Gender

Begrip

Vrouwen en mannen kregen verschillende rollen binnen de Vlaamse beweging. De heersende verwachtingen spoorden echter niet altijd met de werkelijke genderverhoudingen en evolueerden bovendien door de tijd – parellel aan de veranderende invulling van het politieke project van de Vlaamse beweging.

Leestijd: 64 minuten

In 1916 schilderde Joe English English, Joe
Joe English (1882-1918) was een Brugse kunstschilder, die zijn grote faam binnen de Vlaamse beweging vooral ontleende aan zijn tekenwerk als frontkunstenaar. Lees meer
het werk Onze-Lieve-Vrouw van de IJzer, dat als propagandaprent ging dienen voor de Frontbeweging Frontbeweging
Aan het IJzerfront manifesteerde zich tijdens de Eerste Wereldoorlog flamingantisch verzet tegen de taaltoestanden in het leger. Naarmate het zich meer en meer organiseerde en groeide, vo... Lees meer
. English’ schilderij is illustratief voor hoe genderverhoudingen werden ingezet in een ontluikende nationalistische ideologie. De twee uitgetelde soldaten op het doek stellen individuele Vlamingen voor; hun kameraadschap in de loopgraven staat symbool voor de onvoorwaardelijke band tussen leden van de natie. Ze vechten ter verdediging van hun moederland, dat op English’ schilderij gepersonifieerd wordt door een sublieme Mariafiguur. Deze verheven verschijning is – zoverraadt de titel – ‘Onze-Lieve-Vrouw van Vlaanderen’: een in die tijd erg populair symbool in Vlaams-katholieke middens. Deze allegorie kan als vrouwelijk embleem van de natie vergeleken worden met de Franse Marianne of de Britse Brittanica. Zoals English’ schilderij illustreert, was de keerzijde van dit hooggestemde, bijna bovenmenselijke vrouwbeeld dat ze niet als individu geportretteerd werd en dus geen deel uit kon maken van de natie: ze was geen evenwaardige strijdgenoot, maar een doel om voor te strijden. Wel had ze als moederfiguur de taak om het voortbestaan van de natie te waarborgen – enerzijds biologisch, als baarmoeder, anderzijds cultureel, als opvoeder.

Een dergelijke verdeling van genderrollen was niet uniek voor de Vlaamse beweging. Het moderne idee dat vrouwen en mannen elkaars biologische en sociale tegendeel vormden, raakte wijdverspreid tijdens de 19de eeuw, grosso modo in dezelfde periode waarin in het Westen ook nationalistische bewegingen opkwamen. De grenzen, waarden en aspiraties van de nieuwe nationalistische projecten die toen vorm kregen, werden gedefinieerd door een exclusief mannelijke elite, met een zeker sociaal, cultureel en financieel kapitaal. Zij verbeeldden hun ideale natie vanuit een veelal masculiene en burgerlijke visie op de wereld. De nationale narratieven die ze creëerden, steunden sterk op de veronderstelde aangeborenheid van genderverschillen. Omgekeerd zorgde het nationalistische discours voor een verdere verspreiding en versterking van bestaande normatieve genderconstructies in de bredere maatschappij. In lijn met de heersende genderpatronen namen mannen een individuele en actieve rol op in de verwezenlijking van de natie, terwijl vrouwen een passieve en ondersteunende taak kregen als ‘moeders van de natie’.

Tot de jaren 1970 ging het historische onderzoek naar nationalisme bijna uitsluitend over mannen: over de mannelijke intellectuelen en politici die de natie definieerden, over mannelijke revolutionairen en soldaten die haar verdedigden en er (exclusief mannelijk) burgerschap voor in ruil kregen. De tweede feministische golf bracht geleidelijk aan meer vrouwen onder de aandacht van historici, maar het was wachten tot de jaren 1990 voor niet langer alleen vrouwen, maar ook mannen in de geschiedschrijving als ‘gegenderde’ wezens werden benaderd die binnen het nationalistische project evenzeer een specifieke betekenis en functie kregen op grond van hun geslacht.

In dit syntheseartikel wordt nagegaan hoe gendergeschiedenis en de geschiedenis van de Vlaamse beweging met elkaar verweven zijn. Anders dan het begrip sekse, dat verwijst naar het biologische geslacht, slaat ‘gender’ op de sociaal-culturele en relationele betekenissen van mannelijkheid en vrouwelijkheid. Hoewel het historische onderzoek naar gender en de Vlaamse beweging, mannelijkheid in het bijzonder, nog in de kinderschoenen staat en de klemtoon van dit artikel daarom onvermijdelijk op de positie van de vrouw ligt, wordt geprobeerd om ook een antwoord te formuleren op ruimere genderhistorische vragen. Hoe werden mannelijkheid en vrouwelijkheid binnen de Vlaamse beweging ingevuld en hoe veranderden de verwachtingspatronen hierover door de tijd? Kregen mannen en vrouwen gelijke, gelijkwaardige of hiërarchiserende rollen in het aanvankelijk overwegend culturele en in toenemende mate ook politieke project van deze nationale beweging?

De lange negentiende eeuw (1830-1914)

Gedurende de 19de eeuw had het merendeel van zowel de mannen als de vrouwen in België geen maatschappelijke rol van betekenis. De Belgische grondwet van 1831 koppelde het (mannen)kiesrecht aan vermogen. Dit betekende dat politieke inspraak uitsluitend in handen was van een selecte groep welgestelde mannen. Ook economische macht en deelname aan het culturele leven waren alleen weggelegd voor een mannelijke elite. Anders dan mannen uit de lagere klasse werden vrouwen niet op sociale, maar op biologische grond uitgesloten, wat onomkeerbaar was. Genderverschillen werden verankerd in het ideaal van de gescheiden sferen, waarbij het publieke terrein van politiek en economie voorbehouden was voor de mannelijke kostwinners, terwijl vrouwen in de private sfeer verantwoordelijk waren voor het huishouden en de opvoeding van de kinderen.

Uitgevonden tradities aan de basis van Vlaamse genderidealen

In de 19de eeuw populariseerde de vroege, overwegend literaire Vlaamse beweging verschillende symbolen, legenden en verhalen die het roemrijke verleden van de Vlaams-Belgische natie moesten illustreren. De nationale identificatie die zij daarmee wilden bevorderen, droeg ook bij tot de verspreiding van genderidealen. Vanuit een romantische benadering van de natie als een organisch gegeven werd het volk voorgesteld als een lichaam, dat bestond uit verschillende, vitale organen met elk een eigen functie en waarde. Sociaal onderscheid, tussen seksen, klassen en leeftijdsgroepen, werd zo gerechtvaardigd en geïdealiseerd als een kwestie van nationaal belang.

Een krachtig sjabloon dat in de 19de-eeuwse Vlaamse beweging ingang vond en in tal van variaties opdook in romans, poëzie, geschriften en andere cultuuruitingen, was de voorstelling van de natie als een gezin – in het bijzonder de topos van zonen die hun moeder(land) moesten beschermen. De moederfiguur kwam voor in verschillende vormen: als Moeder Vlaanderen, Moeder Aarde, Onze-Lieve-Vrouw van Vlaanderen… Dergelijke symboliek bevestigde dat vrouwen cultureel een collectieve en passieve relatie hadden tot de Vlaams-Belgische natie. Hun voornaamste taak was namelijk om haar historische continuïteit te garanderen door middel van voortplanting en opvoeding. Dit contrasteerde sterk met hoe mannen in de regel werden voorgesteld: als Vlaamse zonen, die individueel deel uitmaakten van de natie en zich verbonden wisten door eeuwige broederschap. Verder dook Vlaanderen soms ook op als dochter en zus, zoals Machteld in De Leeuw van Vlaenderen (1838) of Dakerlia Wulf in De Kerels van Vlaanderen(1871) van Hendrik Conscience Conscience, Hendrik
Hendrik Conscience (1812-1883) was de eerste auteur die het in België aandurfde een roman in het Nederlands te schrijven en te publiceren. Zijn oeuvre van zo’n 65 romans, dat ook een bred... Lees meer
. Ook in die rol was de Vlaamse vrouw echter weinig ruimte gegund om zelfstandig op te treden en er eigen ideeën en verlangens op na te houden.

Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog was het beeld van de natie als gezin aan radicalisering onderhevig, parallel aan de politieke en ideologische ontwikkeling die de Vlaamse beweging in die periode doormaakte. Waar het Belgische vaderland in de 19de eeuw in de regel niet ter discussie werd gesteld, ging de flamingantische retoriek België in toenemende mate voorstellen als een afwezig en tekortschietend gezinshoofd. Tijdens huldigingen werden Vlaamse literatoren geregeld naar voor geschoven om deze vacante vaderpositie in te nemen, zoals Conscience tijdens de honderdjarige herdenking van zijn geboortedag in 1912.

Vlaamsgezinde auteurs als René de Clercq De Clercq, René
Lees meer
gaven aan de heersende genderidealen een strijdvaardigere invulling, die preludeerde op de doorbaak van het Vlaams-nationalisme tijdens de Eerste Wereldoorlog. Op toespraken voor katholieke mannenstudentenverenigingen stelde Cyriel Verschaeve Verschaeve, Cyriel
Cyriel Verschaeve (1874-1949) was een West-Vlaamse priester, literair auteur, kunstbeschouwer en publicist, die bekend werd als icoon van de Frontbeweging en het opkomende Vlaams-national... Lees meer
Vlaamse mannen voor als onsterfelijke zonen van Moeder Vlaanderen die hun vechtlust en offerbereidheid moesten inzetten om hun volk te beschermen voor een modern materialisme en moreel verval. De ontluikende Vlaamse meisjesbeweging hield hij in dit verband een passievere versie van zelfopoffering voor, waarbij de klemtoon op moederschap en onderdanigheid ten opzichte van mannen viel.

Daarnaast waren er ook specifieke symbolen die een cruciale rol gingen spelen in de flamingantische beeldvorming van mannen en vrouwen. Zo kreeg de heilige Lutgardis Lutgardis
Lutgardis (1182-1246) was een Diets sprekende benedictines en mystica. Ze werd in Vlaamsgezinde middens vereerd als de patrones van het Vlaamse volk en van de Vlaamse beweging. Lees meer
een belangrijke plaats in de katholieke Vlaamse (meisjes)studentenbeweging als symbool van volkstrouw. Na de herontdekking van een berijmde Middelnederlandse vertaling van haar leven, werd ze door Jan Bormans Bormans, Jan-Hendrik
Jan-Hendrik Bormans (1801-1878) was hoogleraar in de letterkunde. Hij was een promotor van de eengemaakte spelling in Vlaanderen en rapporteur van de Spellingcommissie (1836-1841). ... Lees meer
en Guido Gezelle Gezelle, Guido
Guido Gezelle (1830-1899) was een Vlaamse priester die de Vlaamse volkstaal verdedigde binnen het algemeen Nederlands. Hij verwierf grote bekendheid als lyrisch dichter van religieuze nat... Lees meer
opgevoerd als patroonheilige van de Vlaamse beweging. Deze Dietstalige cisterciënzerin werd vooral vereerd vanwege haar weigering om Frans te spreken in het Waalse klooster waarin ze op aandringen van haar geestelijke leiders toegetreden was. Later zou Lutgardis haar naam verlenen aan de eerste middelbare meisjesscholen, die instonden voor de religieus-intellectuele vorming van een vrouwelijke elite.

Een traditie die een sterke invloed heeft gehad op de manbeelden van de Vlaamse beweging was de Kerelsmythe. Deze werd medio 19de eeuw in het leven geroepen door historicus Joseph Kervyn de Lettenhove Kervyn de Lettenhove, Joseph
Baron Joseph C.M.B. Kervyn de Lettenhove (1817-1891) was een katholieke politicus en historicus, die vanuit zijn Belgisch nationalisme bijdroeg aan de verheerlijking van het Vlaamse verle... Lees meer
, die stelde dat de Vlamingen afstamden van de Kerels Kerels
Kerels is een naam die werd gegeven aan de middeleeuwse bewoners van Kust-Vlaanderen, die als een volk van vrije boeren werden beschouwd. In de Vlaamse beweging werden ze een begrip en sy... Lees meer
, een Saksisch boerenvolk dat zich aan het eind van de vierde eeuw in het Kustland gevestigd zou hebben. Met de al genoemde roman van Conscience De Kerels van Vlaanderen werden de Kerels geïntroduceerd in de Vlaamse letterkunde, waarna ze via Rodenbachs Kerelsliederen (1875) wijdverspreid raakten. Hoewel de mythe aan het einde van de 19de eeuw werd ontkracht door historici, bleef deze een populair motief in Vlaamse literaire teksten en strijdpoëzie. Onder meer via de blauwvoeterij Blauwvoeterij
Blauwvoeterij is de benaming voor de eerste fase van de katholieke Vlaamse studentenbeweging, vanaf de ‘Groote Stooringe’ in 1875 in het Klein Seminarie van Roeselare tot omstreeks 1880, ... Lees meer
en de (mannelijke) Vlaams-katholieke studentenbeweging Katholieke Vlaamse studentenbeweging
De Katholieke Vlaamse Studentenbeweging was de georganiseerde deelname van de katholieke studerende jeugd aan de Vlaamse beweging. Ze leverde daartoe met haar grote aanhang van ca. 1875 t... Lees meer
, oefenden opvattingen over de Kerels als een ruw, moedig, fier, hardwerkend en vrijheidsgezind volk een langdurige invloed uit op katholieke Vlaams-nationalistische manbeelden. Als vrouwelijke tegenhanger van de Kerel diende de titelheldin van Albrecht Rodenbach Rodenbach, Albrecht
Albrecht Rodenbach (1856-1880) was een West-Vlaams studentenleider en dichter, die een sleutelrol speelde in het ontstaan van de Blauwvoeterij en de katholieke Vlaamse studentenbeweging. ... Lees meer
s
Gudrun Gudrun
Lees meer
(1882), die als belichaming van dienende liefde en offerbereidheid een symbolische voorbeeldfiguur werd voor de katholieke Vlaamse meisjesbeweging Katholieke Vlaamse Meisjesbeweging
De Katholieke Vlaamse Meisjesbeweging was een beweging van katholieke, Vlaamsgezinde burgermeisjes en vrouwen ontstaan in 1912 naar het model van de katholieke Vlaamse studentenbeweging, ... Lees meer
in de 20ste eeuw.


<p>Illustratie van Edward Dujardin voor de roman de <em>De Kerels van Vlaanderen</em> (1870) van Hendrik Conscience. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhpr9792)</p>

Illustratie van Edward Dujardin voor de roman de De Kerels van Vlaanderen (1870) van Hendrik Conscience. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhpr9792)

Ten slotte groeiden ook Charles de Costers Tijl Uilenspiegel Tijl Uilenspiegel
Tijl Uilenspiegel is een personage uit een laatmiddeleeuws Duits volksboek, dat van de 19de eeuw tot diep in de 20ste eeuw door uiteenlopende politieke bewegingen in België en Vlaanderen ... Lees meer
en zijn vriendin Nele uit tot voorbeeldfiguren voor respectievelijk Vlaamse mannen en vrouwen. Hoewel de Légende d’Uylenspiegel (1867) zich verzette tegen het burgerlijke deugdzaamheidsideaal en de draak stak met alles wat naar katholieke kuisheid neigde, werden Tijl en Nele, eveneens figuren uit de Middelnederlandse folklore, door De Coster wel voorgesteld als twee fundamenteel van elkaar verschillende, ‘genderzuivere’ wezens. Ze werden opgevoerd als de vertegenwoordigers van verschillende organen binnen hetzelfde volkslichaam, elk met hun eigen functie en waarde. Nele viel samen met het hart, terwijl Tijl de geest belichaamde, waar andere, radicaal tegengestelde genderwaarden aan gekoppeld werden: emotionaliteit tegenover rationaliteit, stabiliteit tegenover dynamiek, traditie tegenover vooruitgang.

Er is meer onderzoek nodig naar de sociale contexten waarin deze gegenderde symbolen werden gebruikt om beter zicht te krijgen op de impact en reikwijdte ervan, alsook op de (eventuele) veranderende invulling van Vlaamse mannelijkheids- en vrouwelijkheidsidealen tijdens de lange 19de eeuw. Specifiek voor de Vlaamse beweging zijn in dat opzicht scholen en jeugdverenigingen relevant, waarbij onder meer periodieken, canonieke literatuur, liederen, festiviteiten en plechtigheden … onder de loep kunnen worden genomen.

Cultuurflamingantisme als mannenbastion

De Vlaamse beweging, die zich tijdens de 19de eeuw vormde in letterkundige genootschappen, was overwegend mannelijk. Voor de meeste vrouwen kon en mocht schrijven niet meer dan een vrijetijdsbesteding zijn, omdat de zorg voor het gezin als hun belangrijkste taak werd gezien. Bovendien ontbrak het hen vaak aan degelijke (Nederlandstalige) scholing. Om deze redenen behoorden vrouwelijke auteurs meestal tot de (overwegend Franstalige) burgerij. Zij hadden immers tijd, geld en de nodige scholing om zich te ontplooien op literair vlak. In tegenstelling tot andere Europese taalgebieden waar het aandeel vrouwelijke auteurs in deze periode toenam, liet de vervrouwelijking van het literaire veld in Vlaanderen op zich wachten. Tussen 1830 en 1897 verschenen er 623 literaire werken van vrouwen, waarvan slechts 164 in het Nederlands. Een aantal van deze schrijfsters slaagde er wel in om deel te nemen aan het publieke literaire leven. De dichteres Maria Doolaeghe Doolaeghe, Maria
Lees meer
onderhield bijvoorbeeld contacten met Vlaamsgezinde literatoren als David de Simpel De Simpel, David
David de Simpel (1778-1851) was een dichter en toneelschrijver die de interesse voor het Nederlands wilde aanwakkeren. Lees meer
, Frans Blieck Blieck, Frans
Lees meer
en Prudens van Duyse Van Duyse, Prudens
Lees meer
. In 1840 bracht ze Madelieven uit, de eerste door een Vlaamse vrouw geschreven dichtbundel in modern Nederlands. Doolaeghe paarde een orangistische Orangisme
Het orangisme is de verzamelterm voor het verzet tegen de Belgische afsplitsing van het Koninkrijk der Nederland onder leiding van Willem I van Oranje. Lees meer
overtuiging aan de taalflamingantische hoop dat haar gedichten zouden bijdragen tot het herleven van de moedertaal in Vlaanderen. Ook benadrukte ze het belang van het onderwijs Onderwijs
Lees meer
voor de emancipatie van de vrouwen.

De meeste vrouwelijke cultuurflaminganten onderschreven de dominante maatschappelijke visie dat vrouwen in het gezin – de privésfeer – thuishoorden, terwijl de openbare sfeer het terrein van de mannen was. Marie Lievevrouw-Coopman en Dina Demers verheerlijkten in hun jeugdboeken typisch vrouwelijke deugden zoals zorgzaamheid en liefde voor man, kinderen en huishouden. Eenzelfde traditionele visie vond men aan het eind van de 19de eeuw ook terug in de sprookjes van Maria Belpaire Belpaire, Marie-Elisabeth
Marie-Elisabeth Belpaire (1853-1948) was een welgestelde Vlaamsgezinde auteur die verschillende projecten realiseerde ter promotie van de literatuur (zoals het tijdschrift Dietsche Warand... Lees meer
en Hilda Ram. De uit de Franssprekende burgerij afkomstige Belpaire ging zich onder invloed van Ram interesseren voor de Vlaamse kwestie. Net als haar tante Constance Teichmann Teichmann, Constance
Constance Teichmann (1824-1896) was een welgestelde, ondernemende vrouw, die zich vanuit haar christelijke overtuiging inzette voor armen- en ziekenzorg en als muzikant Vlaamse kunstenaar... Lees meer
, die financiële, morele en artistieke steun verleende aan onder anderen Eugeen Zetternam Diricksens, Joos
Joos J. Diricksens (1826-1855), beter bekend onder zijn pseudoniem Eugeen Zetternam, was een Antwerpse letterkundige en huisschilder. Hij staat bekend om zijn sociaal geëngageerde romans ... Lees meer
, Peter Benoit Benoit, Peter
Peter Benoit (1834-1901) was een Vlaamsgezinde componist en muziekpedagoog. Lees meer
en Edgar Tinel Tinel, Edgar
Edgar Tinel (1854-1912) was een componist die zich met zijn liederen aanvankelijk binnen de Vlaamse beweging situeerde, maar later uitsluitend nog religieuze muziek componeerde. Hij verdi... Lees meer
, trad Belpaire op als beschermster van Vlaamse kunstenaars.

Ze bekommerde zich tevens om onderwijs en ijverde zowel voor het inrichten van meisjesscholen als voor de vernederlandsing van het onderwijs in het algemeen. Als vurige katholiek kantte Belpaire zich ondertussen sterk tegen het ontluikende feminisme. Ze geloofde niet in gelijke rechten voor mannen en vrouwen, maar wel in hun gelijkwaardigheid. Vrouwen hadden volgens haar geen baat bij politieke, economische of juridische emancipatie. Ze waren in de eerste plaats moeder, waarmee ze een belangrijke maatschappelijke functie bekleedden als overbrengers van katholieke (en bij uitbreiding Vlaamse) waarden naar hun kinderen.

Belpaires inzet voor het Nederlandstalig meisjesonderwijs was sterk gemotiveerd door deze visie, maar paradoxaal genoeg was het net via deze strijd dat ze zelf een minder stereotiep vrouwelijke rol kon opnemen. Sterker nog, dankzij haar symbolische profilering als ‘Moeder van Vlaanderen’ kon ze haar feitelijke invloed binnen de samenleving zowel vergroten als verhullen. Hoewel Belpaires retoriek volledig in lijn lag met heersende gendernormen, overschreed ze deze grenzen voortdurend in haar daden. Naast haar verwezenlijkingen op vlak van onderwijs, bleek dat ook uit haar succesvolle parcours binnen het Vlaamse literaire veld, als oprichtster en geldschieter van Dietsche Warande en Belfort Dietsche Warande en Belfort
Dietsche Warande en Belfort was een Vlaams tijdschrift voor literatuur- en geestesleven. Het ontstond in 1900 door de samensmelting van de tijdschriften Dietsche Warande en Het Belfort.... Lees meer
. Haar invloedrijke positie binnen dit letterkundig tijdschrift opende bovendien nieuwe deuren voor andere vrouwelijke schrijvers. Hoewel die slechts een tiende van de bijdragen verzorgden, deed Dietsche Warande en Belfort het op dat vlak aanzienlijk beter dan andere Vlaamse literair-culturele tijdschriften.


<p>Bijeenkomst naar aanleiding van een redactievergadering van <em>Dietsche Warande en Belfort</em>, met onder anderen Marie-Elisabeth Belpaire (midden), Stephanie Claes-Vetter, Julia de Bie, August van Cauwelaert en Gerard Walschap, s.d. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph51832)</p>

Bijeenkomst naar aanleiding van een redactievergadering van Dietsche Warande en Belfort, met onder anderen Marie-Elisabeth Belpaire (midden), Stephanie Claes-Vetter, Julia de Bie, August van Cauwelaert en Gerard Walschap, s.d. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph51832)

Het contrast met het vrijzinnig en progressief georiënteerde avant-gardeblad Van Nu en Straks Van Nu en Straks
Van Nu en Straks (1893-1901) was een literair en cultureel tijdschrift, dat voor Vlaanderen vernieuwend was doordat het aansloot bij internationale eigentijdse denkrichtingen zoals het an... Lees meer
is markant. In de redactieraad zetelden nauwelijks vrouwen – laat staan dat ze invloedrijke posities innamen. Bovendien heerste er een sterkere misogyne cultuur. Onder meer bij August Vermeylen Vermeylen, August
August Vermeylen (1872-1945) was een schrijver, literatuur- en kunsthistoricus, en socialistisch senator. In het tijdschrift Van Nu en Straks, waarvan hij de leiding had, publiceerde hij ... Lees meer
en Emmanuel de Bom De Bom, Emmanuel
Emmanuel de Bom (1868-1953) was een Vlaamse schrijver, redacteur, journalist en bibliothecaris. Lees meer
leefde de opvatting dat vrouwen en literatuur niet samengingen. Beide schrijvers vonden hen niet enkel onbekwaam door hun vrouwelijke natuur, maar meenden ook dat ze mannen te veel van hun artistieke bezigheden afleidden. Schrijvers moesten ‘manhaftig’ vechten om vrouwelijke verlokkingen uit hun leven en gedachten te houden. ‘Male bonding’ speelde daarbij een belangrijke rol. Dit fenomeen was erg courant in 19de-eeuwse intellectuele kringen en het cultuurflamingantisme was wat dat betrof geen uitzondering. In de correspondentie tussen mannelijke auteurs vinden we bijvoorbeeld heel wat uitingen van broederlijke liefde, waarvan de toon varieerde van vriendschappelijk tot romantisch of uitgesproken homo-erotisch, zoals onder meer bleek uit recent onderzoek naar de relatie tussen Gezelle en zijn minderjarige studenten. Gezelles briefwisseling met leerlingen als Eugeen van Oye Van Oye, Eugeen
Eugeen van Oye (1840-1926) was een arts, dichter en toneelschrijver. Hij was de leerling van Guido Gezelle en vertoefde in de kringen van Peter Benoit. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was ... Lees meer
wijst echter ook op verschillende vormen van grensoverschrijdend gedrag zoals intimidatie, intellectuele manipulatie en misbruik van zijn hogere positie als priester-leerkracht. Er is meer onderzoek nodig naar de omgang van Vlaams-katholieke mentoren met hun leerlingen om de representativiteit van dit fenomeen aan te tonen. We weten wel dat in de loop van de 20ste eeuw de romantische vriendschap tussen mannelijke auteurs geleidelijk onder druk kwam te staan door de toenemende heteroseksualisering van de samenleving en daarmee samenhangende homofobie.

Tot op vandaag blijft het onderzoek naar de rol van mannen en vrouwen in de Vlaamse beweging tijdens de 19de eeuw eerder casuïstisch – want toegespitst op specifieke organisaties of personen. Bovendien is de vrijzinnige stroming sterk onderbelicht in vergelijking met de katholieke. Een meer systematische netwerkanalyse van (cultuur)flamingantische verenigingen en tijdschriften zou licht kunnen werpen op de (al dan niet veranderende) genderverhoudingen in de bredere beweging.

Gegenderde literaire standaarden

Er was in de Vlaamse letterkundige genootschappen niet alleen een kwantitatief onevenwicht tussen mannen en vrouwen, ook de literaire kritiek was gegenderd. Literaire werken van vrouwelijke auteurs werden fijngevoelig, zinnelijk-intuïtief en zedelijk genoemd, en vaker in verband gebracht met realisme: zintuiglijk en beschrijvend, waardoor schrijvende vrouwen vaak andermaal aan passiviteit werden gerelateerd. Omgekeerd werden meer actieve eigenschappen zoals genialiteit, originaliteit en kunstzinnigheid en meer avant-gardistische teksten geassocieerd met mannelijkheid. Deze gendering hield niet noodzakelijk een hiërarchisering in. Stereotiep vrouwelijke literaire kenmerken zoals moraliteit en emotionaliteit werden evengoed positief onthaald bij mannelijke auteurs zoals Conscience en Gezelle. In het 19de-eeuwse Vlaanderen lag het (vrouwelijk geachte) poëtisch realisme in het verlengde van de literaire standaard: Vlaamse literatuur was in de eerste plaats didactisch en idealiserend. De focus lag op nationale beschaving, wat gelijkliep met de heersende verwachtingen tegenover vrouwen, die als moeders van de natie een bijdrage moesten leveren aan de opvoeding van het volk. Een typerend voorbeeld was het moraliserende werk van Johanna Courtmans-Berchmans Berchmans, Johanna
Lees meer
, die met haar proza wilde bijdragen tot de opvoeding van het volk en hamerde op het emancipatorische belang van onderwijs.

Een handvol vrouwelijke schrijvers werd uitdrukkelijk geprezen om hun ‘mannelijke’ intellect en vernieuwing. Zij slaagden er, ondanks de misogynie van vooraanstaande figuren in het literaire veld, wel in om invloed uit te oefenen op de Nederlandstalige letterkunde en werden hierom ook erkend. De dichteres Hélène Swarth werd door Pol de Mont De Mont, Pol
Pol de Mont (1857-1931) was een dichter, essayist, folklorist, journalist, kunstcriticus en redenaar. In al zijn activiteiten gaf hij de Vlaamse strijd absolute prioriteit. Decennialang w... Lees meer
‘het toonbeeld van modernistisch streven naar formele volmaaktheid’ genoemd en haar sonnetten, een dichtvorm die opnieuw populair was in avant-gardistische kringen, werden vergeleken met het werk van Dante, Goethe en Shelley. Ook de zussen Rosalie Loveling, Rosalie
Rosalie Loveling (1834-1875) was een vernieuwende Vlaamse schrijfster van vaak uitgesproken geëngageerde gedichten en novellen. Ze was de zus van Virginie Loveling en de tante van Cyriel... Lees meer
en Virginie Loveling Loveling, Virginie
Virginie Loveling (1836-1923) was een Vlaamse, vernieuwende en vaak uitgesproken geëngageerde schrijfster. Ze was de zus van Rosalie Loveling en de tante van Cyriel Buysse. Lees meer
kwamen via mannelijke kennissen en familieleden in contact met de wereld van de – in hun geval voornamelijk vrijzinnige – flaminganten. De derde zus, Pauline, was de moeder van Cyriel Buysse Buysse, Cyriel
Cyriel Buysse (1859-1932) was een invloedrijk auteur van naturalistische romans en toneelstukken. Lees meer
. Hun halfbroer Caesar Fredericq, die tot de kring rond De Broedermin De Broedermin
De Broedermin (1848-1859) begon als een christendemocratisch geïnspireerd dagblad met republikeinse inslag, maar evolueerde naar een doctrinair liberalisme. Lees meer
behoorde, was de vader van Paul Fredericq Fredericq, Paul
Paul Fredericq (1850-1920) was een vooraanstaande Gentse historicus, die als de officieuze ideoloog van het liberaal flamingantisme kan worden  omschreven. Als rector van de Gentse univer... Lees meer
en grootvader van Julius Mac Leod Mac Leod, Julius
Julius Mac Leod (1857-1919) was hoogleraar plantkunde aan de Gentse universiteit en een Vlaamsgezinde progressieve liberaal. Hij was een belangrijke pleitbezorger van de vernederlandsing ... Lees meer
. Vooral Virginie liet een vrij omvangrijk oeuvre na. Hoewel ze zelf niet actief betrokken was bij de Vlaamse strijd stond ze in contact met mannelijke flaminganten zoals Willem Rogghé Rogghé, Willem
Lees meer
en Max Rooses Rooses, Max
Lees meer
. Het werk van Virginie Loveling oversteeg het genre van de zuivere zedenroman en speelde een cruciale rol in de vernieuwing en professionalisering van de Vlaamse letterkunde. Haar boeken belichaamden de omslag van traditionele, idealistische geschriften naar een moderne literatuur die intellectueel en verfijnd is. Ze schreef over het leven van de uitgestotenen van de maatschappij en stelde zich antikatholiek op. Hoewel ze ook onderwerpen als opvoeding en de burgerlijke huwelijksmoraal op een vrijmoedige manier behandelde, nam ze geen uitgesproken feministische standpunten in. Ze schreef wel over politieke kwesties zoals de schoolstrijd. Omdat dergelijke onderwerpen taboe waren voor vrouwelijke auteurs publiceerde Loveling haar werk, zoals veel vrouwen in die tijd, onder een mannelijk pseudoniem (W.G.E. Walter).

Onderwijs als hefboom voor vrouwenparticipatie

Het gebrek aan degelijke Nederlandstalige scholing is een van de belangrijkste verklaringen voor het genderonevenwicht bij de voortrekkers van de vroege Vlaamse beweging. Pas in 1914 werd voor alle Belgische kinderen de leerplicht tot 12 jaar ingevoerd, waardoor zowel meisjes als arbeidskinderen tijdens de 19de eeuw achterophinkten in het lager onderwijs Lager onderwijs
De ‘taalstrijd’ in Vlaanderen is op het niveau van het lager onderwijs minder problematisch verlopen dan op dat van het middelbaar en van het hoger onderwijs. Toch was de verfransing van ... Lees meer
. Bovendien waren de leerplannen seksegescheiden: meisjes moesten vooral praktische kennis verwerven die ze later in het gezin nodig zouden hebben. Jongens volgden daarentegen beroepsgerichte vakken met hogere kwalificatieverwachtingen. In België werd in 1840 voor jongens in officieel middelbaar onderwijs voorzien, terwijl athenea voor meisjes pas openden in 1925. Hoewel in de tweede helft van de 19de eeuw de eerste (privé)middelbare scholen voor meisjes werden opgericht, bleven deze tot aan het interbellum eerder uitzondering dan regel. Aangezien kennis van het hoger middelbaar onderwijs een vereiste was voor universitaire studies, bleven de vrouwelijke inschrijvingen beperkt toen vanaf 1880 hogere scholen hun deuren openden voor vrouwen. Bovendien bleef het Frans de dominante voertaal in het middelbaar en hoger onderwijs.

De kritiek op het Frans als onderwijstaal nam toe naarmate de Vlaamse beweging invloedrijker werd. Tijdens dezelfde periode klonk onder invloed van de eerste feministische golf ook de roep om kwaliteitsvoller meisjesonderwijs steeds luider. Deze kon binnen de Vlaamse beweging op een zeker draagvlak rekenen. Steeds meer flaminganten vonden dat de afwezigheid van vrouwen de Vlaamse ontvoogdingsstrijd vertraagde. Taal werd gezien als een van de belangrijkste middelen om nationaliteit en moraliteit te beschermen. Als ‘moeders van de natie’ kregen vrouwen in dit verband een sleutelrol toegedicht. Vrouwen aan wie op school de liefde voor het Nederlands en voor Vlaanderen bijgebracht werd, zouden deze doorgeven aan hun kinderen. Hun zonen zouden vervolgens in de openbare sfeer blijk geven van hun Vlaamsgezindheid, terwijl hun dochters in hun gezin 'het Vlaamse vlammetje' brandend zouden houden. Al in 1844 had Conscience in Siska van Roosemael op de ‘rampzalige’ gevolgen van een Franstalige opvoeding gewezen, in het bijzonder in de Franstalige pensionaten. Rodenbach schreef in 1878 in Van ener Jonkvrouw dat de Vlaamse vrouwen niet geïnteresseerd waren in mannen die hun ‘Dietsche verzen’ schonken, maar volledig op de Franse cultuur gericht waren. In 1906 klaagde ook Hugo Verriest Verriest, Hugo
De Vlaamsgezinde en progressieve priester en letterkundige Hugo Verriest (1840-1922) was een van de belangrijkste intellectuele inspirators van de katholieke flamingantische scholieren- e... Lees meer
over de afwezigheid van elke Vlaamsgezinde reflex bij de Vlaamse vrouwen: ‘Niets roert daar, niets groeit of bloeit, de stille wateren der dode zee.’ Deze auteurs waren ervan overtuigd dat in het Frans opgevoede en onderwezen vrouwen de Franse cultuur doorgaven aan hun kinderen en zo elke stap die de Vlaamse beweging in de publieke sfeer vooruitzette thuis weer tenietdeden.

In 1909 wijdde Frans Daels Daels, Frans
Frans Daels (1882-1974) vormde de spil van de Vlaamsgezinde organisaties aan het IJzerfront en groeide in het interbellum als voorzitter van het IJzerbedevaartcomité en voorvechter van N... Lees meer
een werkje aan ‘de opvoeding der vrouw en hare rol in de samenleving’. Hierin stelde hij vrouwen voor als zwakke wezens, die eerbied en bescherming nodig hadden, maar zich wel dienden te ontwikkelen omdat ze een beslissende rol speelden in de opvoeding van de kinderen. De opleiding van de meisjes had volgens hem dan ook slechts belang wanneer ze ten dienste gesteld werd van een echtgenoot en kinderen. Daels plaatste het moederschap centraal en keurde fabrieksarbeid en andere taken die konden leiden tot de verwaarlozing van het huishouden en de kroost af.

Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog volgden verschillende lokale initiatieven voor de vernederlandsing van het middelbaar (meisjes)onderwijs. In 1911 richtten Belpaire, Frans van Cauwelaert Van Cauwelaert, Frans
Frans van Cauwelaert (1880-1961) was een Vlaamsgezinde katholieke politicus, die een hoofdrol speelde in de vernederlandsing van het openbare leven in Vlaanderen. Van Cauwelaert lag in 19... Lees meer
en Lieven Gevaert Gevaert, Lieven
Lees meer
in Antwerpen de Sint-Lutgardisschool op, de eerste Vlaamse onderwijsinstelling die in volledig Nederlandstalig middelbaar onderricht voor meisjes voorzag. Daarnaast werden er ook lezingen georganiseerd die volwassen vrouwen moesten onderwijzen over Vlaamse kwesties. In 1913 werd, in navolging van de Vlaamse scholieren- en studentenbeweging voor jongens, een overkoepelende Landsbond voor Katholieke Vlaamsche Meisjesstudenten Landsbond voor Katholieke Vlaamsche Meisjesstudenten
Lees meer
in het leven geroepen. Deze bond had politieke noch feministische objectieven en verkondigde het gangbare maatschappijbeeld dat vrouwen in de private en mannen in de publieke sfeer thuishoorden. Paradoxaal genoeg gaf de Landsbond Vlaamse vrouwen wel de mogelijkheid om te ontsnappen aan het ideaalbeeld van de vrouw aan de haard. Via tal van publieke evenementen kwamen vooral ongehuwde vrouwen steeds vaker het huis uit. De bond werd bovendien geleid door vrouwen, die in hun rol als bestuurder en publiek spreekster een voorbeeldfunctie bekleedden. Onbewust droeg de Landsbond op die manier bij aan de groeiende sociale bewustwording van Vlaamse vrouwen.

De Eerste Wereldoorlog (1914-1918)

De Eerste Wereldoorlog Eerste Wereldoorlog
De Vlaamse beweging is fundamenteel getekend door de Eerste Wereldoorlog. De oorlog maakte een verregaande democratisering onafwendbaar, met wezenlijke gevolgen voor het politieke draagv... Lees meer
was een totale oorlog die de volledige samenleving, zowel de mannen en vrouwen aan het front als in de bezette gebieden, meesleepte. Enerzijds versterkte de oorlog bestaande genderverhoudingen. De mobilisatiepropaganda appelleerde aan de massa door gebruik te maken van herkenbare stereotypen. Mannen dienden heldhaftig de wapens op te nemen ter verdediging van hun vaderland, vrouwen en kinderen. Vrouwen werden vooral in een ondersteunende en zorgende rol gecast, als toegewijde verpleegster, liefhebbende echtgenote of rouwende moeder. Anderzijds creëerde de oorlogssituatie ook ruimte om buiten deze traditionele patronen te treden. Dit was vooral het geval in vrije landen, waar vrouwen het werk moesten overnemen van mannen die naar het front waren vertrokken. In bezet België, waar slechts twintig procent van de inzetbare mannelijke bevolking werd gemobiliseerd, lag dit anders. Door de grote werkeloosheid kwam het kostwinnersmodel onder druk te staan, wat veel mannen een belangrijk onderdeel van hun identiteit ontnam. Bovendien werden vrouwen nog verder uit het openbare leven gedreven, omdat mannen voorrang kregen op de schaarse jobs, ook in sectoren die voor de oorlog al vervrouwelijkt waren.

De massale mobilisatie in 1914 zorgde aanvankelijk voor een heropleving van het Belgische nationalisme. Onder invloed van de Duitse Flamenpolitik radicaliseerde evenwel een kleine fractie van de Vlaamse beweging in nationalistische en anti-Belgische zin. Vooral mannen, maar ook een aantal vrouwen, kozen de zijde van de bezetter en engageerden zich in het activisme Activisme
Het begrip activisme verwijst naar de fractie van flaminganten die tijdens de Eerste Wereldoorlog bereid was om politiek of anderszins samen te werken met de Duitse bezetter en financiële... Lees meer
. Hoewel het merendeel van de flaminganten trouw bleef aan de Belgische staat, betekende de Eerste Wereldoorlog zo de doorbraak van het politieke Vlaams-nationalisme. Deze toenemende politisering werkte een meer uitgesproken definiëring van gendernormen in functie van de Vlaamse natie in de hand. De brede verspreiding van deze Vlaams-nationalistische mannelijkheids- en vrouwelijkheidsidealen gebeurde vooral tijdens het interbellum, onder meer via de steeds populairder wordende IJzerbedevaarten IJzerbedevaarten
De IJzerbedevaart is een jaarlijkse herdenking van de Vlaamse gesneuvelden tijdens de Eerste Wereldoorlog, die ontstond omstreeks 1920. Dit voor de Vlaamse beweging erg symbolische gebeur... Lees meer
, maar de fundamenten ervan werden al tijdens de oorlogsjaren gelegd. Onder meer Joe English English, Joe
Joe English (1882-1918) was een Brugse kunstschilder, die zijn grote faam binnen de Vlaamse beweging vooral ontleende aan zijn tekenwerk als frontkunstenaar. Lees meer
, de gebroeders Van Raemdonck Gebroeders van Raemdonck
De broers Edward en Frans van Raemdonck waren twee Vlaamsgezinde soldaten in het Belgische leger, die door hun gezamenlijke dood op het slagveld symbool gingen staan voor zowel de ideale ... Lees meer
en Renaat de Rudder De Rudder, Renaat
Renaat de Rudder (1897-1917) was actief in de Frontbeweging. Nadat hij werd gedood tijdens een verkenningstocht, ging De Rudder als een van de ‘IJzersymbolen’ deel uitmaken van de Vlaams-... Lees meer
groeiden uit tot ‘ IJzersymbolen IJzersymbolen
Lees meer
’, Vlaamsgezinde frontsoldaten die aan (of achter) het front het leven lieten en waarrond een heuse herinneringscultus werd opgebouwd. De 80%-mythe over de verhouding van Nederlands- en Franstalige soldaten aan het front, voedde – samen met verschillende kleinere en grotere vormen van taalkundige en sociale ongelijkheid in het Belgische leger – de gedachte dat vooral Vlamingen zich hadden opgeofferd, voor een vaderland dat hun taal – en bij uitbreiding ook hun wezen – miskende. Deze slachtofferidentiteit had een sterke weerslag op de invulling van mannelijkheidsidealen. Vlaamse mannen werden voorgesteld als martelaars, die hun leven hadden gegeven voor de onafhankelijkheid van het Vlaamse volk. Uit deze martelaarsmetafoor bleek bovendien een sterke invloed van religie op het Vlaams-nationalistische mannelijkheidsideaal. Liefde voor God werd immers gelijkgesteld aan loyaliteit jegens Vlaanderen.


De tot martelaar verheven Vlaamse soldaat Renaat de Rudder op de affiche van de twaalfde IJzerbedevaart, 23 augustus 1931. Ontwerp Jos de Swerts. (ADVN, VAFC8)
De tot martelaar verheven Vlaamse soldaat Renaat de Rudder op de affiche van de twaalfde IJzerbedevaart, 23 augustus 1931. Ontwerp Jos de Swerts. (ADVN, VAFC8)

Na de oorlog werden niet alleen frontsoldaten maar ook veroordeelde activisten zoals August Borms Borms, August
August Borms (1878-1946) speelde een prominente rol in de activistische collaboratie tijdens de Eerste Wereldoorlog en groeide nadien uit tot hét symbool van de amnestiebeweging, die een ... Lees meer
en Roza de Guchtenaere De Guchtenaere, Rosa
Rosa de Guchtenaere (1875-1942) was een Vlaams-nationalistisch activiste, onderwijzeres en feministe. Ze engageerde zich voor talrijke anti-Belgische comités en verwierf bekendheid als pr... Lees meer
in toenemende mate vereerd als oorlogshelden. Nadat De Guchtenaere in april 1919 zelf haar verdediging voordroeg voor de krijgsraad, werd haar in brochurevorm uitgegeven pleidooi heel populair in activistische kringen. De ontkenning van België als legitieme staat maakte dat de activisten in Vlaams-nationalistische ogen geen landverraad hadden gepleegd. Integendeel, ze werden geconsacreerd als grote idealisten en ultieme martelaren omdat ze hun vrijheid hadden geofferd voor de Vlaamse zaak. De Guchtenaere was een van de weinige vrouwen die na de oorlog een heldenstatus verwierf binnen de Vlaamse beweging. Omdat vrouwen niet hadden meegevochten in de oorlog, werden ze in de regel uitgesloten van het martelaarschap. Wel kregen ze een plaats in de herinnering aan de Eerste Wereldoorlog, maar enkel en alleen in hun relatie tot mannen: als rouwende echtgenotes en moeders. Geheel in de lijn van het vooroorlogse vrouwbeeld werden ze daarmee andermaal voorgesteld als de biologische en culturele reproducenten van de natie. Niet alleen het baren, maar ook het opvoeden van ‘Vlaamsbewuste’ kinderen heette hun nationale plicht. Op die manier verzekerden vrouwen een zekere continuïteit, waarmee zij legitimiteit aan de idee van een Vlaamse natie verleenden. Dit werd versterkt door de populariteit van vrouwelijke allegorieën, zoals ‘Onze Lieve Vrouw van den IJzer’ waar dit artikel mee aanving, die als variaties op de vooroorlogse Mariafiguur ‘Onze Lieve Vrouw van Vlaanderen’ moederlijke troost en maagdelijke zedelijkheid naar het front moesten brengen. Doordat vrouwen vooral opgevoerd werden als metafoor voor de natie of de nationale ruimte, belichaamden ze de natie in hoofdzaak symbolisch en indirect. Dit contrasteerde met mannen, die telkens als individuen figureerden in het dominante vertoog. Via de idealisering van mannelijke kameraadschap in de loopgraven, waar vrouwen geen deel van uitmaakten, werd de Vlaamse natie (of althans haar actieve deel) veelal herleid tot de relatie tussen mannen onderling.

Het interbellum (1918-1939)

Historici hebben lang aangenomen dat de Eerste Wereldoorlog een einde gemaakt zou hebben aan vooroorlogse sociale verhoudingen, maar dat beeld werd intussen onderuitgehaald. Na een langdurige periode van conflict verlangden de meeste vrouwen en mannen niets meer dan een terugkeer naar de normaliteit, wat samenhing met een herwaardering van traditionele rollen. Vrouwen die tijdens de oorlog ingesprongen waren in mannelijke sectoren moesten hun jobs weer afstaan aan hun voorgangers. Onder invloed van de pro-natalistische beweging, aangezwengeld door overheden die het verlies aan mankracht wilden herstellen, groeide opnieuw weerstand tegen buitenshuis werkende vrouwen (zie Demografie Demografie
Lees meer
). Het kroostrijke moederschap was hun burgerplicht, de kost winnen voorbehouden aan de vaders. Meer dan ooit werd de complementariteit van de seksen bepleit, met een terugkeer van de vrouw naar de haard als gevolg.

Deze evolutie bereikte een hoogtepunt tijdens de economische crisis van de jaren 1930, toen bleek dat vrouwen vooral beschouwd werden als een arbeidsmarktreserve, ingezet in tijden van economische bloei en afgedankt wanneer het slechter ging. Beroepsactieve vrouwen waren – samen met immigranten – een van de eerste slachtoffers van de recessie. Tal van crisismaatregelen moesten de werkzekerheid van mannen veiligstellen door vrouwenarbeid te ontmoedigen of zelfs onmogelijk te maken. Geen van deze maatregelen – gaande van het vastleggen van een maximumaantal vrouwen in industriële sectoren tot het voorbehouden van de meeste overheidsbetrekkingen voor mannen – was een lang leven beschoren. De meeste getroffen gezinnen konden het immers niet stellen zonder het inkomen van de vrouw en bovendien maakte het beperken van vrouwenarbeid geen einde aan de crisis.

Vlak na de Eerste Wereldoorlog kwam de vraag naar stemrecht opnieuw op de agenda. Het offer dat mannelijke soldaten hadden gebracht voor België, moest volgens velen beloond worden met politieke inspraak. Dit resulteerde in de invoering van het algemeen enkelvoudig mannenstemrecht in 1919. Een jaar later kregen ook bepaalde vrouwelijke groepen, zoals oorlogsweduwen, gemeentelijk stemrecht. Vanaf 1921 waren vrouwen op alle niveaus verkiesbaar en kregen ze stemrecht voor de gemeenteraadsverkiezingen, met uitzondering van prostituees of overspelige vrouwen. Het betrof hier niet zozeer een verovering van de vrouwenbeweging, maar een tactische zet van de katholieke partij Katholieke partij
De katholieke partij, later CVP (vanaf 1945) en CD&amp;V (vanaf 2001) speelde een cruciale rol in de geschiedenis van de Vlaamse beweging. De partij had een belangrijk aandeel in onder m... Lees meer
, die op deze manier hoopten het gevreesde stemmenverlies dat het mannenstemrecht teweeg zou brengen te compenseren.

Toch mag het herstel van vooroorlogse verhoudingen niet overschat worden. De vooruitgang op vlak van gendergelijkheid was inderdaad beperkt tijdens het interbellum, maar er werd wel degelijk terrein gewonnen. Ondanks de vruchtbaarheidscampagnes daalde het aantal geboortes. De scholingsgraad van vrouwen nam toe en ze vonden een bredere ingang op de arbeidsmarkt in de groeiende dienstensector als typist of winkelier. Nieuwe beroepen in de sociale en zorgsector, zoals kinderverzorgster en sociaal assistente, waren sterk verweven met vrouwelijke idealen van zorgzaamheid en dienstbaarheid. In de praktijk bleven heel wat vrouwen ook na hun huwelijk werken, vaak aan betere lonen en voorwaarden dan voorheen. Vooral jonge vrouwen ontwikkelden een professionele identiteit onafhankelijk van hun moederschap. Bovendien impliceerde de uitbreiding van het stemrecht, voor mannen uit de lagere sociale klassen en in beperkte mate ook voor vrouwen, dat de politieke elite zich inhoudelijk moesten heroriënteren om het nieuwe, meer gediversifieerde kiespubliek aan te spreken.

Vlaams-nationalistische partijvorming: eerste vrouwen in een ‘mannelijke’ politiek

Hoewel vooral mannen gecollaboreerd hadden met de Duitse bezetter, waren er ook vrouwen die in aanraking kwamen met de repressie na de Eerste Wereldoorlog Repressie na de Eerste Wereldoorlog
De ‘repressie’ na de Eerste Wereldoorlog was de bestraffing van degenen die tussen 1914 en 1918 met de Duitse bezetter collaboreerden en misdrijven tegen de veiligheid van de (Belgische)... Lees meer
. Een minderheid, waaronder de voornoemde Roza de Guchtenaere, werd gerechtelijk vervolgd, maar de echtgenotes en dochters van mannelijke activisten kregen het ook zwaar te verduren. Niet alleen werden ze zwaar bespot, ze moesten plots alleen instaan voor het onderhoud van hun gezin. Na de oorlog ontstonden er verschillende netwerken en verenigingen die zich inzetten voor amnestie Amnestie na de Eerste Wereldoorlog
Na de Eerste Wereldoorlog ontstond als reactie op de bestraffing van de activistische collaboratie een Vlaamsgezinde amnestiebeweging, waarin Vlaams-nationalisten sterk vertegenwoordigd w... Lees meer
en materiële bijstand van deze onrechtstreeks getroffenen. Vlaamsgezinde vrouwen zoals Anna Mortelmans Mortelmans, Anna
Anna Mortelmans (1893-1957) was tijdens WOI als feministe actief in het Antwerpse activisme. Later was ze schooldirectrice en actief in de Frontpartij en de Vlaamse Meisjesstudentenkring... Lees meer
, Maria de Groodt De Groodt, Maria
Lees meer
, Anna Martens Martens, An
An(na) Martens (1894-1983) engageerde zich in tal van culturele activiteiten; tijdens de Tweede Wereldoorlog was ze hoofdredactrice van het aan de DeVlag gelieerde tijdschrift Laagland.... Lees meer
, Marie van Gastel Van Gastel, Marie
Maria van Gastel (1892-1980) was lerares, verpleegster en eerste voorzitter van het Hoogstudentinnenverbond. Ze sprak vaak op meetings en leverde tijdens de beide wereldoorlogen caritatie... Lees meer
en Odila Vandenberge Vandenberge, Odila
Odila Maréchal-Vandenberge (1881-1956) was sinds de jaren dertig lid van het VNV en werd in 1936 gecoöpteerd tot senator. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd ze leider van de vrouwenbeweg... Lees meer
speelden daarin een belangrijke rol. Door deel te nemen aan de amnestieacties en het publiekelijk opnemen van stereotiep vrouwelijke zorgtaken (hulppakketten samenstellen, gevangenen bezoeken…) slaagden een aantal van hen erin om door te dringen tot de openbare sfeer. Dat de amnestiebeweging als opstap naar de partijpolitiek kon dienen, wordt geïllustreerd door het parcours van Mortelmans, De Groodt en Van den Berghe, die tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 1921 opkwamen voor de eerste Vlaams-nationalistische partij, Het Vlaamsche Front Het Vlaamsche Front
Het Vlaamsche Front was een Vlaams-nationalistische partij, die werd opgericht in 1919 en ook bekend stond onder de couranter gebruikte officieuze benaming Frontpartij. Gesticht als een ... Lees meer
.

Zoals in bijna alle politieke families tijdens het interbellum, was binnen de Vlaamse beweging het differentiedenken dominant, waarin mannen en vrouwen verschillende, maar wel gelijkwaardige rollen kregen. De manier waarop deze levenstaken vorm kregen in functie van de natie, was wel specifiek voor het Vlaams-nationalisme. Dit blijkt onder meer uit pater Jules Callewaerts Sterke Vrouw van Vlaanderen (1921). Beïnvloed door de blauwvoeterij, zag Callewaert de man als het hoofd en de vrouw als het hart van eenzelfde lichaam. Vlaamse vrouwen moesten als trouwe en gehoorzame partners hun meerdere in Vlaamse mannen erkennen. Callewaerts ‘sterke Vlaamse vrouw’ was godsdienstig, huiselijk en zacht, maar ook sterk, goed en barmhartig. Ze speelde een cruciale rol in de opvoeding van de kinderen en dit was dan ook haar voornaamste bijdrage aan de Vlaamse zaak. Dat deze visie breed gedragen werd, blijkt eveneens uit het enige vrouwenthema dat de Frontpartij op de politieke agenda plaatste, namelijk de vernederlandsing van het middelbaar meisjesonderwijs.

In 1921 richtte Mortelmans binnen de Frontpartij het Vrouwenfront op, dat zich sterker uitsprak voor vrouwenemancipatie dan de officiële partijlijn. De leden pleitten in artikels voor vrouwenstemrecht en gelijk loon voor gelijk werk. Frontpartij-orgaan De Schelde (zie Volk en Staat Volk en Staat
Volk en staat (15 november 1936 - 3 september 1944) was een Vlaams-nationalistisch dagblad en orgaan van het Vlaamsch Nationaal Verbond. Het blad verscheen als opvolger van De Schelde (1... Lees meer
) propageerde bovendien een moderner vrouwbeeld dan andere Vlaamsgezinde en katholieke kranten door positief te berichten over vrouwelijke sport Sport
Sport en Vlaamse beweging raakten in de loop van de 19de en 20ste eeuw steeds meer met elkaar verstrengeld. Niet alleen drukten de taalkwestie en de communautaire problematiek hun stempel... Lees meer
- en lichaamscultuur (zie Vrouwenbeweging Vrouwenbeweging
Binnen de Vlaamse beweging bestond in het algemeen nauwelijks interesse voor vrouwenemancipatie. Toch was er sprake van kruisbestuiving met de vrouwenbeweging. Zo hanteerden vrouwenorgani... Lees meer
).


Na de Eerste Wereldoorlog herleefde de katholieke Vlaamse meisjesbeweging. De beweging was nu nog meer radicaal-flamingantisch door de inbreng van jonge vrouwen die onder activistische invloed hadden gestaan. Hier zien we de deelnemers aan de landdag in Brugge, 1935. Vooraan in het midden: Angela Dosfel-Tijsmans, Betty Knockaert, Colomba Thiel, Rachel Sayns, Marie Booret. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph40109)
Na de Eerste Wereldoorlog herleefde de katholieke Vlaamse meisjesbeweging. De beweging was nu nog meer radicaal-flamingantisch door de inbreng van jonge vrouwen die onder activistische invloed hadden gestaan. Hier zien we de deelnemers aan de landdag in Brugge, 1935. Vooraan in het midden: Angela Dosfel-Tijsmans, Betty Knockaert, Colomba Thiel, Rachel Sayns, Marie Booret. (Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis, tglhph40109)

Tijdens de jaren 1920 maakten steeds meer vrouwen hun intrede in het publieke domein. Ze namen deel aan politieke massamanifestaties zoals de Vlaamsch Nationale Landdagen Vlaams Nationale Landdagen
De Vlaams Nationale Landdagen waren Vlaams-nationalistische manifestaties, meestal in open lucht, tijdens het interbellum georganiseerd door Staf de Clercq in Kester en later door het VNV... Lees meer
, de IJzerbedevaarten en de amnestiebetogingen – zij het wel via seksegescheiden verenigingen. Dat was grotendeels te danken aan de populariteit van de Katholieke Vlaamsche Meisjesbeweging Katholieke Vlaamse Meisjesbeweging
De Katholieke Vlaamse Meisjesbeweging was een beweging van katholieke, Vlaamsgezinde burgermeisjes en vrouwen ontstaan in 1912 naar het model van de katholieke Vlaamse studentenbeweging, ... Lees meer
en aan de oprichting van vrouwenafdelingen binnen politieke partijen. Het was niet de opzet van deze ontluikende Vlaamse vrouwenbeweging om politieke standpunten in te nemen of om vrouwen klaar te stomen voor een politieke carrière, maar ze slaagde er wel in om meer vrouwen te engageren voor de Vlaamse zaak en op die manier deel te nemen aan een bredere politieke cultuur. Deze grotere vrouwelijke betrokkenheid bij de Vlaamse beweging ging evenwel niet op voor alle lagen van de samenleving. Hoewel de Landsbond zich vanaf 1926 expliciet openstelde voor werkende en gehuwde vrouwen, bleef ze hoofdzakelijk studenten en pas afgestudeerden uit burgerlijke milieus aantrekken.

Verrechtsing: genderretoriek versus praktijk

In 1933 werd met het Vlaamsch Nationaal Verbond Vlaamsch Nationaal Verbond
Het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) (1933-1945) was een rechts-radicale Vlaams-nationalistische partij die tijdens de Tweede Wereldoorlog collaboreerde met de Duitse nationaalsocialistis... Lees meer
(VNV) een nieuwe poging ondernomen om een Vlaams-nationalistische eenheidspartij in het leven te roepen. Ideologisch liet het VNV zich inspireren door het nationaalsocialistische gedachtegoed over de Nieuwe Orde. De partijkranten verwezen ook inzake zogenaamde ‘vrouwenkwesties’ geregeld naar het gedachtegoed van Hitler en Goebbels, volgens wie ‘het voornaamste en hoogste beroep der vrouw […]: vrouw en moeder’ was en daarom mocht ze ‘zich niet op mannelijke gebieden met den man willen meten.’ In het extreemrechtse discours was het sekseverschil erg belangrijk. Vrouwen hadden geen zaken met ‘de politiek en dat openbare leven, waar de man het voorrecht heeft.’ De partij kantte zich tegen vrouwenstemrecht op nationaal niveau. VNV-leider Staf de Clercq De Clercq, Staf
Staf de Clercq (1884-1942) was een Vlaams-nationalistische politicus, die zijn politieke carrière begon als kamerlid voor de Frontpartij. Hij staat vooral bekend als stichter en eerste l... Lees meer
zei in 1938 over de vrouwenafdeling, het door Magda Haegens Haegens, Magda
Magda Haegens (1900-1992) had de leiding over de vrouwenorganisatie van het Vlaams Nationaal Verbond (VNV), tot ze in 1940 uit deze functie ontslagen werd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog ... Lees meer
geleide Vlaamsch Nationaal Vrouwenverbond Vlaamsch Nationaal Vrouwenverbond
Het Vlaamsch Nationaal Vrouwenverbond (1930-1944) was een Vlaams-nationalistische vrouwenorganisatie die in 1934 deel werd van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV). Lees meer
(VNVV): ‘Gij zijt geen politieke suffragetten, maar (…) de moeders van het komende Dietsche geslacht.’


<p>Mannen ‘strijden’ en vrouwen hebben de ‘plicht moeders te zijn’, aldus het VNV-weekblad <em>Strijd</em>, 11 september 1938. (ADVN, VY900000/1218)</p>

Mannen ‘strijden’ en vrouwen hebben de ‘plicht moeders te zijn’, aldus het VNV-weekblad Strijd, 11 september 1938. (ADVN, VY900000/1218)

Hoewel deze conservatieve toon dominant was, besteedden de hoofdzakelijk mannelijke auteurs in het VNVV-maandblad Nele wel aandacht aan politieke thema’s en berichtte het blad begin jaren 1930 positief over vrouwenstemrecht, vrouwenarbeid en vrouwensport. Zo verkondigde het in 1932 dat vrouwen moesten ‘streven naar meer burgerrechten. […] We moeten dat erlangen (sic) als vrouw, omdat we niet als minderwaardige in de maatschappij wenschen behandeld te worden’ en een jaar later werd er ook voor gepleit ‘dat al die maatregelen, die in het belang van den mannelijken arbeider worden genomen, ook mochten worden toegepast voor de werkende vrouw.’ Deze progressieve houding had vermoedelijk te maken met de electorale aspiraties van het VNV: de partij wilde rekening houden met een kiespubliek dat niet enkel bestond uit huismoeders en werkende vaders, maar ook uit ongehuwde, kinderloze en werkende vrouwen en mannen.

Het fascistische Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen
Het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen (Verdinaso) (1931-1941) was een fascistisch geïnspireerde beweging onder leiding van Joris van Severen, die een staats- en maatschappijherv... Lees meer
(Verdinaso), dat in 1934 werd opgericht, geloofde niet in democratische verkiezingen en profileerde zich als een militaristische en hypermannelijke elitebeweging: ‘Wij zijn weer de riddersoldaten, om het geledene onrecht te wreken. Koene dappere helden van edel bloed, omdat wij voor iets edels willen vechten met als teeken het Ridderzwaard, het zwaard dat eens zal op en neer gaan, onmeedoogend tusschen de vijanden en verraders van ons Dietsche volk.’ Het blad Hier Dinaso! Hier Dinaso!
Lees meer
was bovendien doordrongen van een agressieve misogyne retoriek: ‘Want een mansche man: hij verfoeit en vertrapt het wezen dat aan hem ‘gelijk’ wil zijn zonder iets te zijn (noch vrouw, noch man, noch meisje, noch moeder).’ In tegenstelling tot het Vrouwenfront en het VNVV, stond de vrouwenafdeling, Verdivro Verbond van Dinaso Vrouwen en Meisjes
Het Verbond van Dinaso Vrouwen en Meisjes (1934-1941), afgekort als Verdivro, was de vrouwenvereniging van het Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen (Verdinaso). Lees meer
, volledig onder controle van de mannelijke leiding en was haar enige doel om Dietse vrouwen te vormen tot perfecte moeders en echtgenotes in een patriarchaal gezin.

Ondanks de autoritaire en fascistische evolutie van een deel van de Vlaamse beweging waren tijdens het interbellum beduidend meer vrouwen actief bij de beweging betrokken dan vóór de Eerste Wereldoorlog Eerste Wereldoorlog
De Vlaamse beweging is fundamenteel getekend door de Eerste Wereldoorlog. De oorlog maakte een verregaande democratisering onafwendbaar, met wezenlijke gevolgen voor het politieke draagv... Lees meer
. Paradoxaal genoeg droeg het geradicaliseerde Vlaams-nationalisme in weerwil van zijn in hoofdzaak ultraconservatieve, zij het niet eenduidige genderdiscours in de praktijk bij aan de modernisering van vrouwenrollen. Door van traditionele Vlaamsgezinde vrouwelijkheid een prioritair politiek strijdpunt te maken, zorgden ideologen zoals Daels en Verschaeve er ongewild voor dat Vlaamse vrouwen toegang kregen tot de maatschappelijke ruimte. Het gaf de vrouwen in kwestie namelijk de kans om zich in de publieke sfeer te manifesteren als experten in ‘vrouwenthema’s’ zoals onderwijs. In zekere zin hanteerden deze maatschappelijk actieve Vlaams-nationalistische vrouwen daarmee dezelfde strategie als Belpaire en een handjevol anderen in de 19de eeuw, die hun plaats in de publieke sfeer verdedigden vanuit hun ‘vrouwelijke’ expertise inzake onderwijs en andere sociale thema’s. Een organisatie als de Katholieke Vlaamsche Meisjesbeweging hield au fond weliswaar vast aan een patriarchaal denkkader, maar wakkerde ondertussen wel een politiek bewustzijn aan bij haar leden. Toen het Vlaams-nationalisme medio jaren 1920 frontaal botste met de katholieke Kerk, koos ze de kant van de nationalisten en nam daarmee expliciet stelling in een gespannen maatschappelijk debat. Een decennium later was het voor het VNVV een uitgemaakte zaak dat vrouwen zich politiek mochten en moesten engageren.

Toch bleef een politieke loopbaan voor vrouwen in het interbellum een grote uitzondering. VNV-politica Odila van den Berghe was in 1936 een van de eerste vrouwen om via coöptatie in de Senaat te zetelen. Vermoedelijk was dit nationaal mandaat een beloning voor haar engagement in het IJzerbedevaartscomité, de amnestiebeweging en in de Vlaamsche Meisjesstudiekring. Daarnaast werd ze door haar mannelijke collega’s allicht getolereerd omdat ze een traditioneel vrouwbeeld onderschreef: de belangrijkste bijdrage van vrouwen aan de Vlaamse beweging lag voor Van den Berghe in hun opvoedende taak binnen het gezin.

Radicalisering van genderbeelden

In de loop van de jaren 1930 radicaliseerden Vlaams-nationalistische genderbeelden parallel aan de verrechtsing die (een deel van) de Vlaamse beweging doormaakte. We zien dit onder meer in het werk Filip de Pillecyn De Pillecyn, Filip
Filip De Pillecyn (1891-1962) was schrijver en journalist. Hij was actief in de Frontbeweging, werkte voor De Standaard en De Tijd en stichtte het satirisch weekblad Pallieter. Tijdens de... Lees meer
. In zijn in 1939 gepubliceerde roman De Soldaat Johan brak deze katholieke Vlaams-nationalistische schrijver finaal met het pacifisme van de naoorlogse Vlaamse beweging . Niet alleen incarneert de bijna archetypische hoofdfiguur van deze roman eeuwige waarden zoals manhaftigheid en volkstrouw, hij ervaart het ook als zijn natuurlijke plicht om zich gewelddadig te verzetten wanneer vreemde machten zijn gemeenschap bedreigen. Daarmee creëerde De Pillecyn een personage dat opmerkelijk veel weghad van de manbeelden die rond die tijd in nazi-Duitsland opgang maakten.

Ook de figuur van Tijl Uilenspiegel Tijl Uilenspiegel
Tijl Uilenspiegel is een personage uit een laatmiddeleeuws Duits volksboek, dat van de 19de eeuw tot diep in de 20ste eeuw door uiteenlopende politieke bewegingen in België en Vlaanderen ... Lees meer
, die tijdens de 19de eeuw populair was in liberaal-flamingantische kringen, werd tijdens het interbellum toegeëigend door katholieke Vlaams-nationalisten die het verhaal over de strijd van Tijl en Nele tegen de eeuwenlange onderdrukking van de Vlamingen een antidemocratische en anti-Belgische invulling gaven. De personages kregen niet alleen een nationalistischer karakter, ook de grenzen van hun genderidentiteit werden steeds scherper afgebakend. Nele werd neergezet als een maagd die verdedigd moest worden. Ze was geen metgezel meer om mee te vechten, maar een reden om voor te vechten. Haar bijdrage aan de Vlaamse strijd werd passiever ingevuld dan voorheen. Tijl werd op zijn beurt niet langer voorgesteld als een vinnige, kleine en lachende nar, maar kreeg een groter, gespierder en serieuzer uiterlijk. Tijdens de jaren 1930 nam het mannelijkheidsideaal waar Tijl voor stond ronduit heroïsche proporties aan. Hij werd afgebeeld als een hypermannelijke ridder die de strijd aanbond tegen het kwaad: de Belgische staat, de ‘ franskiljons Franskiljon
'Franskiljon' is in het traditionele flamingantische discours de benaming van een voorstander en bevorderaar van de verfransing in Vlaanderen. Het begrip kenmerkt iemand die overtuigd is ... Lees meer
’, het Jodendom en het ‘rode gevaar’. Het contrast met de Belgisch-patriottische variant van Tijl is opmerkelijk. Hoewel deze uitgroeide tot een verzetsheld, was de Belgisch-nationalistische Tijl minder onderhevig aan masculinisering. Trouw aan De Costers versie bleef hij tijdens de jaren 1930 en 1940 een goedlachse en jongensachtige figuur.

Het ridderideaal was niet nieuw, maar raakte tijdens het interbellum via katholieke jeugdbewegingen Jeugdbeweging
Lees meer
zoals het Vlaams Verbond van Katholieke Scouts Vlaams Verbond van Katholieke Scouts
Het Vlaams Verbond van Katholiek Scouts (1910) heet vandaag Scouts en Gidsen Vlaanderen. Het is de Vlaamse versie van de in 1907 door Baden Powell begonnen jeugdbeweging gericht op de zel... Lees meer
(VVKS) en het Jeugdverbond voor Katholieke Actie Jeugdverbond voor Katholieke Actie
Lees meer
(JVKA) verspreid binnen de bredere samenleving. Algemeen secretaris van het JVKA Jos Cleymans stelde in 1934 dat het ‘ridderschap in dienst van Christus Koning’ de (mannelijke) jeugd moest beschermen tegen zedenverwildering. Ridderlijke kenmerken zoals discipline en activiteit vormden belangrijke waarden in de lichaamscultuur die in deze periode op hernieuwde belangstelling kon rekenen en als tegengif moest dienen voor oneerbare gedachten. De opgang van ridderidealen kaderde dan ook binnen een breder pleidooi voor antimoderniteit, waarbij het geromantiseerde Vlaamse verleden nationale trots moest instigeren.

Een gelijkaardige evolutie voltrok zich in de constructie van mannelijkheid op de IJzerbedevaarten, die tijdens het interbellum uitgroeiden tot een massa-evenement. In de jaren na de Eerste Wereldoorlog stonden de nederigheid, de passiviteit en het slachtofferschap van de IJzersymbolen centraal in de overwegend pacifistische herdenkingsnarratieven. Tegen het einde van de jaren 1930 kreeg de herinnering aan de Vlaamse soldaten een meer ruwe en strijdvaardige invulling. De nadruk verschoof naar moed, daadkracht en activiteit. Vlaamse mannen werden uitdrukkelijk aangemoedigd om de wapens op te nemen ter verdediging van Vlaanderen. Geïnspireerd door het opkomende nationaalsocialisme, werd de Vlaamse natie meer raciaal ingevuld, wat bovendien ook een sterkere lichamelijke en raciale invulling van mannelijkheid, verbeeld als een ‘bloedbroederschap’, met zich meebracht.

De Tweede Wereldoorlog (1939-1945)

De Duitse Blitzkrieg in mei 1940 en de daaropvolgende bezetting brachten het sociale en politieke leven in België tot stilstand. Net als tijdens de Eerste Wereldoorlog besteedden Vlaamse vrouwen en mannen het grootste deel van hun tijd aan overleven. Anders dan in 1914-1918 viel de industrie niet volledig stil, met als gevolg dat tal van vrouwen ingeschakeld werden in het productieproces ter vervanging van de gemobiliseerde arbeiders. Vanaf oktober 1942 werd de verplichte tewerkstelling ingevoerd voor alle mannen, maar ook voor ongehuwde vrouwen tussen 21 en 50 jaar. Na massaal protest werd in maart 1943 de tewerkstelling van vrouwen in Duitsland, maar niet in België, afgeschaft.

In tegenstelling tot vrouwen, die tijdens de oorlogsjaren net meer professioneel ingeschakeld werden dan tijdens het interbellum, werden mannen door de bezetting teruggedrongen in een meer passieve en toekijkende rol dan ze gewend waren. De Belgische militaire nederlaag in de eerste oorlogsmaanden had het mannelijke eergevoel bovendien een deuk toegebracht, terwijl in Vlaams-nationalistische kringen de ondertussen diep verankerde slachtofferidentiteit opspeelde toen de Belgische staatsveiligheid verschillende prominente Vlaams-nationalistische leiders naar interneringskampen wegvoerde (zie Spooktreinen Spooktreinen
Het begrip Spooktreinen verwijst naar de wegvoering van 2000 tot 3000 verdachten door de Belgische staatsveiligheid in mei 1940. De verdachten, waaronder een aantal prominente Vlaams-nat... Lees meer
). Voor Belgische mannen die tijdens de bezettingsjaren thuisbleven, vormden zowel de inschakeling van vrouwen in de economie als het missen van de oorlogservaring een bedreiging voor hun mannelijkheid. Een aantal van hen ontwikkelden nieuwe praktijken en vertogen die moesten bevestigen dat ze even mannelijk waren als de soldaten aan het front. Sommigen engageerden zich in het verzet Verzet
Het georganiseerde verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog in de Vlaamse provincies was doorgaans altijd Belgisch verzet: zowel op het vlak van de ideologische oriëntatie, de motieven en he... Lees meer
, dat groter was in Franstalig België dan in Vlaanderen. Naar schatting één vijfde van de verzetslui waren vrouwen, dus het was niet louter een mannenaangelegenheid. Hoewel de aard van de verzetsacties vaak verschilde voor mannen en vrouwen, bood dit toch kansen aan vrouwen om uit de privésfeer te treden.

Het VNV koos tijdens de oorlog resoluut voor collaboratie Collaboratie
Collaboratie verwijst naar de samenwerking met de bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog, in casu van het Vlaams-nationalisme en een deel van de Vlaamse beweging. Lees meer
. Vlaams-nationalistische mannen bekleedden machtsposities in het bestuur van België en werkten ook op militair vlak samen met het bezettingsleger. In totaal trokken 10.000 Vlaamse mannen vrijwillig naar het Oostfront, waarvan er 2000 nooit zouden terugkeren. Op de IJzerbedevaarten, die tijdens de oorlog in beperkte kring plaatsvonden, werden gesneuvelde Oostfronters Oostfronters
Het begrip oostfronters duidt in de context van de geschiedenis van de Vlaamse beweging op Vlamingen die als vrijwilliger aan de zijde van Duitsland vochten tegen het Sovjetrussische Rod... Lees meer
zoals Reimond Tollenaere Tollenaere, Reimond
Reimond Tollenaere (1909-1942) was een Vlaams-nationalistisch studentenleider in Gent en politicus in het VNV. Hij was parlementair (1936-1942) en propagandaleider. Hij stuurde het VNV in... Lees meer
opgehemeld als ultieme Vlaamse mannen. Typerend is de toon van Daels’ huldebetuiging aan Tollenaere in 1944: ‘wie was de eerste om voor zijn volk en de Germaansche gemeenschap naar zijn zwaard te grijpen? Wie gaf er manmoediger zijn leven prijs als soldaat?’ Daels’ discours knoopte tot op zekere hoogte aan bij de offervaardige Vlaamse mannelijkheidsidealen van tijdens de Eerste Wereldoorlog, maar gaf deze een nationaalsocialistische invulling. Zijn verheerlijking van Tollenaeres offer was namelijk tegelijkertijd een oproep aan de nog levende Vlaamse mannen om gewapenderhand de volksgemeenschap te vrijwaren. Daels’ radicale essentialistisch nationalisme had daarbij een uitgesproken katholieke dimensie. Sneuvelen voor Vlaanderen/Dietsland was voor hem een sacrale daad : ‘Omdat ik Vlaming ben weet ik dat de edelste zonen van ons volk die samen met Reimond Tollenaere, den Dietschen kamper, in de Russische steppe rusten, voor de eeuwige Orde gestorven zijn, de door god gewilde orde, die het levensrecht waarborgt van volkeren en stammen.’ Een minstens zo grote mythologisering viel - Joris van Severen Van Severen, Joris
Joris van Severen (1894-1940) is vooral bekend als de oprichter en leider van het fascistisch geïnspireerde Verdinaso (Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen). Medio jaren 1930 verru... Lees meer
te beurt. Als autoritaire leider van het Verdinaso was Van Severen in de jaren 1930 uitgegroeid tot een toonbeeld van Vlaamse viriliteit. Hoewel hij zich openlijk liet voorstaan op een dandyeske levensstijl en zijn vele avontuurtjes met al dan niet getrouwde vrouwen tot op zekere hoogte publiek geheim waren, slaagde Van Severen erin een supermannelijk imago te cultiveren en bij zijn bewonderaars een illusie van absolute efficiëntie, orde, daadkracht en standvastigheid op te wekken. Na zijn moord in 1940 werd hij via gedichten, biografieën en portretten verheerlijkt als een messianistische leider die zijn leven had geofferd voor het moederland en zo het Vlaamse volk naar zijn lang verbeide verlossing zou leiden.


Wervingsaffiche van de Waffen-SS en Vlaamsch Legioen voor strijd aan het Oostfront, ca. 1942. (ADVN, VAFC34)
Wervingsaffiche van de Waffen-SS en Vlaamsch Legioen voor strijd aan het Oostfront, ca. 1942. (ADVN, VAFC34)

Het collaborerende VNVV slaagde erin om tijdens de oorlog zijn ledenaantal van de jaren 1930 te verdubbelen. In 1942 kregen ze concurrentie van de Vrouwenwerken, een nevenorganisatie van de Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap Duitsch-Vlaamsche Arbeidsgemeenschap
De Duitsch-Vlaamsche Arbeidersgemeenschap (DeVlag) (1935-1945) was vóór de Tweede Wereldoorlog een organisatie van Vlaamse en Duitse studenten. Tijdens de oorlog ontpopte de DeVlag zich ... Lees meer
(DeVlag) die werd gemodelleerd naar de Duitse NS-Frauenschaft. Onder anderen Jet Jorssen Jorssen, Jet
Jet Jorssen (1919-1990) was onderwijzeres. Ze was tijdens de bezetting betrokken bij de collaborerende Vlaams-nationalistische jeugdbewegingen en de Vlaamsche School. Na de oorlog begon z... Lees meer
en Blanka Gijselen Gyselen, Blanka
Blanka Gyselen (1909-1959) was een Vlaams-nationalistische journaliste en dichteres. Tijdens de Tweede Wereldoorlog stapte ze in de collaboratie, waarbij ze haar nationaalsocialistische o... Lees meer
waren hierin actief. Deze organisaties trokken hoofdzakelijk getrouwde huisvrouwen uit arbeidersmilieus. De voornaamste redenen voor hun collaboratie waren, net zoals bij mannen, ideologische overtuiging, familiale invloed, propaganda en economische voordelen. Ook de aantrekkingskracht van de massabeweging speelde een rol. De activiteiten en tijdschriften van deze verenigingen waren immers de enige die door de bezetter werden toegestaan. Ze hielden zich, in lijn met heersende gendernormen, vooral bezig met sociale taken zoals bijstand verlenen aan grote gezinnen en ouderen, maar ook aan de families van Oostfrontsoldaten. Daarnaast waren sommige Vlaams-nationalistische vrouwen politiek actief als verklikster of geëngageerd in de militaire collaboratie als verpleegster bij het Duitse Rode Kruis. Samenwerken met de bezetter had niet altijd een politieke grond maar was soms een manier om het leven in oorlogstijd draaglijker te maken, bijvoorbeeld in ruil voor voeding of kledij.

Heel wat Vlaamsgezinde auteurs engageerden zich tijdens de oorlog in de ‘culturele collaboratie’. Het betrof hoofdzakelijk mannen, zoals Ernest Claes Claes, Ernest
Ernest Claes (1885-1968) was een schrijver van volkse romans en verhalen en een leidend ambtenaar in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Na de Tweede Wereldoorlog werd hij vervolgd wege... Lees meer
, Ward Hermans Hermans, Ward
Ward Hermans (1897-1992) was een Vlaams-nationalistische schrijver, journalist en politicus, die in de loop van het interbellum radicaliseerde in nationaalsocialistische zin. Tijdens de T... Lees meer
en Filip de Pillecyn De Pillecyn, Filip
Filip De Pillecyn (1891-1962) was schrijver en journalist. Hij was actief in de Frontbeweging, werkte voor De Standaard en De Tijd en stichtte het satirisch weekblad Pallieter. Tijdens de... Lees meer
, maar ook een handvol vrouwen, waaronder Gyselen. Zij zag een speciale rol voor vrouwelijke dichters in de collaboratie. Tijdens haar tournée Dichteres in de Branding in 1943 verklaarde ze dat de ‘historische bestemming der volkeren in de handen der vrouw [berust]. Zij beheerscht heden en toekomst als voedster van dit leven. Zij is de schakel in de bloei en opgang van dit volk.’ Gyselen publiceerde tijdens de oorlog idealistische en volksverbonden poëzie, waaronder verheerlijkende gedichten over Borms, Verschaeve en Van Severen. Ze schreef bovendien politieke stukken voor Volk en Staat en werkte mee aan tientallen radio-uitzendingen voor Zender Brussel Zender Brussel
Zender Brussel (1940-1944) was een collaborerend Vlaams Radio-instituut tijdens de Tweede Wereldoorlog. Lees meer
, waarin ze zich regelmatig uitsprak over de rol van de vrouw. Hoewel haar moederschapsdiscours volledig in de lijn lag van het dominante nationaalsocialistische standpunt, vroeg ze ook regelmatig aandacht voor de moeilijkheden van alleenstaande en buitenshuis werkende vrouwen. Het publieke debat over moederschap kaderde binnen een bredere politisering van traditionele gezinstaken door de nationaal-socialisten, maar doordat deze persorganen vrouwen zoals Gyselen een forum gaven, konden ze wel een plaats in de publieke sfeer opnemen. Na de oorlog zou de dichteres beweren dat ze gecollaboreerd had om het lot van vrouwen onder nazistisch bewind te verbeteren.

De naoorlogse periode (1945-1960)

Na de oorlog begon er binnen de bredere maatschappij een en ander te bewegen op het vlak van formele gendergelijkheid. De meest symbolische mijlpaal was de toekenning van het stemrecht aan vrouwen voor de wetgevende en provincieraadverkiezingen in 1948. Dit had aanvankelijk weinig impact op het aandeel politiek actieve vrouwen. De oude idee dat staatszaken een mannenkwestie waren, bleef doorleven. Politieke partijen richtten wel vrouwenafdelingen op, maar deze hielden zich hoofdzakelijk bezig met de sociaal-culturele werking. Vrouwen werden geacht de politieke keuze van hun vader, zoon of echtgenoot te volgen. Ook wat het denken over arbeid betreft veranderde er weinig. Hoewel het ideaal van de huisvrouw tijdens de jaren 1950 andermaal zegevierde, mede dankzij de overheid die een ‘premie voor de moeder aan de haard’ invoerde, nam de arbeidsparticipatie van vrouwen, inclusief gehuwden, wel toe. Deze ontwikkeling werd versterkt in 1958, toen het principe van de vaderlijke macht in het huwelijk uit het burgerlijk wetboek werd gehaald, waardoor gehuwde vrouwen niet langer tegengehouden konden worden door hun man om buitenshuis te werken.

Repressie en amnestie

Talrijke Vlaamsgezinde mannen en vrouwen hadden zich 'verbrand' door hun lidmaatschap van collaborerende organisaties of door hun rechtstreekse steun aan de Duitse bezetter. In de eerste weken na de bevrijding kregen verdachten van collaboratie te maken met de straatrepressie, die wraak nam in de vorm van plunderingen, vandalisme en fysiek geweld (zie Repressie na de Eerste Wereldoorlog Repressie na de Eerste Wereldoorlog
De ‘repressie’ na de Eerste Wereldoorlog was de bestraffing van degenen die tussen 1914 en 1918 met de Duitse bezetter collaboreerden en misdrijven tegen de veiligheid van de (Belgische)... Lees meer
). In het collectieve geheugen domineert het beeld van liefjes van Duitsers die door de woedende volksmassa werden kaalgeschoren (een vorm van de-seksualisering, aangezien het haar als een teken bij uitstek van 'vrouwelijkheid' gold), uitgekleed en beschilderd met hakenkruisen. Een eenzijdige focus op de romantische kant van verhoudingen met Duitsers houdt geen rekening met het feit dat heel wat ‘moffenvrouwen’ ook politiek aangetrokken waren tot het nationaalsocialisme en oververtegenwoordigd waren in verklikkingsdelicten. Bovendien waren niet alle kaalgeschoren vrouwen collaborateurs. Sommigen moesten boeten voor de onvaderlandse gezindheid van hun echtgenoten of zonen. De straatjustitie tegen vrouwen richtte zich bijna exclusief op collaboratiefeiten die hadden plaatsgevonden in de privésfeer. Na de oorlog werd de publieke ruimte teruggeclaimd door mannen en de rol van vrouwen werd opnieuw in functie van mannen gedefinieerd: enerzijds als respectabele en patriottische moeder, anderzijds als gewetenloze ‘moffenhoer’. In lijn hiermee werden de oorlogsinspanningen van vrouwen, in het verzet of in de economie, geminimaliseerd. Dit beeld werd niet louter opgedrongen door mannen. In Vlaanderen waren het vooral vrouwen die de schaar hanteerden bij het kaalscheren, wat illustreert dat ze ook zelf een actieve rol opnamen in het herstel van de vooroorlogse verhoudingen. Het naoorlogse Vlaams-nationalisme voerde het slachtofferbeeld van de kaalgeschoren Vlaamse vrouw wel op als de ultieme bevestiging van het anti-Vlaamse karakter van de repressie. Het geweld tegen ‘weerloze’ vrouwen werd zo een krachtig pars pro toto in een Vlaams-nationalistische beeldvorming, die gestrafte collaborateurs voorstelde als lijdzame slachtoffers van een onverdiend kwaad.


In de eerste weken na de bevrijding werden verdachten van collaboratie hard afgestraft door de straatrepressie, die wraak nam in de vorm van plunderingen, vandalisme en fysiek geweld. (National Archives and Records Administration, Washington)
In de eerste weken na de bevrijding werden verdachten van collaboratie hard afgestraft door de straatrepressie, die wraak nam in de vorm van plunderingen, vandalisme en fysiek geweld. (National Archives and Records Administration, Washington)

Het merendeel van de collaborateurs werd niet door de straat, maar door de Belgische staat bestraft. ‘Slechts’ achttien procent van de veroordeelden waren vrouwen, wat vooral te wijten is aan het feit dat de militaire collaboratie, verantwoordelijk voor een groot deel van de veroordelingen, een mannelijk fenomeen was. Van de 2940 ter dood veroordeelden, stierven 238 mannen en 4 vrouwen aan de executiepaal. Terechtgestelde mannen zoals August Borms Borms, August
August Borms (1878-1946) speelde een prominente rol in de activistische collaboratie tijdens de Eerste Wereldoorlog en groeide nadien uit tot hét symbool van de amnestiebeweging, die een ... Lees meer
, Karel de Feyter De Feyter, Karel
Lees meer
en Leo Vindevogel Vindevogel, Leo
Leo Vindevogel (1888-1945) was een Vlaamsgezinde katholieke politicus, die tijdens de bezetting oorlogsburgemeester van Ronse was en daarvoor na de oorlog ter dood veroordeeld werd. Zijn... Lees meer
werden door de Vlaams-nationalisten vereerd als martelaren voor de Vlaamse zaak. De beeldvorming rond geëxecuteerde vrouwen concentreerde zich vooral rond de figuur van Irma Laplasse Swertvaeger, Irma
Irma Swertvaeger (1904-1945) werd terechtgesteld nadat zeven verzetslieden om het leven kwamen na haar tussenkomst bij Duitse soldaten, om haar door het Geheim Leger gevangen genomen zoon... Lees meer
, die voorgesteld werd als moeder van alle zogenaamde onschuldige slachtoffers van de onrechtvaardige repressiejustitie.

Net zoals na de Eerste Wereldoorlog organiseerden vrouwen van collaborateurs een eigen overlevingscircuit. Zij hadden meer bewegingsvrijheid dan hun mannen, die vaak hun werk en burgerrechten waren verloren. Dit netwerk leidde in 1953 tot de oprichting van de Vrouwenbeweging voor Amnestie Vrouwenbeweging voor Amnestie
De Vrouwenbeweging voor Amnestie (1953-1959) was een vereniging die hulp verleende aan (al dan niet vermeende) collaborateurs in gevangenschap en hun gezinnen. Lees meer
(VBA). De vereniging hield zich vooral bezig met sociale acties om de gevolgen van de repressie te verzachten. Nadat de materiële noden grotendeels gelenigd waren, nam de VBA ook deel aan amnestieacties. De organisatie kwam zo op het politieke terrein terecht, hoewel het bestuur aanvankelijk gekant was tegen elke partijpolitieke binding.

De repressie als voedingsbodem voor Vlaams-radicale viriliteit

Tijdens de naoorlogse periode ontstond een nieuw literair genre, de repressieroman. In het werk van onder meer Filip de Pillecyn, Ward Hermans en Domien van Rietvelde (pseudoniem Raf van Hulse Van Hulse, Raf
Raf van Hulse (1903-1977) was een onderwijzer en leider van de Algemene-SS-Vlaanderen (1941-1942). Daarna was hij als SS-vrijwilliger verslaggever aan het Oostfront. In 1944 werd hij beno... Lees meer
) bleef de topos centraal staan van een Vlaamsgezinde man die bereid is zijn leven te offeren voor ‘Moeder Vlaanderen’ in de strijd tegen zedenverwildering en vreemde overheersing. Kenmerkend voor het mannelijkheidsideaal van deze ‘verbrande’ schrijvers waren de onvoorwaardelijke trouw aan het ‘eigen’ volk (hoewel dat vereerde volk zich na de bevrijding van zijn verraderlijkste kant had laten kennen), moed, offerzin en zowel zedelijke als morele zuiverheid, gecombineerd met verontwaardiging over de losbandigheid en veramerikanisering van de naoorlogse Vlaamse gemeenschap. De ultieme redding van die gemeenschap moest eens te meer komen van de ideale -- zorgzame, wilskrachtige, dienstbare -- Vlaamse vrouw/moeder.

Na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde zich een ‘zwarte’ subcultuur die het collaboratieverleden verheerlijkte en een zekere nostalgie naar de idealen van de Nieuwe Orde cultiveerde. Vlaams-nationalistische en Dietse Diets
Het woord ‘Diets’ stamt uit het Middelnederlands. In de context van de Vlaamse beweging dook deze term voor het eerst op in de loop van de 19de eeuw, meestal als equivalent voor Nederlan... Lees meer
jeugdverenigingen (die hun leden toen hoofdzakelijk in ‘zwarte’ gezinnen wierven) trokken op bedevaart naar de graven van Verschaeve in Solbad Hall (Oostenrijk) en Van Severen in Abbeville (Frankrijk). Voor de Zilvermeeuwtjes De Zilvermeeuwtjes
De Zilvermeeuwtjes was een naoorlogse Vlaams-nationalistische jeugdvereniging uit Brussel. Lees meer
en het Algemeen Diets Jeugdverbond Algemeen Diets Jeugdverbond
Het Algemeen Diets Jeugdverbond (ADJV) was een Vlaams-nationalistische, Heel-Nederlandse jeugdvereniging die tussen 1949 en 1957 onder leiding van Staf Vermeire verschillende vendels en s... Lees meer
werden de Oostfronters als voorbeeld van mannelijkheid opgevoerd, aangelengd met blauwvoetromantiek en ridderlijkheidsidealen (die na de oorlog overigens ook in andere katholieke jeugdbewegingen furore maakten). Ook bij de Dietse Meisjesbond Ik Dien dook een viriel vrouwbeeld op dat afstand nam van zachtheid en passiviteit, met voormalig KVM-voorzitter Julia Putman als prototype: een ‘tenger meisje’ dat zich had ‘ontpopt als een generaal van ijzer en staal’.

Moeizame comeback van de Vlaamse beweging in de partijpolitiek

Na de oorlog verkeerde het politieke Vlaams-nationalisme jarenlang in ademnood. Het duurde tot 1954 voor er met de Volksunie Volksunie
Tussen 1954 en 2001 bepaalde de Volksunie (VU) als Vlaams-nationalistische partij mee de politieke evolutie in België, van unitaire staat tot federaal koninkrijk. Ze groeide uit tot de tw... Lees meer
(VU) weer een levensvatbare Vlaams-nationalistische partij werd opgericht. Binnen de partij zelf waren bijna uitsluitend mannen actief. De weinige vrouwen op de kieslijst sprongen in voor hun echtgenoten die wegens beschuldigingen van collaboratie hun burgerrechten waren verloren. Dat de deelname van vrouwen aan de politiek niet om emancipatie maar ondersteuning (van mannelijke politici) draaide, was tijdens de beginjaren een breed gedeeld idee binnen de VU-Vrouwenafdeling Volksunie Vrouwenafdeling
De Volksunie Vrouwen (VU-Vrouwen) (1981-2001) was de vereniging van vrouwelijke partijleden van de Volksunie. Lees meer
en (VUVA). Op de stichtingsvergadering in 1957 verklaarde Marie-Delfine Nicasie Nicasie, Delphine
Marie-Delfine Nicasie (1901-1992) verrichtte secretariaatswerk voor het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) en de Volksunie (VU). Lees meer
, voormalig secretaris van het VNVV, dat politieke macht niet weggelegd was voor vrouwen, maar dat ze hun steentje konden bijdragen door hun echtgenoot te steunen en door hun kinderen een Vlaams-nationaal bewustzijn bij te brengen. Op andere vlakken waren de VUVA minder conservatief. Ze verdedigden bijvoorbeeld de emancipatie van de vrouwen in het leger Leger
Lees meer
en in het bedrijfsleven Bedrijfsleven
Onder impuls van intellectuelen, ondernemers en gesalarieerde kaders verkreeg de Vlaamse beweging een economische oriëntatie. De uitbouw van een Vlaams bedrijfsleven behelsde een politiek... Lees meer
. De voornaamste bezigheden van deze organisatie waren de praktische ondersteuning bij de kiescampagne en de organisatie van vieringen, zoals het jaarlijkse kerstfeest van de partij. Intussen waren ze ook samengesmolten met de Vrouwenbeweging voor Amnestie (VBA), met wie ze hulpacties voor getroffenen door de repressie opzetten. Dat een weigerachtige houding tegenover vrouwelijk politiek engagement vooralsnog bleef overheersen, bleek uit de parlementsverkiezingen van 1958, toen VBA-voorzitster Julie van den Bergh-Van de Leest onverwacht moest invallen op de Senaatslijst nadat Herman Wagemans Wagemans, Herman
De advocaat Herman Wagemans (1918-2006) was de eerste voorzitter van het Algemeen Nederlands Zangverbond, Vlaams-nationalistisch politicus, medestichter van de Volksunie en medestichter v... Lees meer
zich de dag voor de verkiezingen had teruggetrokken. Van den Bergh-Van de Leest behaalde als enige vrouw op de lijst 812 voorkeursstemmen. Hoewel ze niet verkozen werd – geen enkele VU’er raakte dat jaar aan een zitje in de Senaat – veroorzaakte haar kandidatuur wel een conflict binnen de VBA, wat het einde betekende van deze organisatie. Ook de VUVA lieten na 1958 nauwelijks nog van zich horen, waardoor steeds meer vrouwen lid werden van de VU zelf.


Celina-Maria Geurts kwam bij de gemeenteraadsverkiezingen van 11 oktober 1964 op in de plaats van haar man Jozef Olaerts die als voormalige oorlogsburgemeester van Genk zijn burgerrechten had verloren. Verkiezingsbrochure, 1964. (ADVN, D2930)
Celina-Maria Geurts kwam bij de gemeenteraadsverkiezingen van 11 oktober 1964 op in de plaats van haar man Jozef Olaerts die als voormalige oorlogsburgemeester van Genk zijn burgerrechten had verloren. Verkiezingsbrochure, 1964. (ADVN, D2930)

Van de sixties tot de eeuwwisseling (1960-2000)

De tweede feministische golf in de tweede helft van de jaren 1960 leidde tot een hele reeks veranderingen in de verhoudingen tussen mannen en vrouwen. Aanvankelijk ging de aandacht uit naar discriminatie, in het bijzonder op de arbeidsmarkt. De wettelijke verankering van gelijke economische rechten en zelfstandigheid moest ongelijkheid tussen de seksen wegwerken. Daarnaast maakte ook de groeiende maatschappelijke aanvaarding van anticonceptiemiddelen het voor vrouwen mogelijk om werk en gezin beter op elkaar af te stemmen. Vanaf de jaren 1980 realiseerde men zich dat gelijke rechten niet automatisch leidden tot gelijke kansen. De focus verschoof van formele gendergelijkheid naar de feitelijke achterstandspositie van vrouwen. Positieve discriminatie en quota werden het nieuwe redmiddel in de strijd tegen seksisme.

Met de legalisering van abortus in 1990 werd een van de belangrijkste stokpaardjes van de tweede feministische golf werkelijkheid. Tijdens de jaren 1990 werd steeds meer afstand genomen van een gelijkheidsdenken waarin vrouwen een traditioneel mannelijk levenspad moesten nastreven. De nadruk kwam, in lijn met het groeiende individualisme, meer en meer te liggen op keuzevrijheid en zelfontplooiing. Heersende verwachtingspatronen werden ter discussie gesteld en er werden nieuwe maatregelen ingebouwd volgens het principe van gendermainstreaming. Bovendien werden mannen meer en meer aangespoord om zorgtaken op te nemen in het gezin en binnen de bredere maatschappij.

Veranderende visie op vrouwen in de Volksunie

Na een eerste verkiezingsoverwinning in 1961 met vijf Kamer- en twee Senaatszetels, nam het succes van de Volksunie tijdens de jaren 1960 hand over hand toe. In dezelfde periode veranderde de visie op de deelname van vrouwen aan de partijpolitiek. In het maandblad Wij Wij, Vlaams-nationaal
Lees meer
verschenen vanaf 1967 voor het eerst artikels die de afwezigheid van vrouwen aan de kaak stelden. Aanvankelijk werd een vermeend vrouwelijk talent voor ‘staathuishoudkunde’ als argument aangevoerd, maar geleidelijk aan werden de artikels strijdbaarder van toon en stelde het blad openlijk de vraag waarom er geen enkele vrouw VU-mandataris was. Bij de verkiezingen van 1968 stonden er nog steeds maar 5% vrouwen op de VU-lijsten, hoewel Nelly Maes Maes, Nelly
Nelly Maes (1941) was een Belgische politica voor de Volksunie en na 2001 voor het links-liberale Spirit. Haar uitgesproken politiek activisme manifesteerde zich vooral op het vlak van vr... Lees meer
als eerste vrouw een verkiesbare plaats kreeg.

De tweede feministische golf opende ook binnen de VU het debat over de maatschappelijke positie van vrouwen. Hilda Uytterhoeven, actief in de VU en in de feministische Pluralistische Actiegroepen (PAG), populariseerde de idee van een gedeelde feministische en Vlaamse strijd. Ze betoogde dat zowel Vlamingen als vrouwen in de meerderheid waren, maar toch het onderspit moesten delven tegenover een minderheid aan Franstaligen en mannen. Een campagne in het partijblad voor de gemeenteraadsverkiezingen van 1970 leidde tot bescheiden succes: bijna 8% van de VU-verkozenen waren vrouwen. De aanwezigheid van vrouwen in het parlement liet langer op zich wachten. Tot de tweede helft van de jaren zeventig maakten mannen 95% van alle parlementariërs uit. Deze genderongelijkheid werd steeds luider aangeklaagd, ook binnen de VU. De wetgevende verkiezingen van 1971 waren volgens Wij ‘een grote flop geweest voor de vrouw.’ Van de 9% vrouwen op de VU-lijsten was geen enkele vrouw verkozen, in eerste instantie omdat ze geen verkiesbare plaats hadden gekregen op de lijst. Nelly Maes kreeg als eerste VU-vrouw een zitje in de Kamer, nadat Maurits Coppieters Coppieters, Maurits
De progressieve Vlaams-nationalist en christelijke humanist Maurits Coppieters (1920-2005) was vanaf het midden van de jaren 1960 een van de boegbeelden van de Volksunie (VU). Lees meer
haar zijn plaats afstond. Bij de volgende parlementsverkiezingen in 1974 kreeg Maes er het gezelschap van Georgette de Kegel. Hoewel de VU daarmee relatief gezien het grootste aandeel vrouwen in de Kamer had (10,5%), bleek al snel dat dit geen kwestie van succes, maar van toeval was. De Kegel werd niet opnieuw verkozen in 1977 en na de zware nederlaag van de partij bij de nationale verkiezingen van 1978, ging ook het mandaat van Maes verloren. In hetzelfde jaar maakten de christendemocratische vrouwen 13,5%, de socialistische vrouwen 7% en de liberale vrouwen 5,5% uit van de verkozenen binnen hun partij. Zonder vrouwen in het parlement, hinkte de VU dus opnieuw helemaal achterop aan het eind van de jaren 1970.


Toespraak van Nelly Maes tijdens een betoging van de Volksuniejongeren in Aalst, 1 mei 1977. Twee decennia lang was Nelly Maes het enige vrouwelijke kopstuk van de Volksunie. Haar standpunten over onder meer vrouwenemancipatie en anticonceptie werden door de conservatieve vleugel van de partij als te ‘links’ bestempeld, wat haar de bijnaam ‘Rode Nelly’ opleverde. Foto Studio Dann. (ADVN, Dann/A1173/21)
Toespraak van Nelly Maes tijdens een betoging van de Volksuniejongeren in Aalst, 1 mei 1977. Twee decennia lang was Nelly Maes het enige vrouwelijke kopstuk van de Volksunie. Haar standpunten over onder meer vrouwenemancipatie en anticonceptie werden door de conservatieve vleugel van de partij als te ‘links’ bestempeld, wat haar de bijnaam ‘Rode Nelly’ opleverde. Foto Studio Dann. (ADVN, Dann/A1173/21)

Het is opvallend dat vrouwen binnen de VU minder kansen kregen op momenten dat de partij minder electorale successen boekte. Inhoudelijk kon de partij in deze periode nochtans niet als vrouwonvriendelijk bestempeld worden. De VU nam zoals de Christelijke Volkspartij Christelijke Volkspartij
Lees meer
(CVP) een gematigd progressieve houding aan tegenover ongehuwd moederschap en buitenshuis werk voor vrouwen. Ze spraken zich in 1974 uit tegen abortus, maar ijverden wel voor een betere verspreiding van anticonceptiemiddelen en de oprichting van centra voor gezinsplanning. Uit lezersbrieven aan het partijblad blijkt dat deze visie niet altijd in goede aarde viel bij de meer traditionele achterban, die pleitte voor een terugkeer van vrouwen naar de haard. Vermoedelijk verklaart dit deels de moeizame doorstroom van VU-vrouwen naar politieke mandaten, maar er is meer onderzoek nodig om dit te bevestigen.

De politieke deelname van VU-vrouwen stagneert

Midden jaren 1970 werden een dertigtal lokale VU-vrouwenverenigingen op initiatief van Huguette de Bleecker samengevoegd in de Federatie Vlaamse Vrouwengroepen (FVV). Deze organisatie had in eerste instantie een culturele inslag met het doel zo veel mogelijk vrouwen aan te trekken, maar maakte ook gebruik van haar versterkte positie om politieke thema’s, zoals de positie van vrouwen in de VU, aan te kaarten. Dat een groot aantal VU’sters niet gediend waren met hun moeizame integratie in de partij, blijkt uit een boze brief van FVV-voorzitster Nimia Reintjes van Veerssen aan de partijtop in 1981. Naast de afwezigheid van vrouwelijke VU-mandatarissen, klaagde ze aan dat er geen vrouwen in het partijbestuur zetelden en dat de vrouwelijke vertegenwoordiging in de partijraad beperkt bleef tot 4,4%. Met steun van de nieuwe voorzitter Vic Anciaux Anciaux, Vic
Vic Anciaux (1931-2023) was geneesheer en militeerde vanaf 1950 in het partijpolitieke Vlaams-nationalisme. Voor de Volksunie, waarvan hij voorzitter was van 1979 tot 1986, vervulde hij ... Lees meer
, werd in de statuten vastgelegd dat vrouwen op lokaal niveau 25% van de bestuursleden moesten uitmaken. De arrondissementsafdelingen voelden een zekere weerstand, maar redeneerden wel dat een instroom van vrouwen aan de basis automatisch tot een ‘redelijke vertegenwoordiging’ van vrouwen aan de top zou leiden. De verontwaardiging van het FVV was duidelijk: ‘Zou U op nationaal vlak geduld hebben dat er 75% Walen en 25% Vlamingen in de kommissies zouden zitten?’


Actie van de Federatie van Vlaamse Vrouwengroepen (FVV), 1976. (ADVN, VFA10031)
Actie van de Federatie van Vlaamse Vrouwengroepen (FVV), 1976. (ADVN, VFA10031)

Deze groeiende kritiek kon op weinig bijval rekenen bij de mannelijke partijtop. De gewijzigde statuten misten bovendien hun effect op korte termijn. Bij de verkiezingen van 1981 stond er geen enkele vrouw op een verkiesbare plaats. Hoewel Maes uiteindelijk via coöptatie in de Senaat kon zetelen, bleven de VU-mannen weigerachtig tegenover een structureel engagement van vrouwen in de partij. Vrouwen mochten zich enkel organiseren in een werkgroep ten dienste van het partijbestuur. De top vreesde immers dat een autonome vrouwenafdeling als feministisch instrument gebruikt zou worden en op die manier de ‘zorgende taak’ van de vrouw zou ondermijnen. De vele initiatieven van de vrouwen ten spijt, bleef bij veel mannen een conservatieve visie domineren.

Bij de volgende verkiezingen in 1985 veranderde er weinig. Er stonden al iets meer vrouwen op verkiesbare plaatsen, maar, mede door electoraal verlies, haalde opnieuw enkel Maes de Kamer. Volgens de vrouwenwerkgroep hadden vooral vrouwelijke kiezers afgehaakt, vanwege het oubollige, mannelijke en exclusief politieke imago van de partij, door toenmalig voorzitster Nora Tommelein betiteld als ‘Blauwvoet-flamingantisme’. De werkgroep eiste dat de VU aan vrouwen meer mogelijkheden zou bieden om belangrijke functies te vervullen en dat de partij haar programma op vrouwenmaat zou formuleren, door onder andere aandacht te besteden aan sociaal-cultureel werk, onderwijs, de toekomst van jongeren en ongelijke kansen op de arbeidsmarkt.

Pas tijdens de jaren 1990 begon de aanhoudende inzet van de VU-vrouwen vruchten af te werpen. Hoewel de verkiezingen van 1991 geen nieuwe vrouwelijke mandaten opleverden, nam de vrouwelijke vertegenwoordiging in het partijbestuur in 1996 toe tot bijna 20%. Dankzij een sterkere focus op sociale thema’s in het partijprogramma, steeg het aandeel vrouwelijke kiezers tot de helft van het totale kiespubliek.

Vlaams Blok: tussenoorlogse genderidealen terug van nooit weggeweest?

In de marge van de democratische Volksunie, bleef een ‘zwarte’ subcultuur actief die zich in de nasleep van WOII had gevormd. Daartoe behoorde onder meer de Vlaamse Militanten Orde Vlaamse Militanten Orde (1971-1983)
Lees meer
(VMO), die radicaliseerde tijdens de late jaren 1960 en verschillende gewelddadige en neonazistische acties organiseerde, waaronder de illegale repatriëring van Cyriel Verschaeves stoffelijke resten naar Vlaanderen. De motivatie hiervoor lag in de lijn van het hyperviriele discours over Verschaeve als onsterfelijke verlosser dat tijdens de bedevaarten naar zijn graf was ontwikkeld.

In 1978 scheurde een extreemrechtse fractie zich af van de VU en vormde het Vlaams Blok Vlaams Belang
Vlaams Belang is een radicaal-rechtse Vlaams-nationalistische partij, die in 1978 ontstond onder de naam ‘Vlaams Blok’, als verkiezingskartel van de Vlaamse Volkspartij en de Vlaams Natio... Lees meer
(VB). Ondanks het overwegend mannelijke karakter van het extreemrechts Vlaams-nationalisme, waren sinds de beginjaren een aantal vrouwen actief in het Blok, waaronder Angela Dosfel-Tysmans Tysmans, Angela
Angela Tysmans (1890-1985), echtgenote van Lodewijk Dosfel, was tijdens het interbellum en de Tweede Wereldoorlog een van de leidinggevende figuren van de Vlaams-nationalistische meisjesb... Lees meer
en haar dochter Lutgard Dosfel, Mia Brans-Dujardin Dujardin, Mia
Mia Dujardin (1927-2016) verdedigde als Vlaams-nationalistisch militant conservatieve ethische principes vanuit een orthodox christelijk geloof. Ze stapte over van de Volksunie naar het V... Lees meer
en Gerda Vercauteren-Wenmeekers. Hoewel er dus wel vrouwen bij het VB betrokken waren, werd er, anders dan bij de andere partijen, geen aparte vrouwenafdeling of -werkgroep ingericht, bevatte het partijblad geen vrouwenrubriek en bekleedden vrouwen geen sleutelposities in het partijbestuur. Tijdens de jaren 1980 zaten er geen VB-vrouwen in het parlement, maar dat was vooral te wijten aan het feit dat er nauwelijks zetels te verdelen waren. Een groot verschil met de Volksunie was dat er binnen het VB geen kritiek ontstond op het overwicht van mannen in het partijapparaat. Bovendien leek dit geen impact te hebben op het kiesgedrag, aangezien er evenveel mannen als vrouwen voor het VB stemden. Dit contrasteerde met buitenlandse extreemrechtse bewegingen, die in dezelfde periode bijna uitsluitend mannen aantrokken.

In het genderhistorisch onderzoek naar het VB is meer aandacht besteed aan vrouw- dan aan manbeelden. Het vrouwbeeld van het VB was sterk beïnvloed door natalistische en corporatistische opvattingen. De geboortedaling in Vlaanderen was volgens de partij een gevolg van de emancipatie van vrouwen en hun keuzevrijheid om buitenshuis te gaan werken. Vrouwen moesten in plaats daarvan een opvoedersloon krijgen zodat ze hun maatschappelijke verplichting als ‘baarmoeder van de Vlaamse natie’ konden nakomen. Bijgevolg was het VB gekant tegen anticonceptie, abortus en homo- of interculturele relaties. Mede vanuit een groot wantrouwen tegenover het als links bestempelde onderwijs, beschouwde de partij het gezin als de belangrijkste leerschool van de Vlaams-nationalistische cultuur en idealen.

Na de verkiezingsdoorbraak van 1991 kon de partij zich niet langer haar expliciet antifeministische opvattingen uit de beginperiode permitteren. Het VB moest zijn discours aanpassen aan een veranderend klimaat om het jongere kiespubliek niet af te schrikken. Bepaalde vormen van anticonceptie werden gedoogd, zolang deze gebruikt werden om de kinderplicht uit te stellen in plaats van ze te ontlopen. Daarnaast sprak men vaker (maar niet consequent) over de thuiswerkende ‘ouder’ in plaats van ‘moeder’, hoewel dit veeleer een kwestie van pragmatische woordkeuze dan overtuiging was. Tijdens de jaren 1990 zetelde Marijke Dillen Dillen, Marijke
De juriste Marijke Dillen (1960) is politica voor het Vlaams Belang. Lees meer
, dochter van voorzitter Karel Dillen Dillen, Karel
Karel Dillen (1925-2007) was, na een aanloop als radicaal Vlaams-nationalistisch spreker en publicist, de oprichter en eerste volksvertegenwoordiger van het Vlaams Blok. Hij zetelde in de... Lees meer
, als eerste en enige VB-vrouw in het Belgische, en later Vlaamse, parlement. Toch telde het VB op alle andere politieke niveaus enkele vrouwelijke mandatarissen, met andere woorden vrouwen die zich buiten de grenzen van de hen door de partij toegemeten sfeer begaven. In het VB bereikte de paradox tussen vrouwen die carrière maakten in de politiek en een discours dat vrouwen aan de haard wilde houden een hoogtepunt. Net als Odila van den Berghe tijdens het interbellum zei VB’ster Alexandra Colen Colen, Alexandra
Alexandra Colen (1955) was een rechts-conservatieve politica voor het Vlaams Blok (vanaf 2004: Vlaams Belang) en zetelde van 1995 tot 2014 voor deze partij in de Kamer. Ze profileerde zic... Lees meer
haar stem in de politiek te willen gebruiken om te verdedigen dat de vrouwen vooral in het huishouden thuishoorden.


Het Vlaams Blok hechtte in de jaren 1990 veel belang aan het traditionele, kroostrijke gezin. Verkiezingsbrochure, 1999. (ADVN, VBRB5925)
Het Vlaams Blok hechtte in de jaren 1990 veel belang aan het traditionele, kroostrijke gezin. Verkiezingsbrochure, 1999. (ADVN, VBRB5925)

Het VB bleef zich ook na 2000 expliciet afzetten tegen het feminisme. Het geloofde niet in de gelijkheid, maar in de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen. Paradoxaal genoeg gebruikte de partij het vermeende gebrek aan emancipatie van islamitische vrouwen als wapen in haar strijd tegen immigratie Immigratie
Vanaf de jaren 1960 werd Vlaanderen een immigratieregio, maar al veel vroeger kenden sommige Vlaamse steden en regio’s een instroom van immigranten van buiten Vlaanderen. Deze bijdrage s... Lees meer
. Via een eenzijdig beeld van de islam als een onderdrukkende religie wilde ze het onvermogen van moslims om te integreren aantonen. Het racistische Racisme
Lees meer
standpunt van het VB tegen nieuwkomers leidde tot de veroordeling van de partij in 2004.

Het begin van de 21ste eeuw (2000-2023)

Sinds de aanvang van het nieuwe millennium is er opnieuw heel wat veranderd op vlak van genderverhoudingen. Nieuwe wetgeving, zoals de pariteits- en de antidiscriminatiewetten, maar ook de uitbreiding van het vaderschapsverlof, werden ingevoerd. Ook het maatschappelijk bewustzijn nam toe, wat onder andere geïllustreerd wordt door de reikwijdte van de #MeToo-beweging tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag. Naast de feministische beweging, heeft ook de LGBTQI+ beweging de afgelopen twintig jaar successen geboekt, met de wettelijke erkenning van het huwelijk en adoptie voor holebi’s en de transgenderwet.

Rechts-nationalistische groeperingen nemen steeds vaker progressieve standpunten in op het vlak van vrouwen- en holebirechten. Deze veranderde houding situeert zich vaak binnen respectievelijk femo- en homonationalisme en is vaker ingegeven door xenofobie dan door een oprechte bekommernis met vrouwen- en homorechten. De laatste jaren worden namelijk eveneens gekenmerkt door een toename van antifeministische sympathieën, conservatieve manbeelden en krachtige heimwee naar het traditionele gezin, aangewakkerd door de opmars van extreemrechts in Europa. Het extreemrechts nationalisme hekelt recente sociale veranderingen en ijvert voor een terugkeer naar traditionele rollenpatronen.

Het Nieuw-Vlaamse postfeminisme?

Na het uiteenvallen van de Volksunie in 2001, richtte een Vlaams-nationalistische en centrumrechtse fractie de Nieuw-Vlaamse Alliantie Nieuw-Vlaamse Alliantie
De N-VA is op electoraal vlak de meest succesvolle Vlaams-nationalistische partij ooit en slaagde er ook in om de grootste Belgische partij te worden. Ze zit bijna 20 jaar in de Vlaamse R... Lees meer
(N-VA) op. In haar beginjaren bleef N-VA relatief klein, maar tijdens de jaren 2010 groeide ze uit tot de grootste partij van Vlaanderen. De quotawet van 2002, die bepaalde dat er een gelijk aantal mannelijke en vrouwelijke kandidaten op de kieslijsten moest staan, in combinatie met de toegenomen populariteit van het Vlaams-nationalisme, heeft ervoor gezorgd dat ook het aantal Vlaamsgezinde vrouwelijke politici aanzienlijk is gestegen. Toch worden gunstige kiesplaatsen vooral aan mannen toebedeeld, waardoor vrouwen tot vandaag ondervertegenwoordigd blijven in wetgevende en uitvoerende mandaten. Het aandeel N-VA-vrouwen in de Kamer is sinds 2003 geëvolueerd van 0% naar 44% van het totale aantal N-VA’ers, wat correspondeert met de genderverhoudingen binnen andere partijen. Hoewel de aanwezigheid van N-VA-vrouwen in het Vlaams Parlement Vlaams Parlement
Het Vlaams Parlement is de parlementaire vergadering van de Vlaamse deelstaat in het federale België. Zijn geschiedenis kent drie grote fasen: de periode van de Cultuurraad voor de Neder... Lees meer
tot 2014 lager lag dan het gemiddelde, heeft de partij momenteel met 48,6% na Groen Groen
In 1982 werd onder de naam AGALEV in Vlaanderen een ecologische partij opgericht, die zich later Groen! noemde en vandaag Groen. Lees meer
het grootste aandeel vrouwen. N-VA maakte in 2014 voor het eerst deel uit van de federale regering, maar de drie verkregen ministerposten werden enkel aan mannen toebedeeld. Elke Sleurs Sleurs, Elke
Elke Sleurs (1968) is gynaecologe van opleiding en politica voor de Nieuw-Vlaamse Alliantie (N-VA). Ze stamt uit een Vlaams-nationalistisch gezin en zetelt sinds 2014 in het Vlaams Parlem... Lees meer
werd wel staatssecretaris voor Gelijke Kansen, tot ze in 2017 vervangen werd door Zuhal Demir Demir, Zuhal
Lees meer
. Beiden hebben in hun beleid sterk ingezet op de strijd tegen gendergerelateerd geweld. In hetzelfde jaar werd Liesbeth Homans Homans, Liesbeth
Historica Liesbeth Homans (1973) is sinds de oprichting van de Nieuw-Vlaamse Alliantie (N-VA) actief in deze partij, waarvan zij een van de vrouwelijke boegbeelden is. Zij was onder meer... Lees meer
de eerste vrouwelijke minister uit een Vlaams-nationalistische partij in de Vlaamse regering. In 2019 werd ze ook de eerste vrouwelijke minister-president van Vlaanderen (hoewel dit slechts om een vervanging van vier maanden ging). Na haar heeft enkel Demir een ministerpost gekregen in 2019, naast drie mannelijke N-VA-ministers.


Oproep van de partij N-VA om deel te nemen aan de parade van Antwerp Pride, 13 augustus 2023.
Oproep van de partij N-VA om deel te nemen aan de parade van Antwerp Pride, 13 augustus 2023.

De verkiezingsprogramma’s van N-VA besteden aandacht aan gendergelijkheid, in het bijzonder op de arbeidsmarkt. De opvatting dat gelijke kansen goed zijn voor de economie, kadert binnen de sterkere neoliberale profilering van de partij. Overeenkomstig hiermee benadert N-VA genderongelijkheid als een individueel in plaats van een structureel probleem. De partij wil de quotawetgeving terugschroeven, omdat ze niet gelooft dat gendervooroordelen een aanstelling op basis van persoonlijke merites in de weg staan. Voorzitter Bart de Wever De Wever, Bart
Bart de Wever (1970) is een Vlaams-nationalistisch politicus. Hij is sinds 2004 voorzitter van de N-VA, die onder zijn voorzitterschap de grootste partij van België werd. Sinds 2013 is hi... Lees meer
laat zich positief uit over een vervrouwelijking van de politiek, maar vindt dat vrouwen de afgelopen jaren al een grote inhaalbeweging hebben gemaakt. De postfeministische overtuiging dat gendergelijkheid in Vlaanderen bereikt is en veeleer een kwestie is geworden van vrije keuze dan van onoverkomelijke barrières, blijkt ook uit de campagne ‘Nieuw-Vlaams Feminisme’ die N-VA in 2018 lanceerde als rechts alternatief voor het linkse feminisme. De gezichten van deze campagne waren politici met een migratieachtergrond, zoals Assita Kanko, Darya Safai en Pinar Akbas. Door deze vrouwen naar voren te schuiven als overtuigde aanhangers van het individualistische ‘hogehakkenfeminisme’ en bijgevolg geslaagde voorbeelden van integratie, raakt ook het N-VA-discours aan het femonationalisme. De sterke focus op de hoofddoek en op vrouwelijke genitale verminking in deze campagne ondersteunt bovendien het anti-migratiediscours van de partij. Vandaag stelt de partij zich steeds kritischer op tegenover het feminisme, dat samen met andere emancipatiebewegingen onder de noemer ‘woke’ wordt bekritiseerd als identitair en polariserend.

Vlaams Belang: de strijd tegen ‘woke’

Na de veroordeling van het Vlaams Blok wegens racisme Racisme
Lees meer
in 2004, wijzigde de partij haar naam in Vlaams Belang. Inhoudelijk veranderende er weinig. De beginselverklaring hechtte opnieuw veel belang aan het traditionele, kroostrijke gezin en bleef zich afzetten tegen de multiculturele samenleving, onder andere omwille van het femonationalistisch motief dat islamitische culturen de gelijkheid tussen mannen en vrouwen zouden bedreigen. Vandaag deelt de partij de ‘anti-woke’ houding van N-VA en stelt zich kritisch, vaak ronduit spottend op tegenover de linkse feministische beweging. Parallel aan andere extreemrechtse organisaties in Europa, verlangt ze een terugkeer naar oude genderidealen, waarbij vrouwen de zorg voor het gezin op zich nemen en mannen de kost winnen. Ondanks de antilinkse houding van de partij, staat het Vlaams Belang, in tegenstelling tot de neoliberale N-VA, positief tegenover sociale maatregelen voor gezinnen, zoals de uitbreiding van het ouderschapsverlof en de uitkering van een opvoedersloon.

Hoewel het Vlaams Belang in haar partijprogramma van 2019 het gezin ruimer interpreteert dan ‘het klassieke gezin uit de 20ste eeuw’, keuren verschillende VB-politici het homoseksueel ouderschap openlijk af. Kinderen hebben volgens voorzitter Tom van Grieken Van Grieken, Tom
Tom van Grieken (1986) is volksvertegenwoordiger en partijvoorzitter van het Vlaams Belang. Lees meer
‘het recht om een mama en papa te hebben’. De laatste jaren stelde de partij vaker homofoob geweld aan de kaak, maar aangezien de nadruk ligt op geweldplegingen door daders van niet-Westerse origine, past deze stellingname meer binnen een homonationalistisch discours dan binnen een homovriendelijke overtuiging.


In de sociale media campagnes van het Vlaams Belang worden vrouwen doorgaans in ‘traditionele’ zorgende rollen gepresenteerd zoals moeder, verpleegkundige of leerkracht. Foto Vlaams Belang.
In de sociale media campagnes van het Vlaams Belang worden vrouwen doorgaans in ‘traditionele’ zorgende rollen gepresenteerd zoals moeder, verpleegkundige of leerkracht. Foto Vlaams Belang.

Het VB neemt als politieke partij geen uitdrukkelijk vrouwonvriendelijke of homo- en transfobe standpunten in, maar heeft wel banden met de alt-right organisatie Schild & Vrienden (S&V) die hier niet voor terugdeinst. Voorzitter Dries van Langenhove Van Langenhove, Dries
Lees meer
, onafhankelijk Kamerlid in de VB-fractie van de Kamer, verzuchtte in een interview met de Hongaarse premier Viktor Orbán dat Vlaamse vrouwen te veel tijd investeren in hun persoonlijke ontwikkeling en te weinig in het stichten van een gezin. Omdat hun prioriteit bij het moederschap zou moeten liggen, is hij ervan overtuigd dat vrouwen niet thuishoren in de politiek. S&V heeft weinig actieve vrouwelijke leden en draagt een specifieke mannelijke cultuur uit, met een bijzondere aandacht voor het mannenlichaam. Daarnaast ridiculiseert deze organisatie openlijk homoseksualiteit en hekelt ze de positieve media-aandacht voor transgenders.

Tot vandaag blijft het Vlaams Belang grotendeels een mannenbastion. In 2012 moest het een oproep lanceren om vrouwen te vinden voor zijn kieslijsten, omdat de partij anders niet zou beantwoorden aan de wet betreffende de evenredige representatie. Ook werd Vlaams Belang er al meermaals op aangesproken dat het aan het ritsprincipe probeert te ontkomen door schijnkandidaturen in te dienen. Het aandeel VB-vrouwen in de Kamer ligt dan ook lager dan dat van andere partijen en is geëvolueerd van 23,5% in 2007 tot 38,9% in 2019. In het Vlaams Parlement gaat het nog moeizamer: van 28,1% vrouwelijke mandatarissen in 2004 naar 30,4% in 2019. Toch is er geen enkele VB’er of VB’ster die openlijk zijn of haar ongenoegen uit over de mandatenverdeling door de partijtop, wat erop wijst dat de conservatieve houding van de partij tegenover genderverhoudingen breed gedragen wordt.

Besluit

Deze bijdrage  verkent de geschiedenis van de Vlaamse beweging vanuit een genderperspectief. Enerzijds werd in kaart gebracht welke verschillende verwachtingen er heersten ten opzichte van Vlaamse mannen en vrouwen. Dit werd gecontrasteerd met de werkelijke genderverhoudingen binnen de culturele, sociale en politieke netwerken van de beweging. Hoewel er de laatste jaren al heel wat casuïstische vrouwen- en genderstudies naar de Vlaamse en Vlaams-nationalistische beweging werden uitgebracht, ontbreekt het tot op vandaag aan meer integratieve en langetermijnbenaderingen. Hierdoor bleven heel wat belangrijke thema’s onderbelicht in dit overzichtsartikel. Het standaardnarratief van de geschiedenis van de Vlaamse beweging werd gevolgd, waarbij in de 19de en vroeg-20ste eeuw de nadruk op cultuur en literatuur lag, terwijl voor de tweede helft van de 20ste eeuw bijna exclusief op partijpolitiek werd gefocust. Bovendien betreft het vooral top-down onderzoek, waardoor er vooralsnog weinig geweten is over de manier waarop Vlaamsgezinde mannen en vrouwen de normen die van bovenaf werden opgelegd beleefden en ook effectief onderschreven in hun dagelijks leven. Verder focust het huidige onderzoek nauwelijks op intersectionaliteit: meer aandacht voor de interactie van gender met andere sociale categorieën zoals leeftijd of klasse, zou eventuele verschillen in opvattingen en gedrag tussen mannen onderling en vrouwen onderling kunnen blootleggen.

Toch konden we een viertal algemene tendensen ontwarren in het onderzoek tot op heden. Ten eerste valt op dat de topoi die in de 19de eeuw ‘uitgevonden’ en verspreid werden door het cultuurflamingantisme erg krachtig bleken en bleven doorwerken tot diep in de 20ste eeuw. In het bijzonder de voorstelling van de natie als gezin, bestaande uit heldhaftige Vlaamse zonen, gedienstige dochters en een vereerde moeder (de natie), werd geïntroduceerd in de Vlaamse Beweging door literatoren Conscience en Rodenbach, maar werd tijdens en na de Eerste Wereldoorlog overgenomen door het ontluikende Vlaams-nationalisme, speelde op discursief niveau een sleutelrol in zijn radicalisering in fascistische zin en bleef nog lange tijd na de Tweede Wereldoorlog een radicaal-rechtse strekking binnen het Vlaams-nationalisme kleuren. Dat er een zekere continuïteit was, wil uiteraard niet zeggen dat deze familiale symboliek onveranderlijk dezelfde bleef en niet mee-evolueerde met haar politieke en ideologische context, die voortdurend in beweging was.

Ten tweede lijkt de hypothese gewettigd dat de Eerste Wereldoorlog als scharnierfase voor de Vlaamse beweging een impact had op de genderidealen die gepropageerd werden. De toenemende populariteit van de idee dat Vlaanderen zich moest bevrijden van een onderdrukkend België, ging gepaard met een scherpere afbakening van de gendergrenzen en een virieler discours. De radicalisering van Vlaams-nationalistische genderbeelden -- die onder meer tot uiting kwam in de voorstelling van Vlaamse mannen als hypermasculiene ridders -- culmineerde tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar bleef ook nadien doorleven binnen ‘zwarte’ groeperingen – bijvoorbeeld de neonazistische VMO tijdens de jaren 1970.


Het beeld van de man als strijder en de vrouw als moeder bleven ook na de Tweede Wereldoorlog doorleven. Prentkaart ontworpen door Luc de Ro en gepubliceerd door de uitgeverij Oranje, 1952. (ADVN, VPR162)
Het beeld van de man als strijder en de vrouw als moeder bleven ook na de Tweede Wereldoorlog doorleven. Prentkaart ontworpen door Luc de Ro en gepubliceerd door de uitgeverij Oranje, 1952. (ADVN, VPR162)

Opgelegde genderrollen werden, ten derde, niet altijd tot op de letter gevolgd. Mannen en vrouwen hadden een zekere bewegingsruimte binnen de heersende verwachtingen. In het bijzonder bij het verrechtsende Vlaams-nationalisme tijdens het interbellum springt het paradoxale effect van de politisering van de private sfeer in het oog. Door, vanuit een bezorgdheid om de reproductie en de opvoeding van de natie, moederschap op de politieke agenda te plaatsen, creëerden mannelijke elites een opening voor (geprivilegieerde en uitzonderlijke) vrouwen om zich te mengen in het publieke debat. Ook in andere periodes en politiek-ideologische contexten kon zich echter een soortgelijk effect voordoen. Zo lijken zich parallellen af te tekenen tussen Belpaires profilering als ‘Moeder Vlaanderen’, Van den Berghes Senaatszetel als beloning voor haar inzet in de amnestiebeweging, Gyselens stem in de media over Vlaamse vrouwenplichten onder nazistisch bewind en Colens langdurige positie als Volksvertegenwoordiger om traditionele gezinswaarden te verdedigen.

Aangaande de werkelijke genderverhoudingen binnen de Vlaamse beweging bemerken we, ten slotte, een eerste omslagfase tijdens het interbellum. De verbetering van het Nederlandstalige (meisjes)onderwijs, de invoering van het mannenstemrecht, de uitbreiding van Vlaamse jeugd- en volwassenverenigingen voor mannen en vrouwen… creëerden een steeds groter wordende Vlaamsgezinde en politiek bewuste massa, die niet alleen meer vrouwen, maar ook meer mannen en mensen van verschillende sociale lagen en leeftijden op de been bracht. Vlaamse vrouwenverenigingen werden een vaste waarde op manifestaties en de jonge Vlaams-nationalistische partijen richtten specifieke afdelingen op om meer vrouwen te engageren voor de Vlaamse zaak. Het behoudende genderdiscours tijdens het interbellum en in de jaren 1950 maakte evenwel dat, op enkele witte raven na, de politiek-culturele elite exclusief mannelijk bleef. In het spoor van de tweede feministische golf groeide het protest tegen de moeizame integratie van vrouwen in de Volksunie. Het duurde tot de jaren 1990 vooraleer vrouwen ook effectief in het partijbestuur werden opgenomen en tot na de pariteitswetten van 2002 voor ze gelijke verkiezingskansen kregen. Vandaag zijn mannen nog steeds oververtegenwoordigd in politieke functies – al geldt dit voor het merendeel van de politieke partijen in België. Dankzij de groeiende populariteit van N-VA en VB sinds de jaren 2010, lijken er evenwel steeds meer vrouwen gewonnen voor het partijpolitieke Vlaams-nationalisme.

Literatuur

– L. Gevers, Bewogen jeugd: ontstaan en ontwikkeling van de katholieke Vlaamse studentenbeweging (1830-1894), Leuven, 1987.
– E. van Boven, Een hoofdstuk apart. ‘Vrouwenromans’ in de literaire kritiek 1898-1930, 1992.
– K. Celis en A. Godfroid, Vrouwen en Oorlog. 16de tot 20ste eeuw, 1997.
– L. van Molle en E. Gubin, Vrouw en politiek in België, 1998.
– N. Yuval-Davis, Gender and Nation, 1998.
– N. Bracke, Gender en Vlaams-Nationalisme tijdens het Interbellum en de Tweede Wereldoorlog, in: Doscendo discimus. Liber amoricum Romain Van Eenoo, 1999, pp. 529–543.
– M. Beyen, Zuivere geest in zuivere lichamen. Het literaire trio Uilenspiegel – Nele – Lamme en de gegenderde kracht van de natie, in: K. Wils (red.), Het lichaam (m/v), 2001, pp. 209–230.
– P. Couttenier, Women writing in 19th-century Flanders, in: S. van Dijk, L. van Gemert, en S. Ottway (red.), Writing the history of women’s writing: toward an international approach, 2001, pp. 21–27.
– M. Meijer, Gender effects of male literary discourse: the case of Hélène Swarth, in: S. van Dijk, L. van Gemert en S. Ottway (red.), Writing the history of women’s writing: toward an international approach, 2001, pp. 109-122.
– M. van Ginderachter, “De ongekroonde koningin van Vlaanderen”. Rosa de Guchtenaere herdacht (1875-1942), in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 60, 2001, nr. 2, pp. 96–113.
– M. van Ginderachter, Mythen en martelaren in het Vlaams-nationalisme. De beeldvorming rond Rosa de Guchtenaere (1875-1942), in: Tijdschrift voor Geschiedenis, jg. 114, 2001, nr. 3, pp. 394–410.
– A. Dereere en H. van Beeck, Marie Elisabeth Belpaire (1853-1948): facetten van een levenswerk, 2002.
– M. van Ginderachter, “Dragen en baren willen we” of “Wij zijn zelf mans genoeg”? De ambivalente verhouding tussen vrouwen en het Vlaams-nationalisme tijdens het Interbellum, in: Revue Belge de philologie et d’histoire, jg. 80, 2002, nr. 2, pp. 531–561.
– M. van Ginderachter, “Ik dien!” en andere goede voornemens. Vrouwen en Vlaams-nationalisme tijdens het Interbellum, in: Verslagen van het R.U.G.-Centrum voor Genderstudies, jg. 11, 2002, pp. 19–28.
– V. vanden Daelen, Vrouwbeelden in het Vlaams Blok, 2002.
– K. Vanhove, Het Vrouwbeeld van Vier Vlaamse Politieke Partijen En Hun Vrouwelijke Mandatarissen, 2003.
– M. Sinha, Gender and Nation, in: B. Smith (red.), Women’s History in Global Perspective, 2004, pp. 229–274.
– H. de Smaele, De onmachtigen. Mannelijkheid en de idealen van de literaire avant-garde in Vlaanderen, in: R. De Bont, G. Reymenants en H. Vandevoorde (reds), Niet onder één vlag: Van nu en straks en de paradoxen van het fin de siècle, 2005, pp. 181–194.
– G. Reymenants, “Den invloed der vrouw in de samenleving” Waarom vrouwen in Van Nu en Straks ontbreken, in: R. De Bont, G. Reymenants en H. Vandevoorde (red.), Niet onder één vlag: Van nu en straks en de paradoxen van het fin de siècle, 2005, pp. 195–209.
– F. van Campenhout, Vrouwen in de Vlaamse Beweging, 2005.
– M. van Ginderachter, Gender, the extreme right and Flemish nationalist women’s organisations in interwar Belgium, in: Nations and nationalism. Journal of the Association for the study of Ethnicity and Nationalism, jg. 11, , 2005, nr. 2, pp. 265–284.
– S. Bollen en M. de Metsenaere, Vrouwen en bestraffing van de collaboratie na de Tweede Wereldoorlog: Twee casestudies over incivieke vrouwen in de naoorlogse zuivering, in: Sophia. Acta van het Colloquium 2005: Genderstudies: een genre apart?, 2006, 176–205.
– K. Celis en P. Meier, De macht van het geslacht: gender, politiek en beleid in België, 2006.
– M. de Metsenaere, Foute vrouwen in Vlaanderen na de Tweede Wereldoorlog: de casus Gent-Wollestraat, in: Historica, jg. 29, 2006, nr. 3, pp. 3–5.
– S. Fiers, E. Sevranckx, A. Hondeghem, P. Delwit, B. Maddens en E. Gerard, De deelname van mannen en vrouwen aan de Belgische politiek, Brussel, 2006.
– P. Meier, B. Rihoux, S. Erzeel, A. Lloren, en V. van Ingelgom, Belgische partijen en seksegelijkheid. Een trage maar gestage evolutie?, 2006.
– M. de Metsenaere en S. Bollen, Schandelijke liefde. Sentimentele collaboratie en haar bestraffing in België na de Tweede Wereldoorlog, in: Wetenschappelijke Tijdingen, jg. 66, , 2007, nr. 3, pp. 228–259.
– L. Vandenbussche, Schoon, zoet en zedig? De literaire kritiek over het werk van vrouwen in Vlaamse, neutrale en liberale tijdschriften (1870-1914), in: Verslagen van het RUG-centrum voor genderstudies, nr. 17, 2008, pp. 29-45.
– G. Coene en C. Longman, Gendering the diversification of diversity. The Belgian hijab (in) question, in: Ethnicities, jg. 8, 2008, nr. 3, pp. 302–321.
– K. Humbeeck, “Mama, zei hij”: vrouwbeelden en verbale manhaftigheid in Filip De Pillecyns repressieroman, in: Filip de Pilleceynstudies IV, Hamme, 2008, pp. 95-120.
– M. de Ridder, Staatsgevaarlik! De activistische tegentraditie in de Vlaamse letteren 1912-1933, Universiteit Antwerpen, doctoraatsverhandeling, 2009.
– K. Humbeeck, Manhaftigheid, arbeid en gemeenschap in de romans Houtekiet en De Soldaat Johan, in: Filip de Pilleceynstudies V, Hamme, 2009, pp. 27-48.
– L. Vandenbussche, Dichteres in de branding. Blanka Gyselen (1909-1959) voor vrouw, volk en vaderland, in: L. Devos, Y. ’t Sjoen, L. Stynen (red.), Verbrande schrijvers: ‘culturele’ collaboratie in Vlaanderen (1933-1953), Gent, 2009, pp. 163-182.
– L. Vandenbussche, The “struggle for life”: Virginie Loveling (1836-1923), in: Schrijvende vrouwen: een kleine literatuurgeschiedenis van de Lage Landen (1880-2010), 2010, pp. 18–21.
– A. Debbaut, Ongebonden best: Nelly Maes, vrouw en Vlaams, 2013.
– H. Grevers, Van landverraders tot goede vaderlanders. De opsluiting van collaborateurs in Nederland en België, Amsterdam, 2013.
– P. Henderix, Mannelijkheid in Vlaamse katholieke scoutsgroepen tijdens het interbellum, Universiteit Gent, onuitgegeven masterscriptie, 2013. [https://libstore.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/153/RUG01-002060153_201…]
– L. Lefranc, “Wilskrachtige mannen en medelijdende vrouwen”. Een discoursanalyse van Vlaams-nationalistische genderconstructies in herdenkingen van de Eerste Wereldoorlog op de IJzerbedevaarten (1920-1944), Universiteit Gent, , onuitgegeven masterscriptie, 2014. [https://www.scriptiebank.be/scriptie/2014/wilskrachtige-mannen-en-medel…]
– G. Reymenants. Marie Elisabeth Belpaire: gender en macht in het literaire veld, 1900-1940, 2014.
– T. Akkerman, Gender and the radical right in Western Europe: a comparative analysis of policy agendas, in: Patterns of Prejudice, jg. 49, 2015, nr. 1–2, pp. 37–60.
– E. Gubin en H. de Smaele, Vrouwen en mannen ten oorlog, 1949-1918: gender@war, 2015.
– L. Lefranc, “Den nieuwen mensch” als homo fascistus? “Fascisering” van mannelijkheidsidealen op de Vlaams-nationalistische IJzerbedevaarten tijdens de late jaren dertig en WOII, in: Historica, 2015, nr. 3, pp. 22–27.
– K. Humbeeck, Omtrent De Kerels van Vlaanderen: eerste aanzet tot een kleine draagbare geschiedenis van de Vlaamse Kerel, in: K. Humbeeck, K. Absillis en J. Weijermars, De Grote Onleesbare: Hendrik Conscience herdacht, Gent, 2016, pp. 113-174.
– W. Roelant, Hij leeft in ons!... De literaire beeldvorming van Joris Van Severen, Universiteit Antwerpen, onuitgegeven masterscriptie, 2017.
– I. Thibaut, Zij zullen hem/haar niet temmen, de fiere Vlaamse leeuw(in). Een onderzoek naar gender in het discours van de N-VA en het Vlaams Belang, Universiteit Gent, onuitgegeven masterscriptie, 2019.
– M. Roeges, Vrouwen in de collaboratie, 2019, geraadpleegd op 30/06/2021, op: https://www.belgiumwwii.be/nl/belgie-in-oorlog/artikels/vrouwen-in-de-c…
– D. Vandenbroucke, Joris Van Severen. De verleiding van een fascist, 2019, geraadpleegd op 5/8/2023, op: https://www.belgiumwwii.be/nl/debatten/joris-van-severen-de-verleiding-…
– A. Fuhrmann, “En vandaag kunnen wij verzekeren: Verschaeve is niet dood!” Discours en retoriek tijdens de bedevaarten naar Solbad Hall (1950-1973), in: Wetenschappelijke Tijdingen, 2020, nr. 4, pp. 221-292.
– Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen, De politieke vertegenwoordiging van vrouwen na de verkiezingen van 26 mei 2019, 2020.
– K. Jacobs, Radicaal-rechtse seks, 2021.

Suggestie doorgeven

2023: Lith Lefranc

Databanken

Inhoudstafel