De heibel rond het Egmontpact en in het bijzonder rond Brussel, leidde tot een ommezwaai in de CVP. Vanaf het zogenaamde Heizelcongres van december 1979 stond de tweeledige gemeenschapsvorming weer centraal; Brussel kon hoogstens een rijksgebied zijn. Pogingen Brussel te betrekken bij de definitieve gewestvorming stootten in het voorjaar van 1980 op het koppig verzet van een groep CVP-senatoren. De nieuwe regering-Martens IV trok daaruit haar conclusies, stak de Brusselse kwestie in de koelkast, en beperkte zich tot de oprichting van het Vlaams en het Waals gewest. In overeenstemming met de lijn die in 1979 was uitgezet, opteerde de CVP voor de integratie van het Vlaams Gewest Vlaams Gewest
Het Vlaams Gewest (sinds 1980) is een politieke deelstaat waarvan de bevoegdheden betrekking hebben op grondgebonden aangelegenheden zoals ruimtelijke ordening, leefmilieu en economisch b... Lees meer
in de Vlaamse Gemeenschap Vlaamse Gemeenschap
De Vlaamse Gemeenschap (1980) is een van de drie gemeenschappen in België (naast de Franse en Duitstalige Gemeenschap) die bevoegd is voor de zogenaamde ‘persoonsgebonden aangelegenheden’... Lees meer
. De bevoegdheden van de Gemeenschappen zelf werden uitgebreid met de zogenaamde persoonsgebonden materies, een idee dat Robert Vandekerckhove Vandekerckhove, Robert
Robert Vandekerckhove (1917-1980) was een notaris en CVP-gemeenteraadslid in Mechelen, partijvoorzitter (1969-1971), de eerste voorzitter van de Nederlandse Cultuurraad (1971-1974), minis... Lees meer
al in 1974 — als eerste voorzitter van de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap — had gelanceerd, en waarmee Vlaanderen een Brussels bruggenhoofd wou vestigen.

Het economische herstelbeleid dat na 1981 alle aandacht opslorpte, vertraagde de staatshervorming, maar zorgde tegelijk voor verdieping. Ook de economische besluitvorming was immers communautair beladen (zie Economie Economie
Dit artikel gaat over de relatie tussen economie en Vlaamse beweging. Daarmee beoogt deze tekst geen economische geschiedenis te schetsen van wat we vandaag Vlaanderen noemen. Integendee... Lees meer
). De zogenaamde nationale economische sectoren, die in 1980 buiten de gewestvorming waren gehouden, dwongen de regering tot een moeilijke communautaire evenwichtsoefening. CVP-Kamerfractievoorzitter Luc van den Brande Van den Brande, Luc
Luc van den Brande (°1945) was een christendemocratisch federaal minister van Tewerkstelling en Arbeid (1988-1991) en leidde van eind 1992 tot 1999 de Vlaamse executieve/Vlaamse Regering.... Lees meer
pleitte al in 1981 voor de regionalisering van deze nationale materies. De CVP in haar geheel opteerde trouwens voor een consequent federalisme, dat nu niet langer taboe was. Dat kwam tot uiting op het congres van 1986 in Oostende, dat — tot verrassing van velen — op voorstel van de CVP-jongeren CVP-Jongeren
CVP-Jongeren was de jeugdafdeling van de Christelijke Volkspartij (CVP). De organisatie evolueerde geleidelijk van politieke leerschool naar autonome drukkingsgroep met een eigen programm... Lees meer
een resolutie aanvaardde waarin Vlaanderen en Europa op de voorgrond werden geplaatst en België als een achterhaald bestuursniveau werd bestempeld.

Vanaf 1988 werd dan een nieuwe ronde in de staatshervorming gerealiseerd.  Die leidde met horten en stoten tot de grondwet van 1993 en de erkenning van België als federale staat. Tussen 1988 en 1991 – onder de laatste regering- Martens Martens, Wilfried
Lees meer
– werden belangrijke hervormingen doorgevoerd, zoals de communautarisering van het onderwijs, waarvoor de PSC eindelijk het licht op groen had gezet, de verdieping van de economische regionalisering, en de uiteindelijke erkenning van Brussel als derde gewest, zij het met enkele veeleer symbolische beperkingen. Er kon echter geen overeenstemming worden bereikt over de beslissende stap, die onder andere de rechtstreekse verkiezingen van de raden moest regelen. De politieke maneuvers die daarop volgden, lokten het ontslag van de regering uit, gevolgd door de parlementsverkiezingen van november 1991. De regeringspartijen in het algemeen en de CVP in het bijzonder leden zwaar verlies. Het Vlaams Blok Vlaams Belang
Vlaams Belang is een radicaal-rechtse Vlaams-nationalistische partij, die in 1978 ontstond onder de naam ‘Vlaams Blok’, als verkiezingskartel van de Vlaamse Volkspartij en de Vlaams Natio... Lees meer
daarentegen boekte een spectaculaire overwinning. Ook al speelden daarbij andere dan alleen Vlaamsgezinde of communautaire motieven, de nieuwe politieke constellatie overtuigde de zogenaamde noodregering gevormd door Jean-Luc Dehaene, een nieuwe coalitie van christendemocraten en socialisten, ervan dat de laatste fase in de staatshervorming tot elke prijs moest worden gerealiseerd. Premier Dehaene slaagde daarin met het Sint-Michielsakkoord van 1992.


Het Halle-Vilvoorde Komitee protesteert tegen het uitblijven van de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, november 1992. (ADVN, VAFA1527)
Het Halle-Vilvoorde Komitee protesteert tegen het uitblijven van de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, november 1992. (ADVN, VAFA1527)

De rechtstreekse verkiezingen van de gewest- en gemeenschapsraden in mei 1995 brachten geen rustpunt in de communautaire betwistingen, integendeel. Vlaams minister-president Van den Brande, die al eerder en tot ongenoegen van zijn partijgenoot en federaal premier Dehaene het confederalisme als doel naar voren had geschoven, deed in zijn Schrikkelnota van februari 1996 enkele suggesties voor een radicale uitbreiding van de Vlaamse bevoegdheden. Drie jaar later aanvaardde het Vlaams Parlement Vlaams Parlement
Het Vlaams Parlement is de parlementaire vergadering van de Vlaamse deelstaat in het federale België. Zijn geschiedenis kent drie grote fasen: de periode van de Cultuurraad voor de Neder... Lees meer
vijf resoluties waarin een radicale federalisering van het land werd gevraagd.

CD&V verliest het politieke leiderschap

De nederlaag bij de parlementsverkiezingen van juni 1999 als gevolg van de dioxinecrisis bracht de CVP na meer dan veertig jaar regeringsdeelname in de oppositie, zowel in Vlaanderen als op federaal vlak. Een bezinning over wezen en streven van de partij leidde tot de hervorming van 2001. De CVP vervelde tot CD&V, wat staat voor Christendemocratisch & Vlaams. Daarmee beklemtoonde de partij haar Vlaamse roeping, het confederaal model verscheen zelfs in haar programma. Met de PSC, die niet veel later werd omgedoopt tot Centre démocrate humaniste (cdH), waren de verhoudingen intussen onder het vriespunt gedaald, nadat de Franstalige ‘zusterpartij’ vanuit de oppositie het Lambermont-akkoord van de regering- Verhofstadt Verhofstadt, Guy
Guy Verhofstadt (1953) is een liberaal politicus die actief was en is op het nationale en internationale niveau. Onder zijn voorzitterschap vond er een verruiming plaats van de liberale p... Lees meer
had gesteund.

Na de overwinning van de paarse regeringspartijen bij de federale verkiezingen van mei 2003 zocht CD&V toenadering tot de Nieuw-Vlaamse Alliantie Nieuw-Vlaamse Alliantie
De N-VA is op electoraal vlak de meest succesvolle Vlaams-nationalistische partij ooit en slaagde er ook in om de grootste Belgische partij te worden. Ze zit bijna 20 jaar in de Vlaamse R... Lees meer
(N-VA), de kleine en volgens sommigen weinig levensvatbare formatie die uit de implosie van de Volksunie was ontstaan. Dat leidde tot het zogenaamde Valentijnskartel van 14 februari 2004 op basis van de vijf resoluties van het Vlaams Parlement. Het kartel kreeg de wind in de zeilen toen de federale regering-Verhofstadt door onenigheid over het migrantenstemrecht in een crisis belandde en won de regionale verkiezingen van juni 2004. CD&V-voorzitter Yves Leterme Leterme, Yves
Yves Leterme (1960) was christendemocratisch minister-president (2004-2007) van de Vlaamse Regering en eerste minister (2008-2011) van de federale regering. Hij ijverde voor confederalism... Lees meer
werd Vlaams minister-president van een tripartite met een programma waarin onder meer de ‘onverwijlde’ splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde (B-H-V) was opgenomen, ook al was dat een federale materie. Het kartel, met een nieuwe staatshervorming als inzet, zegevierde bij de federale verkiezingen van juni 2007. Leterme, die nu mikte op het federale premierschap, haalde een persoonlijke monsterscore, maar kon die populariteit niet verzilveren. De onderhandelingen voor een nieuwe staatshervorming belandden in een impasse, onder meer door het verzet van cdH. De christendemocratisch-liberale regering die Leterme pas in maart 2008 op de been bracht, was wankel en in september 2008 maakte N-VA, die slechts een voorlopig vertrouwen had gegeven, een einde aan het kartel toen bleek dat de splitsing van B-H-V en de staatshervorming op de lange baan werden geschoven. Door de bankencrisis verdween het communautaire dossier voorlopig van tafel.


Verkiezingsaffiche van het kartel CD&V-N-VA, 2004. (ADVN, VAFC136)
Verkiezingsaffiche van het kartel CD&V-N-VA, 2004. (ADVN, VAFC136)

Bij de federale verkiezingen van juni 2010 verloor CD&V het politieke leiderschap en werd N-VA de grootste partij in Vlaanderen en in het land. Daarop volgde de langste regeringscrisis ooit. Terwijl de Vlaams-nationalisten onderweg werden opzij gezet, traden de christendemocraten uiteindelijk toe tot een klassieke tripartite onder leiding van de Waalse socialist Elio Di Rupo. Die regering realiseerde de splitsing van B-H-V en een zesde staatshervorming, met een overdracht van meer bevoegdheden en middelen naar de deelstaten. In de totstandkoming van dat akkoord speelde CD&V-voorzitter Wouter Beke Beke, Wouter
Wouter Beke (1974) is CD&amp;V-politicus. Als voormalig academicus gold hij jarenlang als huisideoloog van de partij. Hij was tien jaar partijvoorzitter en werd Vlaams minister in 2019, m... Lees meer
een zeer dynamische rol. Bij de federale en regionale verkiezingen van mei 2014 kon de N-VA haar positie van grootste partij echter nog versterken. CD&V verkoos nu om strategische redenen met en niet tegen de NV-A te regeren. Zo zag de ‘Zweedse coalitie’ van Vlaams-nationalisten, CD&V, Vlaamse en Franstalige liberalen onder leiding van MR-politicus Charles Michel het levenslicht. Voor de eerste keer in de geschiedenis was de CD&V een junior partner in de regering.

Wie de rol van de katholieke partij, later de CVP en CD&V in de geschiedenis van de Vlaamse beweging en de Vlaamse natievorming ontleedt, zal moeten vaststellen dat die rol kapitaal is geweest. De partij had een cruciaal aandeel in de realisatie van de eerste taalwetten voor 1914, van de eentaligheid van Vlaanderen in het interbellum, van de culturele autonomie, de relatieve oplossing van de Brusselse taaltoestanden na de Tweede Wereldoorlog, de verschillende staatsvormingen sinds 1970. Maar telkens zal men ook stoten op een zekere ambiguïteit, die inherent is aan een partij die zich enerzijds door haar bijna-permanente regeringsdeelname met de ‘Belgische staat’ heeft geïdentificeerd, en die anderzijds als politieke formatie met steunpunt in Vlaanderen – of na 1968 als grootste partij in Vlaanderen – de Vlaamse verzuchtingen wil vertolken. Achteraf gezien is het wel duidelijk dat de scheuring in 1968 van de grootste partij van het land, de partij die sinds 1884 bijna onafgebroken aan de macht was geweest, een belangrijk keerpunt betekende in de communautaire verhoudingen.

Beknopt overzicht van de historiografie

Over de katholieke partij en haar opvolgers bestaat een uitvoerige literatuur. De omvang daarvan neemt nog toe als men rekening houdt met het feit dat deze partij deel uitmaakte van een bredere katholieke wereld (verzuilingsliteratuur) en door haar centrale rol als Belgische regeringspartij ook verweven was met de algemene politieke ontwikkeling. Niet alleen historici, maar ook politieke wetenschappers hebben het onderwerp bestudeerd, soms ook in een vergelijkend perspectief (opkomst van confessionele partijen, christendemocratie in Europa, enzovoort). We beperken ons hier echter tot enkele tendensen die relevant zijn voor de Vlaamse beweging. Voor de christelijke arbeidersbeweging Christelijke arbeidersbeweging
In de christelijke arbeidersbeweging heeft steeds een uitgesproken belangstelling voor de Vlaamse kwestie bestaan. De groeiende invloed van deze beweging, in het kielzog van de democratis... Lees meer
is er een afzonderlijk lemma met bijhorende bibliografie.

De eerste wetenschappelijke studies na de Tweede Wereldoorlog zoomden vooral in op de clerico-liberale strijd in de 19de eeuw. Daarin was de Vlaamse kwestie afwezig of werd ze hoogstens zijdelings vermeld. Het klassieke voorbeeld is het overzichtswerk van Alois Simon (1958). Toen vanaf de jaren 1960 de aandacht van de historici voor de oorsprong van de christendemocratie en de christelijke arbeidersbeweging begon te groeien, met veel aandacht voor hun ultramontaanse en corporatistische wortels, was Lode Wils Wils, Lode
Lode Wils (1929) is een emeritus hoogleraar eigentijdse geschiedenis. Hij publiceerde voornamelijk over het katholieke flamingantisme en is een van de belangrijkste geschiedschrijvers van... Lees meer
een opvallende stem in het kapittel. Hij beschouwde de Vlaamse beweging niet langer als een externe factor, maar als een belangrijke motor in de ontwikkeling van de Vlaamse christendemocratie. Hij sprak van een verstrengeling van katholiek flamingantisme en christendemocratie. Deze stelling werd in haar absolute formulering aangevochten en genuanceerd door Harry van Velthoven (1982, 2014), maar bleef een belangrijke richtingwijzer van het onderzoek. Het meest recente werk over de katholieke partij voor 1914, toegespitst op het kiesgedrag, besteedt dan ook ruim aandacht aan de Vlaamse en volkse subcultuur in katholieke milieus na 1830 (Henk de Smaele, 2009).

Niet alleen de periode voor de Eerste Wereldoorlog, ook het interbellum is grondig bestudeerd. Wils, die in zijn vele publicaties over de Vlaamse beweging voor 1914 het overwicht van de katholieke opinie beklemtoonde, onderstreepte vanaf ca. 1970 ook de doorslaggevende rol van de katholieke flaminganten en christendemocraten in de taalwetgeving van het interbellum, nu in oppositie met auteurs van Vlaams-nationalistische signatuur ( Hendrik Elias Elias, Hendrik
Hendrik Elias (1902-1973) was een historicus en Vlaams-nationalistisch politicus die als leider van het Vlaamsch Nationaal Verbond collaboreerde met de Duitse bezetter tijdens de Tweede W... Lees meer
, 1972) of inspiratie ( Arie W. Willemsen Willemsen, Arie W.
De Nederlandse historicus Arie Wolter Willemsen (1930-2003) was een specialist inzake de geschiedenis van de Vlaamse beweging in het algemeen en van het Vlaams-nationalisme tijdens het in... Lees meer
). Dat thema zou Wils later uitwerken in zijn biografie van de katholieke politicus Frans van Cauwelaert als centrale figuur in de vernederlandsing van Vlaanderen (2017). Voor het brede raamwerk kon hij onder meer steunen op het werk van Emmanuel Gerard (1985, 1991), die de interne machtsstrijd in de standenpartij en in het bijzonder de effecten van democratisering en de vernederlandsing van de katholieke partij in het interbellum uitvoerig analyseerde.

Terwijl in studies over het interbellum de rol van de katholieke partij in de vernederlandsing een belangrijk onderzoeksthema vormde, was dat in publicaties over de periode na de Tweede Wereldoorlog vooral de rol van de CVP in de pacificatiedemocratie. Nadat in de jaren 1970 en 1980 ruim aandacht was besteed aan de verzuiling in al haar facetten (met in begrip van de periode voor 1940), verscheen in 1995 een collectief werk over de Christelijke Volkspartij (Wilfried Dewachter e.a.). Wouter Beke publiceerde in 2005 een monografie over de unitaire CVP (1945-1968), die hij bestudeerde als een ‘catch-all partij’, dat wil zeggen een partij die zich kenmerkte door het vermogen een brug te leggen tussen de drie grote Belgische conflictlijnen, waaronder de communautaire. In zijn studie over de wortels van de particratie analyseerde Frederik Verleden de mechanismen die de traditionele partijen, waaronder de Christelijke Volkspartij (en de katholieke partij daarvoor) hanteerden om de interne tegenstellingen te disciplineren. Onder de buitenlandse auteurs valt vooral de Britse historicus Martin Conway op door zijn belangstelling voor het politiek katholicisme in België. Inspirerend is onder meer zijn studie van de politieke reconstructie na de bevrijding in 1944 met ruime aandacht voor de CVP (2012). Zijn kwalificatie van de CVP van 1945 als federalistisch is wel betwistbaar.

Voor de meest recente geschiedenis van de CD&V sinds 2001 moet men beroep doen op essayistische of journalistieke publicaties. Er bestaan ten slotte tal van biografische studies. Die vindt men terug bij de desbetreffende lemmata van katholieke politici, in deze bibliografie vermelden we slechts Joris Helleputte Helleputte, Joris
Joris Helleputte (1852-1925) heeft bijna een halve eeuw lang gewogen op de Belgische samenleving: als neogotisch architect, als gangmaker van sociale organisaties, inzonderheid de Belgisc... Lees meer
(1997), Frans van Cauwelaert Van Cauwelaert, Frans
Frans van Cauwelaert (1880-1961) was een Vlaamsgezinde katholieke politicus, die een hoofdrol speelde in de vernederlandsing van het openbare leven in Vlaanderen. Van Cauwelaert lag in 19... Lees meer
(2017), Gaston Eyskens Eyskens, Gaston
Gaston Eyskens (1905-1988) was een Vlaamsgezinde katholieke econoom en politicus, die onder andere eerste minister was ten tijde van de Koningskwestie en aan de basis lag van de eerste st... Lees meer
(1993) en Wilfried Martens Martens, Wilfried
Lees meer
(2006) omwille van hun evidente belang.

Literatuur

– A. Simon, Le parti catholique, 1958.
– L. Wils, De oorsprong van de kristen-demokratie. Het aandeel van de Vlaams-demokratische stroming, 1963.
– L. Wils, Het ontstaan van de meetingpartij te Antwerpen en haar invloed op de Belgische politiek, 1963.
– K. van Isacker, Herderlijke brieven over politiek 1830/1966, 1969.
– H. Todts, Hoop en wanhoop der Vlaamsgezinden. Kroniek van de Vlaamse beweging 1944-1965, 1961-1975, 4 dln.
– H.J. Elias, Vijfentwintig jaar Vlaamse beweging 1914/1939, 1972, 4 dln.
– L. Wils (red.), De houding van de politieke partijen tegenover de Vlaamse beweging in de 19de eeuw. Persstudies, 1972.
– L. Wils, Bormsverkiezing en Compromis des Belges. Het aandeel van regerings- en oppositiepartijen in de taalwetgeving tussen beide wereldoorlogen, in: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, jg. 4, 1973, nr. 3-4, pp. 265-330.
– A.W. Willemsen, De Vlaamse beweging, 1975, 2 dln.
– H. van Velthoven, De Vlaamse kwestie 1830-1914: macht en onmacht van de Vlaamsgezinden, 1982.
– E. Gerard, De katholieke partij in crisis. Partijpolitiek leven in België 1918-1940, 1985.
– E. Gerard, De katholieken, de Vlaams-Waalse betrekkingen en het probleem Brussel (1944-1961), in: E. Witte (red.), Het probleem Brussel sinds Hertoginnedal (1963). Acta van het colloquium VUB-CRISP van 20 en 21 oktober 1988, Taal en sociale integratie, nr. 11, 1989, pp. 273-295.
– L. Wils, Honderd jaar Vlaamse beweging, 1977-1989, 3 dln.
– A. Dantoing, La ‘collaboration’ du Cardinal. L’Eglise de Belgique dans la Guerre 40, 1991.
– E. Gerard (red.), De christelijke arbeidersbeweging in België, 1991, 2 dln.
– P. Pasture, Kerk, politiek en sociale actie. De unieke positie van de christelijke arbeidersbeweging in België 1944-1973, 1992.
– G. Durnez, De Standaard. Het levensverhaal van een Vlaamse krant, 1985-1993, 2 dln.
– G. Eyskens, De memoires, (red. J. Smits), 1993.
– W. Dewachter e.a., Tussen staat en maatschappij. 1945/1995 christen-democratie in België, 1995.
– M. Conway, Belgium, in: T. Buchanan & M. Conway, Political catholicism in Europe, 1918-1965, 1996, pp. 187-218.
– L. Wils en E. Gerard, Het ACW, de katholieke partij en de taalwetgeving, 1929-1932, in: WT, LV, 1996, nr. 4, pp. 235-255; LVI, 1997, nr. 1, pp. 3-24.
– J. de Maeyer en L. dan Molle (red.), Joris Helleputte. Architect en politicus 1852/1925. Deel I: Biografie, 1998.
– W. Beke, De ziel van een zuil. De Christelijke Volkspartij 1945-1968, 2005.
– W. Martens, De memoires. Luctor et emergo, 2006.
– H. de Smaele, Rechts Vlaanderen. Religie en stemgedrag in negentiende-eeuws België, 2009.
– B. Maddens, Omfloerst separatisme? Van de vijf resoluties tot de Maddens-Strategie, 2009.
– H. van Velthoven, Scheurmakers & carrièristen. De opstand van christendemocraten en katholieke flaminganten 1890-1914, 2014.
– L. Wils, Onverfranst, onverduitst? Flamenpolitik, Activisme, Frontbeweging, 2014.
– M. Conway, The sorrows of Belgium. Liberation and Political Reconstruction, 1944-1947, 2015.
– F. Verleden, De vertegenwoordigers van de natie in partijdienst. De verhouding tussen de Belgische politieke partijen en hun parlementsleden (1918-1970), 2015.
– M. van de Looverbosch, De wissel van de macht. Kroniek van een Wetstraatwatcher, 2015.
– E. Gerard, Hoe de vorming van een Vlaams en rechts front mislukte. De geschiedenis van de concentratie in 1936, in: WT, 2016, pp. 339-372.
– L. Wils, Frans Van Cauwelaert. Politieke biografie, 2017.

Suggestie doorgeven

1973: Joris Dedeurwaerder (pdf)

1998: Emmanuel Gerard

2023: Emmanuel Gerard

Inhoudstafel